Casus 5: 54-jarige vrouw, hoestklachten sinds 1,5 week Flashcards

Pneumonie, acute bronchitis, COPD, kinkhoest, COVID, longcarcinoom

1
Q

Wat is acute bronchitis?

A

Virale of bacteriële ontsteking van de bronchieën. Vaker dan normaal hoesten (minder < 3 weken), opgeven van purulent sputum, hoorbare rhonchi of crepitaties over longen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de pathofysiologie van een acute bronchitis?

A

Virale infectie die zich naar beneden uitbreidt, eventueel met een secundaire bacteriële infectie gepaard. Het ontstaat dus vaak na een verkoudheid of de griep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen acute bronchitis en pneunomie?

A

Mensen met een pneumonie zijn over het algemeen zieker, hebben meer koorts en dyspnoe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de symptomen van acute bronchitis?

A

Hoesten korter dan 3 weken, opgeven van purulent sputum. Soms koorts, thoracale pijn en benauwdheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn risicofactoren voor acute bronchitis?

A

verkoudheid griep, verminderd immuunsysteem, Astma/COPD, roken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat hoor je bij acute bronchitis bij auscultatie?

A

Expiratoire rhonchi of crepitaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de behandeling van acute bronchitis?

A

Self limiting, bij aanhoudende klachten eventueel AB en bij astma/COPD inhalatiecorticosteroïden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waardoor wordt een pneumonie veroorzaakt?

A

Wordt meestal door een bacterie veroorzaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het gevolg voor de perfusie bij een pneumonie?

A

Er is sprake van shunting een ventilatieperfusie mismatch. Op de plaats van de pneumonie vindt er geen reoxygenatie van het bloed plaats. Dit leidt tot hypoxeamie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe zorgen bacteriën voor een secundaire pneumonie?

A

Bij stase bij bedlegerige patiënten, aspiratie en obstructie door een bronchuscarcinoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de symptomen van een pneumonie?

A

Koorts, sputumproductie, crepitaties, benauwdheid, koude rillingen, pijnlijke ademhaling (alleen in combinatie met pleuritis). Atypische klachten zoals niet-productieve hoest, minimaal gevoel van ziekzijn en gewichtsverlies komen voornamelijk voor bij ouderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn risicofactoren voor een pneumonie?

A

Leeftijd: <1 en >75, man, HIV, aspiratie, astma/COPD, roken, DM, hart en vaatziekten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat hoor je bij LO bij een pneumonie?

A

gedempte percussie, demping van het ademgeruis, crepitaties, pleurawrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat voor diagnostiek kun je doen bij een pneumonie?

A

Lab: CRP, BSE en leuko’s, X-thorax: consolidaties, sputumkweek, bloedkweek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zegt de CURB-65 score je?

A

Over de kans op mortaliteit van een pneumonie, het bepaald ook welke behandeling (oraal of IV ab) je geeft en het bepaald of je iemand gaat opnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is COPD?

A

Niet reversibele ontstekingsreactie op schadelijke deeltjes of gassen, met name roken. Het zorgt voor een chronische obstructie van de luchtwegen. Onder COPD vallen chronische bronchitis en longemfyseem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer kan COPD onder de 40 jaar ontstaan?

A

Bij een aangeboren afwijkingen, alfa-1-antitrypsinedeficiëntie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de pathofysiologie van COPD?

A

Verstoord evenwicht in de hoeveelheid proteasen en anti-proteasen en in de hoeveelheid oxidanten en anti-oxidanten. Tevens is er een teveel aan inflammatoire cellen en mediatoren. Het tast de luchtwegen, longparenchym en de bloedvaten aan. Leidt tot irreversibele bronchoconstructie, hypersecretie van mucus, hyperinflatie, met uiteindelijk gaswisselingsstoornissen en pulmonale hypertensie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de GOLD criteria?

A

GOLD 1 - mild: FEV1 ≥80% predicted
GOLD 2 - moderate: 50% ≤ FEV1 <80% predicted
GOLD 3 - severe: 30% ≤ FEV1 <50% predicted
GOLD 4 - very severe: FEV1 <30% predicted

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is chronische bronchitis en wat is longemfyseem?

A

Chronische bronchitis is ontsteking van de bronchieën waardoor deze nauwer worden, en longemfyseem is aantasting van de longblaasjes, met uiteindelijk afname van het oppervlak en verminderde gaswisseling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de symptomen van COPD?

A

Langdurig hoesten (> 3 mnd), vaak een productieve hoest. Kortademigheid, POB, vermoeidheid, gewichtsverandering, verminderde spierkracht. De klachten zijn progressief en er komt ook steeds meer co-morbiditeiten bij kijken.

22
Q

Wat zijn risicofactoren voor COPD?

A

ouder dan 40, man, roken, allergie, astma, vertraagde longgroei, erfelijke factoren, expositie aan schadelijke stoffen, infecties, luchtweghyperreactiviteit.

23
Q

Wat zijn de kenmerken van LO COPD?

A

Voorovergebogen houding, hulpademhalingsspieren, tonthorax, laagstaande longgrenzen, hypersonore percussie, expiratoire ronchi, crepitaties, verlengd piepend expirium, verminderde beweeglijkheid, opgezetten halsvenen bij expiratie, cyanose.

24
Q

Wanneer is er sprake van COPD?

A

FEV1/FVC < 0,70

25
Q

Wat kun je zeggen over de prognose van COPD?

A

Bepalen met de BODE-index: mMRC, FEV1, 6 min walk test, BMI

26
Q

Wat is de behandeling van COPD?

A

Leefstijladvies: gezond eten, bewegen, stoppen met roken. Medicatie: B2-agonisten, muscarine-receptor antagonisten. Eventueel inhalatie corticosteroïden, of fosfodiësterase remmers.

27
Q

Welke twee soorten longcarcinomen zijn er?

A

Kleincellig (15%) en niet-kleincellig (85%)

28
Q

Wat zijn de stadia van een niet-kleincellig longcarcinoom?

A
  1. 1 longkwab, klein lokaal
  2. 1 longkwab, iets groter maar nog wel lokaal
  3. lokaal gevorderd, tumor niet resectabel, klieren in het mediastinum
  4. metastasen op afstand
29
Q

Waarom ontstaan klachten bij longkanker pas laat?

A

Longen hebben grote reserves waardoor klachten pas in een laat stadium optreden.

30
Q

Wat zijn de klachten van longkanker?

A

Dit is afhankelijk van de lokalisatie van de tumor:
- centrale luchtwegen: hoesten, sputumproductie, infectie, hemoptoë en dyspnoe
- pleuravocht: hoesten, dyspnoe en pijn
- ingroei in pleura/thoraxwand: pijn
- ingroei in n. recurrens: heesheid
- compressie van de oesophagus: passagestoornissen

31
Q

Wat zijn de verschillende syndromen die kunnen optreden bij een longcarcinoom?

A
  • Vena cava superior syndroom: gezwollen hals/gelaat, huidvaattekeningen
  • Pancoast syndroom: doorgroei in de plexus brachialis: pijn in de schouder, zwakte en atrofie handmusculatuur
  • Horner syndroom: doorgroei in de sympatische grensstreng: miosis (pupil vernauwing), ptosis (afhangend ooglid), anhidrosis (geen zweet), enoftalmie (diepliggende ogen)
32
Q

Wat zijn de risicofactoren voor een longcarcinoom?

A

roken, positieve FA, blootstelling aan nikkel, radon, arseen en asbest, longziekten (zoals COPD), radiotherapie van de thorax.

33
Q

Wat zie je bij LO bij iemand met een longcarcinoom?

A
  • trommelstokvingers
  • vermagering
  • huidvaattekening
  • anhydrosis
  • kloppijn wervelkolom
  • weke delen zwelling

hoofd-hals
- miosis
- ptosis
- heesheid
- lymfadenopathie (supraclaviculair/oksels)
- gezwollen hals/gelaat

Hepatosplenomegalie, piepend experium, pleurawrijven.

34
Q

Wat voor diagnostiek doe je bij verdenking op een longcarcinoom?

A
  • X-thorax (CT = sensitiever)
  • bronchoscopie voor biopt of BAL
  • transthoracale punctie
35
Q

Wat is de incubatietijd van COVID en wanneer is iemand met COVID het meest besmettelijk?

A

2-14 dagen, en op het moment dat iemand de ergste klachten heeft is diegene het ergst besmettelijk (5-10 dagen na infectie)

36
Q

Wat zijn de symptomen van COVID?

A

Hoesten, koorts, kortademigheid, verkoudheidsklachten. Minder voorkomend: spierpijn, vermoeidheid, reuk en smaakverlies, braken, koude rillingen, hoofdpijn, diarree

37
Q

Wat voor onderzoek doen we om de diagnose COVID te stellen?

A

PCR, CT-scan (matglas afwijkingen), serologie

38
Q

Wat zijn risicofactoren voor een ernstige COVID infectie?

A

man, oudere leeftijd, HT, DM, CVD, longlijden, obesitas, maligniteit, immuungecompromitteerd.

39
Q

Wat is de behandeling van COVID?

A

Vaak self-limiting, eventueel bij milde klachten zuurstofsuppletie of co-morbiditeiten behandelen. Bij ernstigere klachten is opname geïndiceerd en geven we dexamethason IV 6 mg/dag, en eventueel eenmalig toculizumab.

40
Q

Welke labuitslagen passen er bij een ernstige COVID?

A

leuko-/neutropenie, verhoogd CRP/ferritine/IL-6/lactaat/ACE-2, D-dimeer > 1 mg/L.

41
Q

Wat kunnen complicaties zijn van ernstige COVID?

A

longembolie, hartfalen, COVID-19 Associated Pulmonary Aspergillosis (CAPA)

42
Q

Door welke bacterie wordt kinkhoest veroorzaakt?

A

Bordetella pertussis.

43
Q

Wat is de incubatietijd van kinkhoest? Bij wie komt het voor?

A

7-14 dagen. Het vaccin beschermd voor 6-12 jaar, dus het komt vooral ook bij volwassenen voor.

44
Q

Wat voor diagnostiek doen we bij kinkhoest?

A

PCR (na 3 wkn verliest gevoeligheid), daarna serologie

45
Q

In welke fasen kunnen we kinkhoest onderscheiden?

A

Catarrale (1-2 weken), paroxismale (2-6 weken) en reconvalescentie fase (4/6-12 weken)

46
Q

Wat houdt de catarrale fase van kinkhoest in?

A

neusverkoudheid, algehele malaise, milde koorts, en droge harde prikkelhoest. Vooral ‘s nachts

47
Q

Wat houdt de paroxismale fase van kinkhoest in?

A

staccato hoestaanvallen, gierende diepe ademhaling. Vooral ‘snachts. Ook opgave van helder taai sputum.

48
Q

Wat houdt de reconvalenscentie fase van kinkhoest in?

A

typische hoeststoten die later overgaan in een losse hoest.

49
Q

Wat is het verloop van kinkhoest bij prematuren/pasgeborenen?

A

apneu en cyanose, zonder hoesten. Ze krijgen de vaccinatie pas bij 6 weken. We behandelen ze met claritromycine/

50
Q

Wat is de behandeling van kinkhoest bij volwassenen?

A

Azitromycine 500 mg, 1dd, 3 dagen

51
Q

Wat voor meldingsplichtige ziekte is kinkhoest?

A

B2, dus binnen een dag melden, alleen maar werkverbod.