College 6 Flashcards

1
Q

Wat maakt het mogelijk een oneindig aantal betekenissen te creëren?

A

Een hiërarchische grammatica met recursieve regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is nodig voor een hiërarchische grammatica met recursieve regels?

A

Een Executive Control (CE)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe werken de taal-of communicatiesystemen van dieren?

A

Ze hebben een beperkt aantal individuele signalen die worden gekoppeld aan individuele concepten. Bij dieren is één signaal vaak ook gekoppeld aan één betekenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is Skinners visie op taal?

A

“Taal is te leren door ervaring en conditionering. Net als elke andere vaardigheid.”

Mensen kunnen dit door het statistisch leren van associaties.

Het leerproces kan worden versterkt door beloning (instrumentele conditionering.

Het is niet nodig om een abstracte grammaticale structuur te leren, conditionering en leren zijn genoeg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de universele (diepte)structuur van taal? En bij wie hoort deze structuur?

A

Onderwerp-werkwoord-object
OF
Ondewerp-object-werkwoord

Chomsky

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is bij taal niet te leren door associatie?

A

Complexe structuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hiërarchische grammatica

A

Niet elk woord heeft dezelfde functie of hetzelfde belang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Met welke stroming sluiten de overtuigingen van Skinner over taal aan?

A

Het behaviorisme, omdat er alleen gekeken wordt naar observeerbaar gedrag en niet naar de processen die zich in het hoofd afspelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wie gaf kritiek op Skinner zijn theorie over taal?

A

Chomsky

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat voor soort systeem is taal volgens Chomsky?

A

Een universeel, aangeboren grammaticasysteem dat mensen hebben. Dit kan worden gezien als een diepe, fundamentele structuur die niet alleen door ervaring kan ontstaan en dus (gedeeltelijk) aangeboren moet zijn.

Hierdoor kunnen kinderen zinnen begrijpen die ze nog nooit hebben gehoord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat stelt Chomsky over de complexe structuren van een taal?

A

Het is niet aan te leren door enkel associatief leren. Volgens hem wordt taal niet geleerd, maar verworven.
Dit onderbouwde hij door het feit dat we vaak aanvoelen of een bepaalde zin correct is of niet, maar niet kunnen zeggen waarom dit zo is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom is taal ontstaan volgens Chomsky?

A

Voor het representeren van complexe ideeën; doordat we kunnen praten over verschijnselen die niet onmiddelijk zichtbaar zijn kunnen we complexe ideeën bouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat vond Chomsky over behavioristische theorieën?

A

Hij trok de conclusie dat er meer aan de hand is met taal dan we kunnen verklaren door middel van behavioristische theorieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Grammatica

A

Taalregels voor het vormen van zinnen; de hiërarchie van taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Lateralisatie

A

Lateralisatie houdt in dat er gebieden in de linkerhersenhelft zitten die niet in de rechterhersenhelft voorkomen en vice versa. Taal zit vooral in de linkerhersenhelft.

Dit is een manier om aan te tonen dat talen regels hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Associatieve talen

A

Talen zonder regels en hiërarchie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is voor Chomsky bewijs dat taal aangeboren is?

A
  • Alle talen hebben dezelfde dieptestructuur; er wordt gebruik gemaakt van verschillende grammaticale regels voor dezelfde ‘problemen’.
  • We voelen vaak aan of een bepaalde zin correct is; we herkennen of een zin grammatisch correct is en of die logisch klopt, zonder het te kunnen uitleggen.
  • De aangeboren taalstructuren in de linkerhersenhelft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hebben dieren gelijke of ongelijke hersenhelften? En wat betekent dit voor hun vermogen voor taal?

A

Dieren hebben gelijke hersenhelften waardoor ze alleen associatieve talen kunnen leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Semantiek

A

Betekenis van woorden en zinnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Syntaxis

A

Grammatica

Het toepassen van de regels voor het combineren van woorden in zinnen en het creëren van betekenis mbv woordvolgorderegels

Beantwoord vaak de volgende vraag: wie deed wat met wie?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Grammatica

A

De manier waarop woorden worden gepositioneerd en gecombineerd in zinnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Prosodie

A

Ritme, klemtoon en intonatie.
Geeft emotionele toestand aan
Vorm: vraag, stelling, bevel
Ironie of sarcasme
Nadruk. Bv. stijgende toon = vraag

Alles wat niet in een zin zelf aanwezig is, maar wel erg belangrijk is om een zin goed te kunnen begrijpen

23
Q

Lexicon

A

Iemands kennis van woorden, betekenis en geluid

24
Q

Pragmatiek

A

Een zin zeggen maar eigenlijk een vraag stellen
Vb. “Weet jij hoe laat het is?” = “Vertel me alsjeblieft hoe laat het is”

25
Q

Discourse

A

[Gesprek]

26
Q

Morfeem

A

Kleinste betekenisvolle eenheid in een taal; een woord of een deel van een woord met een eigen betekenis, dat niet in kleinere woorddelen met eigen betekenissen kan worden opgesplitst.

Een vrij morfeem komt ook als zelfstandig naamwoord voor.

Een gebonden morfeem is een achtervoegsel of een voorvoegsel.

27
Q

Foneem

A

De kleinste geluidseenheid die een betekenisverandering kan veroorzaken in een woord.

Fonemen verschillen tussen talen.

Fonemen komen niet één-op-één overeen met letters.

28
Q

Woord

A

Eén of meer morfemen

29
Q

Het begrijpen van woorden in spraak vereist:

A

Spraaksegmentatie

30
Q

Spraaksegmentatie

A

Mogelijkheid om afzonderlijke woorden in het spraaksignaal waar te nemen

31
Q

Waar of niet waar: Tussen woorden in een zin zijn duidelijke hiaten (pauzes)

A

Niet waar: er zijn nauwelijks hiaten tussen woorden in een zin

32
Q

Luisteraars en taallerenden gebruiken veel verschillende signalen om gesproken woorden te herkennen, welke signalen zijn dit?

A

Subtiele verschillen tussen aanvang (CAP vs CAPTAIN).

Klemtoonpatroon.

Kennis van de legale order van fonemen: we weten (onbewust) welke klanken (fonemen) op elkaar mogen volgen en welke niet.

Kennis van een taal.

Overgangswaarschijnlijkheden: kans dat de ene klank op de andere volgt (verschilt per taal).

Intonatie.

Context.

33
Q

Waardoor wordt het begrijpen van woorden top-down beïnvloedt?

A

Woordfrequentie:
- Corpus analysis, frequente woorden worden sneller verwerkt dan ongewone woorden
- Hoog frequentie (functie)woorden, worden zelfs overgeslagen tijdens het lezen

34
Q

Corpus analysis

A

Hoe vaak komt het woord voor in een taal

35
Q

Waar of niet waar: woordherkenning gaat letter voor letter

A

Niet waar. Vaak volstaan eerste + laatste letters en algemene vorm, vooral als we context gebruiken

36
Q

Waar of niet waar: het woord ‘kick’ activeert de motorische cortex

A

Waar. Het woord activeert dezelfde motorische gebieden in de hersenen als wanneer je echt tegen iets aan schopt

37
Q

Hoe gaat woordherkenning?

A

Het gaat niet letter voor letter, vaak zijn de eerste en laatste letters en algemene vorm voldoende, vooral we de context gebruiken.

Een woord roept emotionele en motor associaties op

38
Q

Broca’s afasie

A

Deze mensen hebben geen probleem met semantiek, echter is hun productie en controlesysteem (syntaxis) verstoord.

Voorbeeld: Cinderella…poor…um’dopted her…scrubbed floor, um, tidy…poor, um…‘dopted…Si-sisters and motoher…ball. Ball, prince um, shoe

39
Q

Wernicke’s afasie

A

Deze mensen hebben een verminderde semantiek, maar hun zinnen kloppen wel grammaticaal gezien (syntaxis). Er is sprake van een soort woordsalade; begrip is beperkt

Voorbeeld: Uh, well this is the… the … of this. This and this and this and this. These things are going in there like that. This is things here. This one here, these two things here. And the other one here, back in this one, this one look at this one.

40
Q

Metingen gebaseerd op fysiologie

A

EEG onderzoek maakte semantische overtreding zichtbaar. Er was sprake van een negatief hersenpotentiaal 400 ms na het horen van een semantische overtreding.

Dit is bewijs voor gescheiden verwerking van semantiek en syntaxis van taal in de hersenen.

Dit negatieve hersenpotentiaal treedt niet alleen op bij woorden die onmogelijk zijn (“katten die bakken”) maar ook bij woorden die onwaar zijn. Dit suggereert dat het brein vooral gevoelig is voor onmogelijke talige stimuli en stimuli die niet passen bij wat je gewend bent te zien in de werkelijkheid.

EEG onderzoek naar een syntactische overtreding (“de katten willen niet eet”) gaf na 600 ms een positief hersenpotentiaal. Dit laat zien dat de verwerking van taal via twee ‘lijnen’ gaat: semantiek (betekenis) en syntaxis (regels)

41
Q

Twee theorieën over hoe taalkundig ontleden van zinnen gaat

A

De syntax-first benadering
Interactionist approach

42
Q

De syntax-first benadering

A

Het gaat ervan uit dat we eerst de syntaxis ontleden, los van de inhoud.
We maken eerst syntactische steigers.

We passen het syntactische principe van ‘late closure’ toe bij het begrijpen van zinnen

Vb. “After the musician played the piano, she left the stage”
Je noemt eerst het onderwerp en dan zeg je wat die deed

43
Q

Interactionist approach

A

Bij deze benadering wordt gekeken of de grammaticale analyse onafhankelijk is van de semantische analyse.

Vb. “After the musician played the piano was wheeled of the stage”. We verwachten dat de ‘musician’ iets gaat doen na het pianospelen en niet de piano. We herzien de syntactische analyse van de late closure analyse.

Er is dus een semantisch effect op de grammaticale analyse, de betekenis van woorden beïnvloedt hoe we grammatica toepassen.

44
Q

Anaforische gevolgtrekking

A

[he is Bob]
Bob woke up early that morning. He immediately remembered…

45
Q

Instrument gevolgtrekking

A

[desk is wooden table; wrote with a pen]
Shakespeare wrote Hamlet when he was sitting at his esk

46
Q

Causale gevolgtrekking

A

Sharon took an aspirin. Her headache went away
Sharon took a shower. Her headache went away

47
Q

Welke gevolgtrekkingen (interferenties) kan je gebruiken voor het begrijpen van tekst en verhalen?

A

Anaforische gevolgtrekking, instrument gevolgtrekking en causale gevolgtrekking

48
Q

Definitie situatie/simulatiemodel

A

Dit is een mentale representatie van waar een tekst over gaat. Als we taal horen, stellen we voor dat we zelf getuige zijn van hetgeen dat verteld wordt. Je neemt het perspectief aan van de hoofdrolspeler en je geeft de gebeurtenissen weer alsof je de situatie zelf ervaart.

Dit idee wordt ondersteund door een experiment waar personen zinnen te horen kregen en vervolgens het object dat bij deze zin hoorde moesten aanwijzen. Bij de zin “hij sloeg de spijker in de grond” waren de participanten sneller in het herkennen van de spijker als hij een horizontale oriëntatie had tov een verticale oriëntatie

49
Q

Kan je taal begrijpen door middel van simulaties?

A

Je bouwt situatiemodellen door bijbehorende sensorische ervaringen te activeren

50
Q

Lateralisatie in de context van objecten beter kunnen onderscheiden

A

Objecten in het rechter gezichtsveld worden perceptueel beter onderscheiden als ze uit verschillende taalcategorieën komen: taalbegrip wordt ondersteund door perceptuele simulaties

51
Q

Wat is er belangrijk bij het voeren van gesprekken?

A

Rekening houden met de ander
Gemeenschappelijke bias - gegeven en nieuwe informatie
Vraag je af welke achtergrondkennis de luisteraar al heeft over een bepaald onderwerp
Syntactische coördinatie
Samenhang belangrijk kenmerk van gesproken en geschreven teksten
Ideeën logisch koppelen

52
Q

Hoe kan je ideeën logisch koppelen?

A

Volgorde aanbrengen
Overgangen
Eenheid

53
Q

Waar of niet waar: Wernicke’s afasie wordt gekarakteriseerd door en probleem bij het produceren van spraak, niet bij het begrijpen van spraak.

A

Niet waar