C. Cardiovasculaire middelen Flashcards
Er zijn grofweg drie aangrijpingspunten om de bloeddruk te verlagen
- Arteriële vasodilatatie –> verlaging perifere vaatweerstand
- Verlaging preload door veneuze vasodilatatie of door absolute afname circulerend volume
- Verlaging contractiekracht (inotroop) of hartfrequentie (chronotroop)
Werkingsmechanismen diuretica
Lisdiuretica - bumetanide, furosemide
⇥ Sterk en snel optredend diuretisch effect, o.b.v. remming Na-K-2Cl cotransport in Lis van Henle.
⇥ Verhoogd aanbod Na in distale tubulus activeert tevens Na-K countertransport dus resulteert ook in verhoogde kaliumexcretie.
Thiazidediuretica - chloortalidon, hydrochloorthiazide
⇥ Matig, lang aanhoudend diuretisch effect o.b.v. remming Na-Cl cotransport in de distale tubulus.
⇥ Verhoogd aanbod Na in distale tubulus activeert tevens Na-K countertransport dus resulteert ook in verhoogde kaliumexcretie.
Kaliumsparende diuretica - amiloride, spironolactone, triamtereen
⇥ Zwak diuretisch effect o.b.v. competitief antagonisme op aldosteron-R in de corticale verzamelbuis en daardoor remming Na-K uitwisseling (spironolacton).
⇥ Zwak diuretisch effect o.b.v. remming Na-kanalen in corticale verzamelbuis (amiloride, triamtereen).
Indicaties lisdiuretica
- Dyspnoe en oedeem bij hartfalen
- Ascites bij levercirrose
Indicaties thiazidediuretica
- Hypertensie
- Dyspnoe en oedeem bij mild hartfalen
Indicaties kaliumsparende diuretica
Amiloride/ triamtereen
⇥ Preventie kaliumdepletie bij gebruik van lis- en/of thiazidediuretica
Spironolacton
⇥ Prognoseverbetering bij ernstig hartfalen (NYHA 3), vanwege positieve effect op ongunstige remodellering van het hart;
Cave: hyperkaliëmie
⇥ Preventie van kaliumdepletie
NB: kaliumsparende diuretica worden dus naast een lis- of thiazidediureticum gebruikt.
Belangrijkste bijwerkingen bij diuretica
Thiazide & Lis
⇥ Verminderd effectief circulerend volume –> dehydratie & hypotensie (valneiging, duizeligheid)
⇥ Hypokaliëmie –> spierzwakte en ritmestoornissen
Thiazide
⇥ Hyponatriëmie –> N+, verwardheid, (sub)acuut ontstaan
Lis
⇥ Nierinsufficiëntie
Spironolacton
⇥ Hyperkaliëmie –> ritmestoornissen, duizeligheid bij (op)staan
Belangrijkste risicogroepen voor de bijwerkingen bij gebruik diuretica
- Valneiging: ouderen
- Dehydratie: koorts, diarre, braken, anorexie
- Nierfalen: dehydratie, diarree, koorts, braken, anorexie
- Hyperkaliëmie: DM, nierfalen, hartfalen
- Hypokaliëmie: diarree
Belangrijkste interacties bij gebruik diuretica, gelinkt aan de optredende bijwerkingen
- Verhoogde valneiging: benzo’s, opiaten, antihypertensiva
- Hyponatriëmie: SSRI’s (o.b.v. SIADH)
- Nierfalen: NSAID’s, ACEI/ ARB’s, diuretica
- Hyperkaliëmie: NSAID’s, RAAS-i
- Verminderd effect: NSAID’s door zoutretentie
Eigenschappen lisdiuretica - furosemide
Merknaam = Lasix = last for six hours (i.e. de werkingsduur).
Bij nierfunctieverlies werken lisdiuretica minder goed, en dient hoger gedoseerd te worden.
Eigenschappen thiazidediuretica
Bij gestoorde nierfunctie zijn thiazidediuretica minder werkzaam, en is een lisdiureticum geïndiceerd.
Fysiologie van de β-receptoren
β1 receptoren bevinden zich voornamelijk in de pacemakercellen van het myocard, stimulatie resulteert in:
⇥ Positief chronotroop
⇥ Positief inotroop
⇥ Positief dromotroop
β2 receptoren bevindingen zich in de wanden van de luchtwegen en bepaalde bloedvaten, stimulatie resulteert in:
⇥ Bronchodilatatie
⇥ Vasodilatatie van de vaten van dwarsgestreept spierweefsel
Werkingsmechanisme β-receptorblokkerende sympathicolytica
Niet selectieve β-blokkers - Sotalol, carvedilol, propranolol
⇥ Blokkeren β1 en β2, dus hebben invloed op hart en longen.
⇥ Sotalol is tevens een klasse III anti-artimicum.
⇥ Labetolol is tevens een α-blokker (en daardoor vasodilatoir).
Selectieve β-blokkers - Atenolol, metoprolol
⇥ Oefenen hun werking voornamelijk uit op de β1 receptoren.
Indicaties voor β-blokkers
β-blokkers worden vooral toegepast voor circulatie aandoeningen, meestal bij:
⇥ Atriumfibrilleren (AF) voor frequentiecontrole
⇥ AP, sec. preventie na MI
⇥ Hypertensie
⇥ Stabiel chronisch hartfalen met verminderde systolische LVF (HFrEF)
Belangrijkste bijwerkingen van β-blokkers
- Hypotensie
- Bradycardie
- Verhoogde valneiging
- Impotentie
Sotalol kan tevens ritmestoornissen geven. Dit risico wordt verhoogd als er tevens sprake is van een hypokaliëmie en nierfunctieverlies, omdat sotalol renaal geklaard wordt (en heeft smalle therapeutische breedte)
Belangrijkste interacties bij gebruik van β-blokkers
- Bradycardie: calciumantagonisten (verapamil) en digoxine
- Ritmestoornis: niet-kaliumsparende diuretica, NSAID’s, medicatie die de QT-tijd verlengt
- Verminderd effect: NSAID
Eigenschappen sotalol
- Smalle therapeutische breedte
- Renaal geklaard
Sotalol kan tevens ritmestoornissen geven. Dit risico wordt verhoogd als er tevens sprake is van een hypokaliëmie en nierfunctieverlies, omdat sotalol renaal geklaard wordt (en heeft smalle therapeutische breedte)
Belangrijkste risicogroepen voor bijwerkingen bij β-blokkers
Bij gebruik van sotalol tevens: hypokaliëmie en/ of nierfunctieverlies.
Handelingen zodra een bijwerking zicht voordoet i.h.k.v. diuretica gebruik
- Hypokaliëmie: K suppleren, toevoegen K-sparend diureticum aan bestaand lis- of thiazidediureticum;
- Hyperkaliëmie: geef natriumpolystyreensulfonaat.
Werkingsmechanisme calciumantagonisten
Calciumionen zijn nodig voor spiercontractie en voor geleiding van impulsen in SA- en AV-knoop. Calciumantagonisten blokkeren influx van extracellulaire calcium.
Dihydropyridines - amlodipine, nifedipine
⇥ vnl. uitwerking op gladde spiercellen –> verlaging tonus –> coronaire vasodilatatie & perifere vasodilatatie.
⇥ Daarnaast ook bloeddrukverlagend effect
Non-dihydropyridines - verapamil, diltiazem
⇥ Invloed op SA- en AV-geleiding –> negatief inotroop en negatief chronotroop
⇥ Daarnaast ook vasodilatatie.
Indicaties calciumantagonisten
Beide groepen
⇥ Hypertensie
Overige calciumantagonisten
⇥ Atriumfibrilleren
Belangrijkste bijwerkingen
Beide groepen
⇥ Ongewenste vasodilatoire effecten: hoofdpijn, flushes, oedeem, duizeligheid en reflextachycardie;
⇥ Hypotensie
⇥ Verhoogde valneiging
⇥ Obstipatie
Bij gebruik verapamil & diltiazem {overige} kan ook een bradycardie ontstaan. Simultaan gebruik van een β-blokker kan daarom beter vermeden worden.
Belangrijkste interacties bij calciumantagonisten
Voor dihydropiridines: middelen die CYP3A4 beïnvloeden, kunnen van invloed zijn.
Voor de non-dihydropiridines: simultaan gebruik van β-blokkers geeft verhoogd risico op bradycardie en AV-geleidingsstoornissen.
Werkingsmechanisme RAAS-inhibitoren (RAAS-i)
Het RAAS-systeem produceert:
⇥ Angiotensine II –> vasoconstrictie + stimulatie release Ald;
⇥ Aldosteron –> effect op Na-K-ATPase dus stimulatie: Na retentie (en daarmee water) en K excretie –> door water en zout retentie hogere RR.
RAAS-inhibitoren worden ingedeeld o.b.v. het aangrijpingspunt in het RAAS-systeem:
⇥ ACE-i = enalapril, lisinopril
⇥ ARB of ATII-antagonisten = losartan
Werkingsmechanisme ACE-i - captopril, enalapril, lisinopril
ACE-i remmen het enzym ACE dus geen omzetting AT1 in AT2. Dit resulteert in:
- Lagere RR
- Regressie van harthypertrofie
- Vasodilatatie
- Vermindering van hyperplasie van vasculaire gladde spiercellen
- Verlaging perfusiedruk in glomerulus, dus nefroprotectief effect