Bestuur Flashcards

1
Q

22.
De stagiaire kan de uit de wet en de statuten voortvloeiende taak en bevoegdheden van het bestuur van een vennootschap en zijn individuele leden benoemen (inclusief de afbakening ten opzicht van de andere organen).

A

OPEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

23.
De stagiaire kan de regels omtrent redelijkheid en billijkheid (art 2:8 BW) en gevolgen met betrekking tot aansprakelijkheid voor het handelen toepassen op het handelen van een bestuurder of bestuur van een NV, BV of stichting, in het bijzonder met betrekking tot de financiering van deze rechtspersonen en mogelijke doeloverschrijding.

A

OPEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

24.
De stagiaire kan de regels omtrent de redelijkheid en billijkheid (art. 2:8 BW) toepassen op het handelen van een NV, BV en stichting die als (sub)holding opereert binnen een concern.

A

OPEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

25.
De stagiaire kan in een concrete zaak vanuit verschillende perspectieven aan de hand van de wet, jurisprudentie, statuten en reglementen adviseren over de wijze van benoeming, schorsing en ontslag van bestuurders bij een BV en een stichting.

A

OPEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

26.
De stagiaire kan de verschillende bevoegdheden van de ondernemingsraad bij besluitvorming door de ondernemer bij een NV en BV onderscheiden (zoals art. 25 en 26 WOR).

A

OPEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

27.
De stagiaire kan uitleggen welke vereisten gelden voor de invoering van een one-tier board en voor de taakverdeling tussen uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders.

A

OPEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly