AMC-GC 2: Stamcellen Flashcards

12-02

1
Q

Modellen van tumorgroei: stochastisch model

A

Alle cellen zijn biologisch equivalent: ze geven allemaal aanzet tot nieuwe tumorvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Modellen van tumorgroei: Kankerstamcel model

A

Tumor bestaat uit heterogene cellen (gedifferentieerd), die geven geen aanzet tot nieuwe tumorvorming. De kankerstamcellen kunnen bij transplantatie een nieuwe heterogene tumor vormen (nieuwvorming)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kenmerken van stamcellen

A

-Pluripotent, onder bepaalde omstandigheden inductie tot differentiatie (indien embryonale stamcellen)
-Ze kunnen blijven delen > self-renewal
-Ongespecialiseerd
-Essentieel voor formatie, onderhoud en reparatie van weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Modellen van asymmetrische productie stamcellen: Environmental symmetry

A

De omgeving dwingt af dat de ene dochtercel differentieert en dat de andere door self-renewal de pool van stamcellen in stand houdt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Modellen van asymmetrische productie stamcellen: Divisional symmetry

A

Er is van tevoren al een markering gemaakt in de cel zelf, waardoor de ene dochtercel tot differentiatie overgaat en de andere niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Soorten potentie van stamcellen

A

-Totipotent: de bevruchte eicel: kan differentiëren tot alle weefselsoorten van het organisme maar ook delen placenta
-Pluripotent: blastocyst fase (Embryonale stamcellen): kunnen tot alle weefsels van het organsisme uitgroeien
-Multipotent: somatische/adulte stamcellen in weefsels of de cellen van de kiembladen tijden embryonale ontwikkeling: kunnen tot en specifieke subset van cellen differentiëren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke stamcellen vind je in een adult organisme?

A

Multipotent en pluripotent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Type stamcellen

A

-Embryonale stamcellen
-Neonatale stamcellen
-Somatische stamcellen
-Cancer stem cells (CSCs)
-human Induced Pluripotent Stem Cells (IPSCs)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welk deel van de blastocyst bevat de ES-cellen?

A

Embryoblast (trofoblast wordt placenta)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke veelbelovende eigenschap laten cardomyocyten gemaakt uit ES-cellen zien?

A

Ritmische contracties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe worden ES-cellen in vitro gedifferentieerd tot een gewenst weefsel?

A

Toevoegen juiste omgevingsfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Problemen met ES-cell therapies

A

-Ethisch onverantwoord
-Werking valt te betwijfelen, verschil DNA materiaal donor-patiënt
-Afstotingsverschijnselen: afweerreactie mogelijk omdat het niet lichaamseigen is (genetische variatie HLA moleculen)
-Teratoma formatie: ES-cel is pluripotent tussen volwassen weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe zou je een immuunreactie tegen een ES-cell transplant kunnen voorkomen?

A

Patient stem cell nuclear transplant > kern patiënt in een eicel zonder nucleus > maken celtypes uit de pluripotente lichaamseigen stamcellen.
> maar: dat is klonen: ethisch bezwaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hematopoiesis

A

Differentiatie van hematopoietische cellen (kan verschillende richtingen in slaan > multipotente stamcellen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Soorten hematopoietische stamceltherapie

A

-Somatic hematopotetic stem cell transplant: beenmergstamcellen of perifere bloedstamcellen
-Neonatal hematopoietic stem cell transplant: umbilical cord blood (navelstreng)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe wordt gereguleerd dat stamcellen in de darmcrypt zich niet differentiëren?

A

Niche factoren gemaakt door de Paneth cellen die afdwingen dat de stamcellen niet differentiëren.

17
Q

Hoe wordt het stamcel niche in de darmcrypt in stand gehouden?

A

De niche factoren reguleren aantal stamcellen: bij tekort: aanzet tot deling waardoor cellen die worden doorgeduwd de niche factoren niet meer ontvangen en differentiëren.

18
Q

Maken van IPSCs

A

Epitheliale cellen herprogrammeren tot pluripotente stamcellen

19
Q

Hoe noemen we de 4 transcriptiefactoren (Oct3/4, Sox2, Klf4, Myc) die je moet toevoegen om huidcellen tot IPS-cellen om te zetten?

A

Yamanaka factoren

20
Q

Dilemma’s met IPSCs

A

-Minder ethische dilemma’s want geen transplant rejection maar de Yamanaka factoren kunnen oncogeen zijn

21
Q

Toepassingen IPS-cellen

A

Behandeling en onderzoek

22
Q

Onderzoeken met IPS-cellen

A

-IPS-cellen van patiënt met specifieke genetische afwijking genetisch herstellen en dan gezond weefsel maken (therapeutische doeleinden)
-Gevoeligheid testen voor antikankermiddelen: in vitro sensiviteit testen

23
Q

Hoe kunnen de Yamanaka factoren genomisch geïntegreerd worden?

A

Via retrovirussen

24
Q

uitdagingen en limieten voor therapeuisch gebruik van stamcellen

A

-Succesvolle reprogrammering van de cellen blijkt nog laag
-Genomische integratie van de transcriptiefactoren maakt de toepassing van de aanpak gelimiteerd gezien de kans op mutagenese