College 4: Aversieve stimuli Flashcards

1
Q

Straf

A

is onderdeel van operante conditionering. Het is een directe consequentie op vertoond gedrag, met als doel het gedrag te verminderen.

straf volgt direct op het gedrag
het is geen vorm van morele sanctie, wraak of vergelding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Positieve bestraffing

A

het toevoegen van iets dat het kind niet wil, waardoor hij zich bang voelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Negatieve bestraffing

A

het wegnemen van iets dat het kind wel wil, waardoor hij zich gefrustreerd voelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

positieve bekrachtiging

A

het toevoegen van iets dat het kind wil, waardoor hij zich blij voelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

negatieve bekrachtiging

A

het wegnemen van iets dat de hond niet wil, waardoor hij zich opgelucht voelt (escape + avoidance)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

extinctie

A

het gedrag heeft geen gekoppelde consequentie en verdwijnt daardoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

unconditioned punishers

A

straffen zonder het voorgaand leereffect. (bv. jezelf verbranden aan een hete pan, een tik krijgen als je iets afpakt of een corrigerende tik)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

reprimande

A

verbale vormen van straf, zoals een ouder die zegt ‘stoppen nu’. Vorm is vaak geconditioneerd, omdat deze vaak samengaat met andere vormen van straf. Als het kind dus niet stopt, volgt er een heftigere opvolging (leereffect).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

time-out

A

een periode na het ongewenste gedrag waardoor de persoon bepaalde bekrachtigers mist. Hierbij wordt de persoon uit de situatie gehaald of er wordt voor gezorgd dat de persoon in de situatie geen bekrachtigers meer kan ontvangen.

Goed kijken naar of de time-out plek wel geschikt is en niet toch een bekrachtiger.

exclusionary = uitsluitend, waarbij het kind uit de situatie wordt gehaald

non-exclusionary = niet-uitsluitend, waarbij het kind na het ongewenste gedrag geen recht meer heeft op de beloning die het eigenlijk zou krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

fysieke straf

A

zoals een pijnprikkel, een gevoel van walging, schrik of een vieze geur. Dus een lichamelijke aversieve prikkel. Veel vormen van fysieke bestraffing houden mensen uit gevaar of in veiligheid, zoals bij het aanraken van een hete pan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

response cost

A

boete, dus het inleveren van bv. geld, tokens of speeltijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Parent Management Training Oregon (PMTO)

A

is een oudercursus die ontwikkeld is door Patterson en is gebaseerd op het Social Interactional Learning Model. –> deze gaat er vanuit dat het verhelpen van gedragsproblemen bij kinderen vooral zit in het aanpassen van de sociale omgeving.

In de praktijk ziet dat er als volgt uit:
- gedragsproblemen verminderen door ouders effectieve opvoedingsstrategieen aan te leren; effectief grenzen stellen en zicht en toezicht houden op wat het kind doet.

er wordt gewerkt vanuit het systeem, omdat het gedrag en functioneren van een kind beinvloed wordt door de omgeving, namelijk de opvoedvaardigheden van de ouders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

5:1 regel

A

de ouder moet 5 positieve dingen zeggen tegenover 1 negatief ding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

escape conditioning

A

wordt een aversieve stimulus weggehaald, waardoor het gewenste gedrag toeneemt. VB:
Baby huilt –> ouders wiegen –> baby stopt met huilen

overvraagd worden op school –> thuiszitten –> niet meer overvraagd worden

kind gilt in de winkel om snoep –> ouder koopt snoep –> kind gilt niet meer

is niet altijd wenselijk op de lange termijn, want vermijdingsgedrag speelt het in de hand bv.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Avoidance conditioning

A

Sprake wanneer iemand bepaald gewenst gedrag laat zien om te voorkomen dat een aversieve stimulus opkomt. Dit zorgt ervoor dat de negatieve stimulus er niet zal zijn.

In avoidance conditioning is de warning stimulus een geconditioneerde aversieve stimulus, omdat de persoon weet wat hij moet voorkomen want hij heeft het al een keer meegemaakt.

VB.
Kind scheldt –> ouder dreigt met straf (warning stimulus) –> kind stopt met schelden
(dreigen is een reprimande want leereffect. Kind weet wat er gebeurd als het doorgaat)

kind ziet hond –> kind voelt angst naar aanleiding van bijtervaring (warning stimulus) –> kind loopt weg voor voorkomen gebeten te worden

kind ziet dat ouder chagrijnig is (warning stimulus) –> vermijdt ouder want voorkomt afreageren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

undiscriminated avoidance conditioning

A

avoidance conditioning zonder warning stimulus.

voorbeeld is dat iemand de hele tijd een document opslaat voor het geval er iets mee gebeurd

17
Q

unaware misapplication of punishment

A

Niet doorhebben dat je straft (en daardoor vaak goed gedrag onbedoeld afstraffen).

bv. ‘goed gedaan, maar de volgende keer moet het wel wat sneller’ - bedoeld als compliment, maar per ongeluk wordt er een straf van gemaakt

18
Q

partial knowledge misapplication of punishment

A

de beoogde straf is eigenlijk een bekrachtiger van ongewenst gedrag.

Bv. als kinderen veel negatieve aandacht vragen, zodat ze maar iets van aandacht kunnen krijgen. Vaak is te zien dat ouders dan boos worden, wat ze als straf bedoelen, maar voor het kind is het eigenlijk een beloning omdat die dan juist aandacht krijgt.