College 3: Operante conditionering Flashcards

1
Q

Contingencies of reinforcement

A

Het niet enkel hebben over het probleemgedrag maar ook wat eraan vooraf ging en wat de consequenties waren

Ofwel het ABC schema

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Premack Principle

A

gedrag dat veel voorkomt (in veel dagelijkse dingen) kan als reinforcer dienen voor gedrag dat weinig voorkomt

Bv. eet je groenten dan krijg je een toetje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Neurofeedback

A

Is een nieuw concept: hoe kunnen we kleine connecties in het brein proberen aan te passen, zodat de motivatie of het gedrag vanuit het kind anders wordt?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Operante extinction

A

houdt in dat kostte wat het kost, er geen bekrachtiging volgt op het probleemgedrag dat een kind laat zien.

(Belangrijk om te weten wat de bekrachtigers in het verleden waren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Extinction burst

A

Ineens komt het gedrag heftiger terug tijdens het extinctieproces

als ouders terugvallen in het oude patroon kan dit er voor zorgen dat het gedrag snel weer terug is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Spontaneous recovery

A

(korte) terugkeer van afgeleerd gedrag na een rustperiode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bootleg reinforcement

A

= versterking die een geplande interventie of trainingsstrategie ondermijnt of verstoort.

Het is van belang om het systeem van het kind te betrekken bij een operant extinction programma, omdat er anders risicio op bootleg reinforcement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

differential reinforcement

A

Verschillende vormen van reinforcement mogelijk

  • differential reinforcement of low rates = bekrachtiger wordt alleen gepresenteerd wanneer een respons optreedt tegen een lage ratio

-differential reinforcement of zero responding
= een bekrachtiger wordt alleen gepresenteerd wanneer een gespecificeerde gedraging niet optreedt gedurende een bepaalde periode van tijd

  • differential reinforcement of alternative behaviour
    = twee gedragingen die tegelijkertijd gereinforced kunnen worden
    Deze vorm van extinctie wordt toegepast op een probleemgedrag in combinatie met het bekrachtigen van gedrag dat ongelijk is eraan, maar niet noodzakelijk onverenigbaar met het probleemgedrag. Hierbij kan het probleem- en gewenste gedrag tegelijkertijd optreden
  • differential reinforcement of incompatible behaviour
    = een bepaalde gedraging wordt niet bekrachtigd maar de onverenigbare gedraging daaraan wel. Hierbij kan het gewenste gedrag en probleemgedrag niet gelijktijdig voorkomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Triple P

A

is een preventie- en interventieprogramma wat gericht is op:

*consistentie en het negeren van ongewenst gedrag (extinctie)

*duidelijke regels en procedures invoeren

*adviezen over reinforcement

*adviezen over de omgeving veilig en positief inrichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kiva

A

is een preventief schoolbreed anti-pestprogramma voor bevordering van de sociale veiligheid, en is gericht op groepsvorming. het pesten is hierbij een probleem van de hele klas. Verder gaat het niet om de interactie tussen de pester en het slachtoffer, maar om de interactie met de hele klas. Meelopers worden gestimuleerd om geen reinforcers meer te geven aan de pester

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Positieve bekrachtiger

A

is alles wat, wanneer het onmiddelijk na een gedrag wordt gepreseteerd, dat er voor zorgt dat het gedrag in frequentie toenee,t

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Operante gedragingen

A

gedragingen die op de omgeving inwerken om gevolgen te genereren en op hun beurt worden beinvloed door die gevolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Escape conditioning

A

negatieve bekrachtiging. stelt dat het verwijderen van aversieve stimuli direct na het optreden van een reactie de kans op die reactie zal vergroten.

postieve bekrachtiging en negatieve bekrachtiging lijken veel op elkaar doordat beide reacties verhogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Response deprivation model

A

stelt dat om een positieve bekrachtiger te zijn, de mogelijkheid om een bepaald gedrag te vertonen geen gedrag hoeft te zijn dat het individu vaak vertoont

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Motivating Operations

A

gebeurtenissen of omstandigheden die tijdelijk de effecten van een bekrachtiger veranderen en de frequentie van het gedrag dat door die bekrachtiger wordt versterkt, veranderen. Dit is een variabele die waarschijnlijkheid en richting van gedrag beinvloedt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Onmiddelijke bekrachtiging

A

Houdt in dat voor maximale activiteit een bekrachtiger onmiddelijk na de gewenste reactie gegeven moet worden. Het direct werkende effect van het principe van positieve bekrachtiging is de verhoogde frequentie van een respons vanwege de onmiddelijke bekrachtigende gevolgen.

17
Q

Natuurlijke bekrachtiging

A

bekrachtigers die volgen op gedrag in het dagelijks leven

18
Q

Uitgestelde bekrachtiging

A

Een bekrachtiger die je past later krijgt (bv. ochtend kamer opruimen, avond snoepje). kunnen een effect hebben op gedrag door instructies over het gedrag dat leidt tot bekrachtiger en of gedachten die tussen dat gedrag en uitgestelde bekrachtiger staan

19
Q

Schedule thining

A

De bekrachtigers in een programma worden geleidelijk afgebouwd

20
Q

geprogrammeerde bekrachtiging

A

bekrachtigers die systematisch door psychologen, leerkrachten en anderen in GM programma’s worden aangebracht

21
Q

Intermittent reinforcement

A

een methode of schema waarin een respons slechts af en toe of met tussenpozen wordt versterkt ipv dat het elke keer voorkomt

22
Q

resurgence

A

Het is mogelijk dat het oorspronkelijke gedrag weer de kop opsteekt als het alternatieve gedrag (B) uitdooft na combinatie van extinctie van gedrag A met positieve bekrachtiging voor alternatief gedrag (B)

23
Q

DRL

A

een bekrachtigingsschema waarbij een bekrachtiger alleen wordt aangeboden als een bepaalde reactie zich voordoet bij een lage dosering. Voorbeelden

  • limited responding DRL, er is een gespecificeerd maximaal toegestaan aantal responsen gedurende een bepaald tijdsinterval om een bekrachtiger te krijgen
  • spaced responding DRL, een bepaald gedrag mag niet voorkomen tijdens een bepaald interval, en nadat het interval voorbij is, moet een geval van dat gedrag voorkomen om een bekrachtiger te krijgen. Specifiek gedrag uitgespreid in de tijd
24
Q

DRO

A

een schema waarbij een bekrachtiger alleen wordt aangeboden als een bepaalde respons niet optreedt gedurende een bepaalde periode

25
Q

DRI

A

In plaats van dat gedrag over te laten aan toeval of onbekende factoren, kan men een incompatible respons specificeren dat versterkt moet worden bij het wegnemen van een bepaalde doelrespons. Met een incompatible respons wordt een respons bedoeld die niet tegelijkertijd met de doelrespons kan worden gegegeven. Als men beslist om een doelrespons te verminderen door er geen bekrachtigers voor in te houden en door een incompatible respons te bekrachtigen wordt het een DRI genoemd

Elke keer dat het kind de neiging heeft om aan zijn nagels te bijten, wordt het aangemoedigd om in plaats daarvan in een stressbal te knijpen.
Het kind krijgt positieve bekrachtiging (bijvoorbeeld een compliment, een sticker, of een kleine beloning) wanneer het in de stressbal knijpt in plaats van aan zijn nagels te bijten.
Omdat het fysiek onmogelijk is om tegelijkertijd aan nagels te bijten en in een stressbal te knijpen, wordt het ongewenste gedrag verminderd door het incompatibele gedrag te versterken.
Door het incompatibele gedrag (het knijpen in een stressbal) te versterken, wordt de kans kleiner dat het ongewenste gedrag (nagelbijten) voorkomt.

26
Q

DRA

A

Een alternatief voor DRI is DRA, wat een procedure is die het uitdoven van probleemgedrag combineert met het bekrachtigen van gedrag dat verschilt van, maar niet noodzakelijk onverenigbaar is met het probleemgedrag. (Dus kan wel tegelijkertijd gedaan worden)

Procedure:

Elke keer dat het kind de hand opsteekt in plaats van te roepen, wordt dit gedrag positief bekrachtigd (bijvoorbeeld met een compliment van de leraar, een sticker of extra speeltijd).
Het ongewenste gedrag (roepen) wordt genegeerd of krijgt geen aandacht, zodat het kind leert dat dit gedrag niet effectief is voor het krijgen van aandacht.
Door consistent het gewenste, alternatieve gedrag (hand opsteken) te bekrachtigen, wordt dit gedrag waarschijnlijker en het ongewenste gedrag (roepen) verminderd.