Ch 27 + 28 + 29 + 30 Flashcards
le quart
een flesje (van een kwart liter)
le comptoir
de bar
propre à
kenmerkend voor, eigen aan
côte à côte
naast elkaar
le pivot
de spil, een centraal figuur
à mi-chemin
halverwege
les jeux de société
de gezelschapsspelletjes
les dames, jouer aux dames
dammen
les échecs, jouer aux échecs
schaken
bavarder
kletsen
une entreprise
een onderneming, een bedrijf
le divertissement
het vermaak, het amusement
se serrer
zich verdringen
exorbitant
belachelijk hoog
une blonde
een pils
la canette
het (bier)flesje
boire un coup (langue familière)
er eentje nemen, wat drinken
le baby-foot(ball)
het tafelvoetbal
se donner rendez-vous
een afspraak(je) maken, afspreken
parier
wedden
les courses de chevaux
de paardenrennen
deviner
raden
un habitué
een stamgast
le commerçant
de winkelier
fréquenter
vaak bezoeken