Chevaux Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

een paard / een merrie

A

un cheval (des chevaux) / une jument

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gaan liggen, gaan slapen / op de grond liggen

A

se coucher / être couché par terre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verminken / verminkt/ een verminking

A

mutiler / mutilé / la mutilation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een gezamenlijke obsessieve angst

A

une psychose collective

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een politicus

A

un homme politique = un politicien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de minister van Binnenlandse Zaken

A

le ministre de l’Intérieur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de pers, de media

A

la presse / les médias

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een geval

A

un cas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het merendeel van de gevallen

A

la majorité des cas = la plupart des cas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een wapen / gewapend zijn / een geweer

A

une arme / être armé / un fusil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een leger

A

une armée

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

mobiliseren, oproepen, inzetten

A

mobiliser les gendarmes, la police

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

patrouilleren

A

patrouiller

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

een onderzoek openen / een rechercheur, onderzoeker

A

ouvrir une enquête / un enquêteur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bijdragen aan het onderzoek (dwz meehelpen met)

A

contribuer à l’enquête

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

stichten, oprichten/ een oprichter

A

fonder/ un fondateur, une fondatrice

17
Q

een toevluchtsoord

A

un refuge

18
Q

opvangen/ ontvangen

A

recueillir (dans un refuge) / accueillir

19
Q

een dier voeden en verzorgen

A

nourrir et soigner un animal

20
Q

een verwaarloosd dier

A

un animal délaissé

21
Q

een slachthuis / afmaken, neerschieten

A

un abattoir / abattre

22
Q

waarschuwen / alert zijn

A

alerter la police / être en alerte

23
Q

geweldpleging aangeven bij de politie

A

dénoncer des actes de violence à la police

24
Q

aanklagen, aangeven / een aanklacht

A

dénoncer / une dénonciation

25
Q

een valse aanklacht

A

une dénonciation mensongère

26
Q

afslachten, een bloedbad aanrichten/ een bloedbad /
een moordenaar, slachter

A

massacrer / un massacre / un massacreur

27
Q

een eigenaar een eigendom / bezitten

A

un propriétaire / une propriété / posséder