College 1 Problemen na de reis; de DD van de zieke reiziger Flashcards

1
Q

Hoeveel mensen krijgen een reis gerelateerde aandoening? Hoeveel zoeken medisch contact en hoeveel overlijden?

A

30-70% zoals ernstige verbranding, overmatige reactie op insectenbeet, diarree, koorts, dood

Lokaal medisch contact: 1-5%

1 op 100 000 overlijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de meest voorkomende doodsoorzaken van Nederlanders tijdens een reis?

A
  1. CVD: risicofactoren en stress door reizen 56%
  2. verkeersongevallen 14%
  3. fatale infecties 7%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat wordt gebruikt om een diagnose te stellen bij mensen die terugkomen van een reis met klachten?

A

LARISA

L = locatie
A = activiteiten
R = reiziger
I = Incubatietijd
S = syndromen
A = aanvullend onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de meest voorkomende klachten na een reis?

A
  • koorts
  • diarree
  • LW-klachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waaruit bestaat de epidemiologische driehoek?

A
  • pathogeen
  • gastheer
  • omgeving

Centraal: vector

–> Hangen allemaal nauw met elkaar samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

in welke vier groepen kunnen we de risico’s indelen die de kans van een infectieziekte op reis vergroten?

A
  1. Reisgebonden risico’s
  2. persoonsgebonden risico’s
  3. locatie gebonden risico’s
  4. activiteitengebonden risico’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de factoren die een verhoogd risico geven op infectieziektes op reis (uit de vier hoofdgroepen)?

A
  1. Reis gebonden
    - stress
    - jetlag
    - trombose
    - vliegangst
    - frequent flyer
  2. Persoonsgebonden
    - CV-risicoprofiel
    - medicatie
    - VG
    - operaties
    - vaccinatiestatus
    - operaties
    - risico perceptie
  3. Locatie geboren
    - klimaat
    - oorlog
    - epidemie
    - lokale gezondheidszorg
    - sanitaire voorzieningen
    - infectieziekten
    - luchtverontreinining
    - cultuurverschillen
    - verkeersveiligheid
  4. Activiteiten gebonden
    - ploegendienst
    - meerdaagse werkweek
    - fysieke belasting
    - risicogedrag
    - mentale belasting
    - avontuurlijke reis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe kunnen we de diagnostische matrix uitvragen?

A

5xw

  1. Wie
  2. waar
  3. wanneer
  4. wat gedaan
  5. welke klachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is belangrijk voor de locatie van de diagnostische matrix?

A
  • belangrijk om te weten welke ziektes waar voorkomen
  • hier kunnen we over het algemeen niks aan doen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar komt rabiës veel voor?

A
  • Vooral India en de landen eromheen!!!
  • Zuid-Afrika
  • Zuid-Amerika
  • Oost-Europa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe komt men aan rabiës?

A

Beet door een carnivoor
Waarbij 99% door hond
Soms kat

Zelden door andere dieren: jakhals, honingdas, aap, vleermuizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe dodelijk is rabiës?

A
  • zonder behandeling is het 100% dodelijk
  • zodra het het CZS heeft bereikt en het dus klachten geeft is het onomkeerbaar en dodelijk
  • honden (1 wk) en katten (2 wk) overlijden er ook aan, vleermuis kan het wel overleven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een kenmerkende klacht van rabiës?

A

Hydrofobie: zeer ernstig
–> schitteren en gestoorde neuronale samenwerking met kortsluiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de incubatietijd van rabiës?

A

Gemiddeld 1-3 mnd
–> Kan heel lang duren, maar ook korter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe moeten we rabiës behandelen?

A
  • menselijk Ig tegen rabiës = MARIG (of ERIG)
  • vaccinatie om IS boost te geven 4 injecteren (1e zsm)
  • als vooraf gevaccineerd: twee vaccinaties nodig en geen MARIG (hebben ze niet overal!!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn belangrijke eigenschappen bij het onderdeel reiziger?

A
  • leeftijd: hoe ouder hoe sneller ziek
    bvb malaria: vanaf 5 jaar, per 10 jaar dat de leeftijd stijgt, verdubbelt de kans om te overlijden aan malaria
  • geslacht: mannen meer risico
  • gezelschap: SOA en meer risicovolgedrag met meer mensen
  • VG
  • beschermende maatregelen

Risico’s: ong 2x verhoogt bij een aandoening
- HIV: 2x (vn CD4 < 500: 3,4x)
- DM 2x
- Immunosuppressiva: 0,5x
- maagzuurremmers: 2,5x

17
Q

Hoe lang is de incubatietijd van malaria? en voor dengue?

A

7-17 dg
–> Duurt dus minimaal 7 dagen!!! rekening mee houden!!

Dengue:
3 dagen

18
Q

wat is de incubatietijd?

A

= Tijd die verstrijkt tussen oplopen infectie en eerste uitingssymptomen

Minimale en maximale tijd bepalen voor elke ziekte (omdat op eerste moment maar ook op laatste moment van de reis de ziekte kan oplopen)

19
Q

Wat zijn de meest voorkomende klachten na een reis?

A

80% heeft:
- koorts
- huidafwijkingen
- gastro-intestinale klachten WAARBIJ DIARREE HET MEEST IS 10-40%

20
Q

Hebben de volgende activiteiten een laag, potentieel of hoog risico voor hepatitis B?
- tattoo/piercing
- vakantieflirt
- mountainbiken
- bergbeklimmen
- zwembad, strand
- seksuele contacten
- raften
- motor/scooter rijden
- snorkelen
- scubaduiken
- familie activiteiten
- tandartsbehandeling

A

Laag:
- zwembad, strand
- snorkelen
- familieactiviteiten

Potentieel:
- mountainbiken
- scubaduiken
- motor/scooter rijden
- vakantieflirt
- raften

Hoog:
- bergbeklimmen
- tandarts BH
- seksuele contacten
- tattoo/piercing

21
Q

Welke dingen bekijken we met AO en waarvoor?

A
  1. leukocytose:
    - amoebenabces
    - bacteriele infectie
  2. leukopenie:
    - virale infecties zoals Dengue: + atypische leukocyten
    Of chikungunya
    - buiktyfus: + linskverschuiving
    - Brucellose: + relatieve lymfocytose
  3. trombopenie:
    - malaria
    - arbovirale infecties
    - leptospirose
    - rickettsiose
    - hemorrhagische koortsen
    - ziekte met DIS
    - viscerale leishmaniasis
  4. Eosinofilie:
    Vaak allerlei worm infecties
22
Q

Hoe verloopt de flowchart van acute koorts na een reis?

A

Modificatie van Bell

  1. malaria uitsluiten
    Als geen malaria
  2. Is er een gastro-enteritis of LW-klachten?
    Bij twijfel: leukocyten bepalen
    3
    a) leukocytose
    - bacteriele infectie
    - amoeben abces
    - leverabces
    - relapsing fever
    - leptospirose
    b) Geen leukocytose
    - dengue
    - rickettsiose
    - buiktyfus
    - brucellose
23
Q

wat zijn alarmsymptomen bij koorts?

A
  • verwardheid: bvb meningitis, encefalitis
  • hoge koorts
  • dehydratie
  • huid en/of slijmvliesbloedingen
  • hypotensie
  • hypoxemie
  • meningeale prikkeling
  • veranderd bewustzijn
24
Q

wat zijn drie aspecten om in te schatten bij een infectieziekte?

A
  1. mate van progressie
  2. ernst van de ziekte
  3. besmettelijkheid
25
Q

Als iemand terug komt met klachten uit de tropen. Wat is het eerste wat we dan doen?

A

Uitsluiten van malaria!!

26
Q

waarin kunnen we diarree opdelen?

A
  1. acute diarree < 4 wk
  2. chronische diarree > 4 wk
27
Q

waardoor wordt acute diarree het meest veroorzaakt? waar moet men naar vragen?

A

> 90% door bacterien

  • bloed
  • koorts
28
Q

Wat is de flowchart van acute diarree?

A
  1. acute diarree
    a) wel koorts
    b) geen koorts
  2. Wel koorts:
    a) geen bloed
    b) wel bloed
  3. Wel koorts, wel bloed
    - bacillaire dysenterie: shigella, campylobacter
    - enterocolitis
  4. Wel koorts, geen bloed
    - salmonella enteritis
    - e. coli, shigella, campylobacter
    - infecties bij kinderen
    - malaria
  5. Geen koorts, wel bloed
    - komt eigenlijk niet echt voor
    - amoebiasis
    - balantidium coli
  6. geen koorts, geen bloed
    - reizigersdiarree: ETC
    - stafylokokken toxine
    - virale enteritis
    - toxine in voedsel
    - clostridium
29
Q

wat is de flowchart van chronische koorts?

A
  1. chronische koorts
  2. Met bloed
    a) infectieus
    b) niet-infectieus
  3. Bloed, infectieus
    - amoebiasis
    - balantidium coli
    - s. mansoni
    - ernstige trichuris infecties
  4. Bloed, geen infectie
    - colitis ulcerosa
    - M Crohn
    - colon carcinoom
    - colon poliep
  5. Geen bloed, vettige feces
    - giardia
    - tropische spruw
    - coeliakie
    - pancreas insufficiëntie
  6. Geen bloed, geen vettige feces
    - post dysenterie syndroom
    - IBS
    - lactose intolerantie
30
Q

waarin kunnen we huidaandoeningen opdelen?

A
  • lokaal
  • systemisch
31
Q

Welk aanvullend onderzoek zetten we buiten lab nog meer in?

A
  1. Feces onderzoek
    - PCR
    - microscopie
  2. Radiologie
    - CT: amoebiasis in de lever