College 5: Reinforcement, stimuli van discriminatie en generalisatie Flashcards

1
Q

continous reinforcement

A

Wanneer gedrag aangeleerd wordt, is het van belang om bij iedere keer dat het gewenste gedrag vertoont wordt te belonen (consequent)

Als het gedrag eenmaal is aangeleerd is, is het van belang om gebruik te maken van een variabel schema van bekrachtigen. (voorkomen van extinctie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

fixed-ratio schema

A

wordt na een vast aantal responsen een beloning gegeven

FR1: elke keer op het potje plassen is een knuffel

FR3 elke 3 sommen een compliment

FR30 elke 30 dagen gewerkt salaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

variabele-ratio schema

A

na een gemiddeld aantal responsen een beloning gegeven. Hierdoor wordt het onvoorspelbaarder voor degene die beloond wordt.

VR1: soms na 1, soms na 2 keer een knuffel

VR3: na 1, 2, 3, 4, of 5 sommen lof, dus gemiddeld na drie sommen belonen

VR30, na 29, 30, 31 dagen werken salaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

duratie schema

A

gekeken naar de duur van de RESPONS. Hierij moet het gedrag gedurende een periode van tijd constant aanwezig zijn. Een voorbeeld hiervan is wanneer iemand 30 minuten moet studeren, om daarna 15 minuten piano te mogen spelen. Hij moet dan wel eerst x aantal minuten (in dit geval 30) hebben gestudeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Interval schema

A

gedrag dat wordt bekrachtigd na een bepaalde tijd ongeacht hoe vaak het gedrag heeft plaatsgevonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Limited hold (LH)

A

tijdsbestek waarbinnen een reactie moet plaatsvinden. BV. binnen 10 minuten moet kamer opgeruimd zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Stimulusdiscriminatie (Sd) en stimulusextinctie (Sdelta)

A

gekeken naar niveau van antecedenten.

Aan de hand van de Skinnerbox: Rat kreeg eten bij groen licht, geen eten bij rood. Antecedent was dus rood/groen licht en obv kon de rat voorspellen of het wel of geen eten kreeg.
Groen licht is dus de stimulusdiscriminatie en stimulusextinctie was het rode licht want rat leerde dat dan het eten niet kwam.

Stimulus extinctie is het weten of het gedrag bekrachtigd gaat worden of niet. (NIET HETZELFDE ALS STRAF) gaat over de juiste tijd en plaats (inschatten wanneer je het dus wel krijgt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Absolute stimulus controle

A

meeste kans op respons bij een getrainde stimuluswaarde. Het gaat om leren obv ervaring. Zo is het stoppen bij rood licht aangeleerd gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Relatieve stimuluscontrole

A

reageren op verschillen tussen stimuli. Soms kan iets niet goed worden aangeleerd, omdat het een nieuwe situatie is, waardoor je niet kan vertrouwen op die aangeleerde ervaring.

In dat geval ga je vooral reageren op de verschillen tussen de (vaak nieuwe) stimuli, zoals gezichten en lichaamshouding om te bepalen met wie je een praatje gaat maken. Je kan dan niet terugvallen op wat je hebt aangeleerd, maar wel wat je weet over aardige en niet-aardige gezichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

stimulusgeneralisatie

A

op het moment dat gedrag voldoende is aangeleerd, is vaak te zien dat er sprake is van stimulusgeneralisatie: als men een beetje verschillende stimuli laat horen die net verschilt dan wat is aangeleerd kan het nog steeds gekoppeld worden aan hetzelfde gedrag.

transfer van getrainde gedrag naar de natuurlijke omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

responsgeneralisatie

A

ontwikkeling van nieuw gedrag dat nog niet eerder getraind is. Maar wel zelfde respons bij een andere stimulus. Denk aan de flesjes en baby’s. Baseert op eerdere ervaring bij dingen waarmee wel is geoefend.

ofwel gewoon het generaliseren van de reactie op verschillende situaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

behaviour maintenance

A

het getrainde gedrag blijft bestaan na verloop van tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

establishing operation

A

tijdelijke reinforcer effectiever en maaktk dat gedrag dat in het verleden tot de reinforcer leidde (tijdelijk) meer waarschijnlijk.

BV. als iemand lang niet mag gamen, wordt het aantrekkelijker om te gamen en heeft hij er waarschijnlijk ook meer voorover om die beloning te bereiken. Sprake van meer motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

abolishing operation

A

maakt (tijdelijk) de reinforcer minder effectief en maakt gedrag dat in het verleden tot de reinforcer leidde (tijdelijk) minder waarschijnlijk. Hierbij wordt motivatie weggenomen. Als je heel veel toegang hebt gehad tot de bekrachtiger, wordt deze minder aantrekkelijk en heb je er minder voor over om daar iets voor te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Intermittent reinforcement

A

een methode waarbij een gedrag met tussenpozen positief wordt versterkt in plaats van telkens wanneer het zich voordoet

reactiesnelheid verwijst naar het aantal keren dat een gedrag zich voordoet in een bepaalde periode.

schema van versterking is een methode die specificeert welke voorvallen van een bepaald gedrag, indien aanwezig, moeten worden versterkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ratio strain

A

Als het aantal reacties onmiddelijk op een hoog aantal wordt gezet, zonder kleinere tussenliggende FR-waarden, kan het gedrag verslechteren en lijkt het alsof het aan het uitdoven.
Deze verslechtering doro het te snel verhogen van FR schema wordt ratio strain genoemd

17
Q

free-operant procedure

A

is een procedure waarin het individu ‘vrij’ is om te reageren met verschillende snelheden in de zin dat er geen beperkingen zijn op opeenvolgende reacties

18
Q

discrete-trials procedure

A

is het individu ‘niet vrij’ om te reageren op elke snelheid die hij of zij kiest, omdat de omgeving beperkingen oplegt aan de beschikbaarheid van de responsmogelijkheden

19
Q

wat is operant stimulus discrimination training

A

verwijst naar de procedure van het versterken van een respons in de aanwezigheid van een discriminatieve stimulus en het uitdoven van die respons in de aanwezigheid van een extinction stimulus. Na voldoende training kunnen de effecten beschreven worden als:

  • goede stimuluscontrole: een sterke correlatie tussen het optreden van een bepaalde stimulus/respons
  • stimulus discrimination: een respons treedt op bij een discriminatieve stimulus, niet bij een extinctionstimulus
20
Q

Wat zijn de valkuilen van generalisatie?

A

unaware misapplication pitfall
= een gedrag aangeleerd in een situatie waarin het gepast is, kan stimulus generalisatie vertonen naar een situatie die ongepast is.

failure-to-apply pitfall
= sommige gedragsprocedures worden niet toegepast omdat ze complex zijn en gespecialiseerde kennis of training vereisen.