College 2 Flashcards

1
Q

Van wie is de volgende definitie over selectie aandacht: “Everyone knows what attention is. It is the taking possession by the mind, in clear and vivid form, of one out of what seem several simultaneously possible objects or trains of thought. Focalization, concentration, of consciousness are of its essence. It implies withdrawal from some things in order to deal effectively with others…”

A

William James

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij het experiment met de luistertaak naar twee verhalen, wat konden ze zich nog herinneren van het verhaal in het oor waar ze niet naar moesten luisteren?

A

De fysieke kenmerken (mannen- of vrouwenstem, hard of zachte stem etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Broadbent’s Filter Model of Attention

A

Bottleneck model, alleen de informatie waar je aandacht aan besteed wordt verder verwerkt op een hoger level. Er is een Selective Filter. Dit is vroege selectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cocktail Party Effect

A

Je hoort niks van het geroezemoes om je heen, totdat iemand je naam zegt.

Dit weerlegt de theorie van Broadbent, want je snapt wel wat er wordt gezegd ondanks dat je het niet hoort. Dit is vroege selectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Attenuation model

A

“Leaky filter” model van Treisman. De attenuator filtert de fysieke kenmerken waar je aandacht aan besteedt. Hetgeen waar je geen aandacht aan besteedt gaat ook door, alleen zwakker.

In de dictionary unit bekijk je of er informatie in zit die belangrijk voor je is (zoals je naam) en dit hoor je dan wel of niet.

Bij elke stap in het proces wordt er gefilterd. Dit is vroege selectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat kwam er uit het onderzoek van MacKay

A

De deelnemers hoorden een ambigue zin in hun ene oor en een woord dat ze moesten negeren in hun andere oor. Het woord in hun rechteroor beïnvloedde/kleurde de betekenis van de zin in hun linkeroor. Dit geeft aan dat informatie veel verder in je brein komt dan eerder gedacht. Dit experiment pleit voor late selectie. Alle informatie wordt verwerkt tot het blok van betekenis, en hierna komt er een filter en gaat er slechts een deel door naar het korte termijngeheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de verschillen tussen Early filtering (Broadbent), Attenuation (Treisman) en Late filtering?

A

Early filtering (Broadbent): Input –> Detection –> deel wordt weggefilterd en het deel waar je aandacht aan geeft gaat door naar betekenis en verder
Attenuation (Treisman): Input –> Detection –> waar je aandacht aan geeft gaat volledig door naar betekenis en waar je geen aandacht aan geeft gaat door een filter gedeeltelijk door naar betekenis
Late filtering: Input –> Detection –> Meaning –> filter waarbij alleen maar een deel doorgaat naar het kortetermijngeheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Load Theory of Attention

A

De mate waarin niet relevante informatie wordt verwerkt (attentional capture) hangt af van de perceptuele load (vroege of late verwerking).

Bij een hoge perceptuele load is er geen capaciteit meer over, dus geen afleiding mogelijk door irrelevante informatie.
Bij een lage perceptuele load is er wel capaciteit over, dus makkelijk afgeleid door irrelevante informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen een lage en hoge perceptuele load?

A

High load: Je zoekt naar personen en er zijn veel personen dus de load is hoog. Er is geen afleiding van irrelevante informatie
Low load: Je zoekt naar personen en er is maar één persoon dus de load is laag. Sneller afgeleid door irrelevante informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe hoog de load is hangt af van?

A

Aantal taak relevante stimuli die worden gepresenteerd (set grootte), of ‘moeilijkheidsgraad’ van identificatie van doelwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer is een conditie congruent/ compatibel als het gaat om distractoren en de target?

A

Distractor is hetzelfde als target

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Incongruent/incompatibel

A

Distractor is niet hetzelfde als target

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Resultaten compatilibity effect

A

Reactietijd voor lage load is lager dan in de hoge load. Maar het verschil in reactietijd tussen congruent en incongruent is groter bij de lage load dan de hoge load. Dus in de lage load is er late selectie en in de hoge load is er vroege selectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Is er bij videogamers een verschil met load

A

Gamers geven meer aandacht aan niet relevante informatie maar ze maker niet meer fouten. Dit is niet conform de theorie, dus denken ze dat gamers een grotere perceptuele load hebben waar meer informatie in past

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat bepaalt waar je je aandacht op richt?

A

Top-down factoren, bottom-up factoren, opvallendheid, doel en taak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Top-down aandacht

A

Factoren: doel en taak
Gecontroleerd door weloverwogen strategie of intenties van waarnemer
“Traag” en onder controle
Ook wel endogene aandacht genoemd

17
Q

Bottom-up

A

Factoren: opvallendheid (saliency)
Gecontroleerd door saillantie van stimuli die niet relevant zijn voor je doel
Snel en automatisch
Ook wel exogene aandacht genoemd

18
Q

Coverte spatiële aandacht

A

Oriënteren zonder oogbewegingen
“Mentale spotlight”
Wordt gemeten met manuele reactietijden
Kan worden gezien als een voorbereiding op de oogbeweging
Functie: het selecteren van visuele informatie voor verdere verwerking om de waarneming te verbeteren.

19
Q

Overte spatiële aandacht

A

Oriënteren met gebruik van oogbewegingen (saccades).
Dit wordt gemeten met een eyetracker en meet bv. hoe lang je ergens naar kijkt of hoe snel je een oogbeweging maakt.
Functie: het selecteren van visuele informatie voor verdere verwerking om de waarneming te verbeteren.

20
Q

Posner cueing taak: endogeen

A

Een centrale cue wordt vooraf aan de target gepresenteerd en deze cue voorspelt de target locatie boven kansniveau! Omdat het boven kansniveau is zijn er veel meer valide cues dan invalide cues

21
Q

Posner cueing taak: exogeen

A

Een perifere cue (visueel opvallend vanwege plotseling verschijnen) wordt vooraf aan de target gepresenteerd en voorspelt de target locatie niet! Deze cue is volledig irrelevant en moet worden genegeerd.

De reactietijd was het laagst bij een valide perifere cue, de baseline is de reactietijd bij een neutrale cue en de reactietijd was het hoogst bij een invalide cue

22
Q

Saccades

A

De wetenschappelijke naam voor oogbewegingen. Dit zijn snelle, stereotype, sprongachtige bewegingen

23
Q

Free-viewing

A

De oogbewegingen worden niet gemanipuleerd. Overte aandacht

24
Q

Wat heeft de Additional Singleton paradigma onderzocht?

A

Of emotionele stimuli automatisch onze aandacht trekken (bottom-up) ongeacht het doel wat we hebben (top-down)

25
Q

Wat zijn de resultaten van de Oculomotor capture paradigma?

A

Attentional capture door de distractoren
Deze capture is bottom-up gedreven
Sterkere attentional capture door de emotionele dan de neutrale distractor
Ze laten automatische prioritering van dreiging zien

26
Q

Wat kan je niet interpreteren uit de resultaten van de Oculomotor capture paradigma?

A

Of er meer capture is
Of er een vertraagde ontkoppeling is

27
Q

Feature Integration Theory (FIT)

A

Een object bestaat uit features die worden geïntegreerd
Bewijs van feature (parallel search) en conjunctie (serial search) zoeken.

Fase 1:
Je herkent automatisch alle features in een display. Dit doe je parallel, je detecteert alle features tegelijk.
Pre-attentive processing: parallel search
Dit duurt 2 msec/item

Fase 2:
Feature integratie (“conjunctions”) vereist gefocuste aandacht; aandacht is noodzakelijk om features (kenmerken) te binden.
Attentive processing: serial search
Dit duurt 17 msec/item

28
Q

Veranderingsblindheid

A

De verschillen in visuele informatie die je niet opmerkt, dit gebeurt met behulp van paradigma’s

29
Q

Wat doet selectieve aandacht

A

Verhoogt informatieverwerking; verbetert de waarneming (met of zonder oogbewegingen)

Verwerkt informatie verder; leidt tot bewustzijn

Inhibeert andere informatie (inattentional blindness, veranderingsblindheid)

30
Q

Wat gebeurt er met genegeerde/ geïnhibeerde informatie volgens de verschillende modellen?

A

Vroege selectie model: betekenis wordt niet verwerkt, fysieke kenmerken wel

Attenuation model: significante informatie wordt verwerkt

Late selectie model: betekenis wordt verwerkt, maar niet tot op het niveau van bewustzijn

31
Q

Hoeveelheid afleiding en vorm van selectie in de high perceptuele load vs low perceptuele load

A

High load leidt tot minder afleiding (vroege selectie)

Low load leidt tot meer afleiding (late selectie)

32
Q

Wat is het “bindingsprobleem”?

A

Het probleem om verschillende aspecten van een object te binden, bijvoorbeeld de kleur, vorm en locatie.

33
Q

In een dichotische luistertaak wordt gebruik gemaakt van koptelefoons om deelnemers twee verschillende luisterberichten te presenteren. Wat betekent “schaduwen” in deze context?

A

Je aandacht bij één van de boodschappen houden en proberen deze te herhalen

34
Q

Broadbents (“vroege selectie”) filtermodel is het simpelste model van auditieve aandacht. Uitgangspunt van het model is dat informatie waar geen aandacht aan wordt besteed niet wordt geïdentificeerd (de betekenis wordt niet geactiveerd). Welke bevinding(en) zou(den) als bewijs tegen dit model gelden?

A

Wanneer je geen aandacht besteed aan een gesprek, maar je het wel opmerkt als je naam wordt genoemd in de conversatie (cocktailparty effect).

Wanneer een woord dat geassocieerd wordt met een emotionele reactie wordt gepresenteerd aan het oor waar je geen aandacht aan besteedt, lokt het toch deze emotionele reactie uit.

35
Q

In Treismans kenmerkenintegratietheorie (Feature Integration Theory (FIT)) van selectieve aandacht is het de taak van aandacht om de verschillende kenmerken van een stimulus (zoals kleur, locatie of vorm) te integreren tot een coherent beeld. In Treismans theorie wordt met de volgende metafoor “aandacht” aangeduid:

A

Lijm

36
Q

Het gebruiken van een hands-on mobiele telefoon tijdens het besturen van een auto veroorzaakt meer ongelukken omdat (1)…. Een stem-geactiveerde activiteit (zoals het gebruik van “Siri” of “Hey Google”) veroorzaakt (2)… afleiding dan hands-on telefoneren en (3)… afleiding dan handsfree telefoneren.

A

(1) er minder cognitieve resources beschikbaar zijn; (2) meer; (3) eveneens meer.

37
Q

Patiënten met het Balint-syndroom ervaren simultagnosie, wat inhoudt dat ze afzonderlijke fragmenten of componenten van een visuele scène één voor één waarnemen zonder dat ze het tot een geheel samenvoegen. Een patiënt met dit syndroom zal slecht scoren op?

Het uitvoeren van een feature search task
OF
Het uitvoeren van een conjunction search task

A

Het uivoeren van een conjunction search task