Chevaux Flashcards
een paard / een merrie
un cheval (des chevaux) / une jument
gaan liggen, gaan slapen / op de grond liggen
se coucher / être couché par terre
verminken / verminkt/ een verminking
mutiler / mutilé / la mutilation
een gezamenlijke obsessieve angst
une psychose collective
een politicus
un homme politique = un politicien
de minister van Binnenlandse Zaken
le ministre de l’Intérieur
de pers, de media
la presse / les médias
een geval
un cas
het merendeel van de gevallen
la majorité des cas = la plupart des cas
een wapen / gewapend zijn / een geweer
une arme / être armé / un fusil
een leger
une armée
mobiliseren, oproepen, inzetten
mobiliser les gendarmes, la police
patrouilleren
patrouiller
een onderzoek openen / een rechercheur, onderzoeker
ouvrir une enquête / un enquêteur
bijdragen aan het onderzoek (dwz meehelpen met)
contribuer à l’enquête
stichten, oprichten/ een oprichter
fonder/ un fondateur, une fondatrice
een toevluchtsoord
un refuge
opvangen/ ontvangen
recueillir (dans un refuge) / accueillir
een dier voeden en verzorgen
nourrir et soigner un animal
een verwaarloosd dier
un animal délaissé
een slachthuis / afmaken, neerschieten
un abattoir / abattre
waarschuwen / alert zijn
alerter la police / être en alerte
geweldpleging aangeven bij de politie
dénoncer des actes de violence à la police
aanklagen, aangeven / een aanklacht
dénoncer / une dénonciation
een valse aanklacht
une dénonciation mensongère
afslachten, een bloedbad aanrichten/ een bloedbad /
een moordenaar, slachter
massacrer / un massacre / un massacreur
een eigenaar een eigendom / bezitten
un propriétaire / une propriété / posséder