Acu-1 Les 3 Anatomie Flashcards

1
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

Scapula

  • angelus inferior, angelus superior - Margo medialis, lateralis
  • spina scapula

Bron:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

SC-gewricht

  • incisura jugularis vaststellen met middelvinger;
  • wijsvinger direct daarnaast ligt dan op SC-gewricht
  • evt vanaf lateraal naar mediaal over craniale zijde van
    clavicula de bocht om naar caudaal: zo kom je ook bij
    SC- gewricht
  • controle door tijdens palpatie SC-gewricht de patient
    de schouders naar voren en achter te laten bewegen.
  • Palpeer dan de clavicula naar lateraal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

AC-gewricht

  • loop met vinger over craniale zijde van spina scapulae naar lateraal tot je tegen clavicula komt
  • met de andere hand ga je vanaf zijkant acromion naar de voren de ronde bocht om ook tot aan clavicula
  • aan beide zijden kun je dan een kleine inkeping in V- vorm voelen die met de punt naar elkaar wijzen: dit is het exacte verloop van het AC-gewricht
  • test: tijdens palpatie AC-gewricht laat je pt de arm in abductie roteren: je voelt dan duidelijk het AC-gewricht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

Acromion

  • met lange vinger techniek palpeer je het acromion mediaal en lateraal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

Processus coracoideus

  • pt anteflecteert zijn arm: hierdoor ontstaat een kuiltje onder clavicula: de fossa infraclavicularis.
  • Met lange vinger in de fossa: net lateraal ligt de processus coracoideus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

Tuberculum minor / major / sulcus intertubercularis

  • lange vinger: via fossa naar proc. coracoideus. Iets lateraal daarvan ligt op de humerus de tuberculum minor.
  • Bij afwisselend exo- en endorotatie in de schouder voel je de sulcus bbicipitalis medius en dus ligt mediaal de tuberculum minor en lateraal tub. major.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

Arteria brachialis

  • laat pt even de biceps spannen (elleboogflexie tegen weerstand): de lijn onder de biceps vervolgens palperen terwijl de biceps weer ontspannen is. Voel de pulsatie van de a. brachialis (palmair n.medianus, dorsaal n.ulnaris)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

Epicondylus medialis en lateralis palperen

  • Het olecranon (onderdeel van ulna) ligt bij gestrekte
    elleboog op 1 lijn
  • Het olecranon ligt bij 90 graden flexie vd elleboog
    samen met de beide epicondylen in een gelijkzijde driehoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

Caput radii (vlak bij elleboog)

  • pak beide ellebogen vd patient in je handen en leg je
    wijsvinger op de epicondylus lateralis
  • als de ellebogen da geflecteerd worden val je met je
    wijsvinger op het caput radii
  • test nu aan 1 zijde door tijdens palpatie van het caput
    de onderarm te laten supineren/proneren palpeer nu de randen van radius en ulna palpeer het caput ulnae door langs de ulna naar distaal te gaan met je vinger: vaak duidelijk zichtbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

processus styloideus ulnae

  • als je de arm proneert is de proc. duidelijker voelbaar (omdat m. ext carpi uln. wegvalt)
  • loop evt nog vanaf proximaal naar distaal langs de margo posterior vd ulna.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

Processus styloideus radii

  • bevindt zich in tabatiere anatomique
  • voelbaar bij ulnair deviatie
    check beweeglijkheid ulna – radius tov elkaar
  • omvat de onderarm net voorbij de pols,
    waarbij je duimmuizen tegen elkaar komen te
    liggen.
  • Beweeg je beide handen voorzichtig in
    tegenovergestelde richting (dorsaal – palmair)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de naam van de onderstaande Rode anatomische plaatsaanduiding?

A

Os pisiformis

  • aan de basis vd pinkmuis: beweeglijk botje
  • met duim en wijsvinger omvatten en beweeglijkheid voelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de naam van de onderstaande helder groene anatomische plaatsaanduiding?

A

Os triquetrum

  • palpeer de proc. styloideus ulnae en breng de pols in radiaal deviatie
  • distaal vd processus is ( aansluitend op os lunatum) het os triquetrum voelbaar
  • of je palpeert vanaf
    MC5 naar proximaal, waarbij je eerst lichte depressie tegenkomt (hamatum), verder naar proximaal ligt het os triquetrum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de naam van de onderstaande oranje/ bruine anatomische plaatsaanduiding?

A

os trapezium

  • de ext pollucis longus is de ulnaire begrenzing van tabatiere anatomique (snuifdoos)
  • glij met je vinger in tabatiere en laat pees ontspannen
  • je voelt nu een gewrichtsspleet: distaal voel je het os trapezium
    palpeer de middenhandsbeetjes, vingerkootjes en onderlinge gewrichtjes.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

Anatomieles extremiteiten:

Palpatie volgorde bekken / onderste extremiteit Pt in buiklig

SIPS (spina iliaca posterior superior)

  • palpeer crista (rand van het bekken) naar dorsaal
  • vaak kuiltjes waarneembaar op de huid
  • palpeer in deze regio de exacte lokatie vd SIPS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

sacrum / foramina sacralia

  • palpeer lumbosacrale overgang en de hiatus sacralis
  • verdeel dan lateraal vh midden de ruimte evenredig met 4 vingers
  • de lijn van SIPS naar hiatus sacralis loopt over 2e foramina sacralis

pt om laten draaien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

trochantor major

  • hand op zijkant heupregio (andere hand op andere been zodat je druk kunt uitoefenen)
  • bij (passieve) endo-/exorotatie in de heup voel je de trochantor onder je hand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

SIAS

  • volg de liesplooi naar craniolateraal, of de crista naar ventraal
  • vaak duidelijk zichtbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

Os pubis

  • palpeer met vlakke hand via onderbuik naar caudaal tot je met de pinkzijde tegen os pubis aan komt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

patella

  • ga via de basis met de ene wijsvinger lateraal en de andere mediaal
    de randen langs: onder kom je uit op de apex
  • bij ontspannen m. quadriceps kan de patella bewogen worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

epicondylen van femur

  • mediaal via apex vd patella naar posterior is verhevenheid waarneembaar = epicondylus medialis
  • lateraal van patellapees is kuiltje waarneembaar: posterior ligt epicondylus lateralis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

Condylen van tibia

  • palpeer met de knie in flexie het tibiaplateau met
    beide condylen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

tuberositas tibiae

  • verhevenheid op tibia onder apex patella
24
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

margo anterior / margo medialis

  • palpeer beide zijden van tibia t/m malleolus medialis
25
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

caput fibulae

  • aan laterale zijde van het onderbeen is ongeveer halverwege de fibula niet palpeerbaar
  • als je naar proximaal beweegt met 2 vingers, duikt de fibula met het caput op tussen je vingers.

Fibula

  • ga op dezelfde wijze van halverwege naar beneden en je voelt de fibula weer aan de oppervlakte
  • palpeer de laterale malleolus
26
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding nummer 1 t/m 10?

A

Mediale zijde voet

  1. distale phalanges
  2. proximale phalanges
  3. os metatarsalis 1 (MT 1)
  4. os cuneiforme medialis
  5. os navicularis
  6. os talus
  7. os calcaneus
  8. interphalangeaal gewricht (IP)
  9. 1e metatarso-phalangeaal gewricht (MTP 1)
  10. art. Tarsometatarsalis 1 (TMT 1) 11. art. cuneonavicularis
  11. tuberositas navicularis
  12. sustentaculum
  13. tuberculum medialis tali
  • kuiltje voor en na de zijkant van de bal vd voet: hiertussen ligt MTP1.
  • palpeer MT1 naar proximaal.
  • palpeer art. tarsometatarsalis (breng daarbij herhaaldelijk de voet in eversie – inversie) dit is waar de pees van m. tibialis anterior uitkomt.
  • palpeer tuberositas navicularis.
  • halverwege tussen de vorige 2 palpatiepunten ligt gewricht van os naviculare en
    os cuneiforme mediale.
  • vlak achter tuberositas navicularis is volgende gewricht palpeerbaar: namelijk het art. talo(calcaneo)navicularis.
  • andere methode: plaats je vinger tussen mediale malleolus en pees van m. tibialis anterior en beweeg naar distaal terwijl de voet wisselend van eversie naar inversie bewogen wordt tot je het talonaviculair gewricht kun voelen.
  • Je hebt nu dus ook de onderrand van de talus gevonden.
  • Verder palperen van talus dient te geschieden onder voortdurend bewegen vd voet in eversie – inversie richting om de afgrenzing met het calcaneus te kunnen voelen.
  • Palpeer zo het verloop van talus naar posterior.
  • Botknobbel recht onder malleolus medialis (sustentaculum) is onderdeel van
    calcaneus.
  • Botknobbel onder malleolus, maar meer dorsaal is tuberculum medialis tali.
  • Calcaneus: palpeer rondom de calcaneus.
27
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding 1 t/m 10?

A

Laterale zijde voet

  1. distaal interphalangeaal gewricht (DIP)
  2. proximaal interphalangeaal gewricht (PIP)
  3. MTP5
  4. os metatarsalis 5
  5. tuberositas MT5
  6. os cuboideum
  7. talus
  8. calcaneus
  9. laterale maleolus
    10.os navicularis
  • palpeer de kootjes van de kleine teen
  • palpeer MTP5 (botjes tussen duim en wijsvinger naar flexie/extensie bewegen)
  • palpeer MT5: palpeer tuberositas ossis MT5
  • nu kom je bij een depressie, waarbij het os cuboideum in de diepte en wat verhoogd ligt.
  • Gewricht tussen os cuboideum en MT5 ligt op lijn van Lisfranc: van tuberositas ossis MT5 naar TMT1
  • Palpeer de onderrand van calcaneus en os cuboideum: soms is laterale uiteinde van gewrichtsspleet tussen deze 2 voelbaar.
  • Voel de trompetvorm van distale uiteinde calcaneus
  • Aan ventrale zijde van laterale malleolus is de sinus tarsi (holte) voelbaar: vanuit
    hier kun je de oppervlakkige dorsale rand van het calcaneus voelen.
  • Talus varieert in hoge mate in palpeerbaarheid: kan voelbaar zijn onder laterale
    malleolus (dan kun je ook de rand met calcaneus voelen)
  • thv de sinus tarsi ligt een processus lateralis net onder laterale malleolus.
  • Palpeer de afzonderlijke kootjes van alle tenen en beweeg de DIP’s en PIP’s
  • Palpeer MTP 1 t/m 5
  • Beweeg de MT 1 t/m 5 tov elkaar
28
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

De musculus Supraspinatus

Zoek de spina scapula op en leg een vinger evenwijdig hierboven in het gootje, deze heet de fossa supraspinatus, hierin bevindt zich de musculus supraspinatus.
Beginpunt (vanaf nu origo) in de fossa aan de mediale zijde. Vandaar loopt hij onder het acromion door naar zijn eindpunt (vanaf nu insertie) aan het tuberculum majus van de humerus. Functie is het naar buiten bewegen van de arm (abductie) in het schoudergewricht. Vraag de proefpersoon deze beweging te maken of houdt deze beweging tegen en voel de spier aanspannen.

29
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

De musculus Infraspinatus

Deze ligt onder de spina scapula in de fossa infraspnata waar zijn origo ligt, vervolgens loopt hij ook naar het tuberculum majus van de humerus en heeft zijn insertie net onder de supraspinatus. Functie; exorotatie van het schoudergewricht. Leg 2 vingers vanaf de margo medialias van de scapula naar de laterale zijde vlak onder de spina scapula en laat een exorotatie uitvoeren van de schouder.

30
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

De musculus Deltoideus

Heeft een driehoekige vorm en ligt als een kap over het schoudergewricht.
Zijn origo zijn diverse namelijk het sleutelbeen (clavicula), het acromion en de spina scapula.
De insertie is het tuberositas deltoidea humeri die zich op ongeveer 1/3 deel vanaf proximaal gezien op de humerus bevindt. Functie; Abductie net als de supraspinatus. Het voorste deel helpt ook de anteflexie van de arm en het achterste deel de retroflexie van de arm. Note; Zoek ook naar de de kuiltjes in de spier aan de anterolaterale en dorsolaterale zijde van de spier.

31
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

De musculus Pectoralis major.

Aan de voorzijde van het schoudergewricht bevinden zich de borstspieren. Zij lopen van de ribben en het borstbeen naar de bovenarm.
De pectoralis major heeft 3 verschillende origos die de spier ook in drie delen verdelen. Er is het clavicuaire deel, het stername deel en het deel vanaf de rectusschede (hoes om de buikspier). De insertie is de crista tuberculum majoris humerus. Functie; anteflexie van de arm en de endorotatie van de schouder en de adductie van de arm. De verschillende delen zijn te palperen door de proefpersoon de handen tegen elkaar te laten drukken op verschillende hoogten. Met de platte vinger techniek kun je de diverse delen voelen aanspannen.

32
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

De musculus pectoralis minor

Is eigenlijk geen schouderspier, maar een spier die de scapula (schouderblad) beweegt tov de thorax.
Origo op het kraakbeen van de 2e t/m de 5e rib en zijn insertie is het processus coracoideus (ravenbek) op de scapula.
Wanneer je je vinger naar het processus coracoideus brengt en dan vraagt of de proefpersoon zijn schouder naar voren en naar beneden trekt dan voel je de spanning ontstaan. Ook is de spier een hulpinademingsspier.

33
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

De musculus Biceps Brachii

Heeft 2 koppen die verschillende origo hebben en een gemeenschappelijke insertie De origo van het caput longus is het tuberculum supraglenoidale scapula en van het caput breve het processus coracoideus. De gemeenschappelijke insertie is het tuberositas radius en het bindweefselvlies tussen de ulna en radius. De spier loopt over twee gewrichten en heet daarom bi-articulair. Dit betekent dat hij over beide gewrichten functie heeft. Zijn functies zijn anteflexie in de schouder, adductie in de schouder, supinatie in de onderarm en flexie in de elleboog. Vraag de proefpersoon zijn/haar elleboog 90 graden te buigen, geef dan weerstand tegen deze buiging en vraag de proefpersoon kracht te zetten, hierdoor kun je de biceps laten aanspannen en hem palperen. Probeer goed de randen van de spier te voelen wanneer de spier aan en ontspant. Voel de pees in de elleboog richting de radius lopen vooral als er ook een supinatie gemaakt wordt. In het midden van de spierbuik is een spleet voelbaar die het caput longus en
brevis onderscheidt.

34
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

De musculus Brachialis

Met als origo de schacht van de humerus en als insertie het tuberositas ulna is een pure flexor van de elleboog is en palpeerbaar is in het onderste deel van de biceps lateraal en mediaal van de spierbuik. Vraag de proefpersoon tegendruk te geven tegen een gebogen arm.

35
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

De musculus Triceps Brachii

Is een 3 koppige strekker van de elleboog en loopt aan de achterzijde (dorsaal) van de humerus. Hij heeft 3 verschillende origo’s en 1 gemeenschappelijke insertie namelijk het olecranon.
Het caput longum begint op het tuberculum infraglenoidale scapula en het caput mediale en laterale starten op de achterzijde van de humerus schacht. De lange kop is bi-articulair en heeft functie over het schoudergewricht, te weten retroflexie en de drie koppen samen laten de extensie van de elleboog plaatsvinden. Laat de proefpersoon de arm naar achteren strekken en geef lichte weerstand tegen extensie om de koppen zichtbaar te krijgen. Dit is niet altijd makkelijk te zien.

36
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

De musculus Brachioradialis

Heeft zijn origo op de humerus net proximaal van het laterale epicondyl en zijn insertie net proximaal van het processus styloideus radius.
Hij buigt de elleboog en heeft ook functie als supinator en pronator van de onderarm.
Je kunt hem palperen en zichtbaar maken door in 90 graden flexie van de elleboog en de elleboog tussen pronatie en supinatie in weerstand te
vragen tegen de flexie elleboog.

37
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

De musculus Extensor Carpi radialis longus en brevis

Komen beide van de laterale zijde van de humerus en lopen over de pols naar de middenhands botten.
De longus start net proximaal van het epicondyles lateralis en eindigt op de basis van het os metacarpale 2 en de brevis start op het epicondylis lateralis (tenniselleboog blessure) en loopt naar de basis van het os metacarpale 3. Ze zijn bi-articulair maar door de kleine momentsarm hebben ze verwaarloosbare functie over de elleboog en zijn het daarom vooral dorsaalflexoren (strekking) van de pols. Laat de proefpersoon zijn/ haar arm op de tafel liggen een plaats je hand op de handrug van de proefpersoon en vraag om alleen de hand op te tillen tegen weerstand. Je kunt de spierbuiken zien en voelen. Tijdens de beweging kun je ook vragen om naast te strekken de pols iets naar buiten te laten bewegen (ulnair deviatie), hierdoor wordt de spier nog meer ingezet.

38
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

De musculus Extensor Carpi Ulnaris

Begint aan het laterale epicondyl en aan de laterale zijde van de schacht van de ulna en gaat naar de basis van het os metacarpale 5. Wanneer je de ulna als bot voelt aan de laterale zijde en dan naar de extensoren zijde van de onderarm beweegt is deze de eerste spier die je tegenkomt. Voel ook vooral de pees van de spier wanneer je de pols naar ulnair devieert.

39
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

Aan de radiale zijde van de pols bevinden zich aan de dorsale zijde nog toe pezen van de musculus Extensor Pollicis longus en brevis. Zij vormen de anatomisch snuifdoos. Laat je proefpersoon zijn duim opsteken en je kunt ze zien en palperen.

40
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

De musculus Flexor Palmaris longus
heeft als insertie de peesplaat in de handpalm en buigt de pols, kenmerkend voor deze spier is dat wanneer je je pink en duim naar elkaar toe beweegt hij duidelijker zichtbaar wordt. Ander kenmerk is dat hij bij 20% van de mensen ontbreekt aan beide ofwel 1 zijde.

41
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

De musculus Flexor Carpi Ulnaris

heeft als insertie het os pisiforme, hier kun je de pees duidelijk voelen. Zijn functie is buigen van de pols en ulnair abductie (deviatie).

42
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

De musculus Flexor Carpi Radialis

heeft als insertie de basis van het os metacarpale 2 en buigt de pols samen met een radiair abductie.

43
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

De musculus Flexor Digitorum superficialis
heeft naast het mediale epicondyl ook origo aan de radius en het proces coronoideus ulna, zijn insertie zijn de middelste phalanxen van de 2e tot en met de 5e vinger. Hij buigt de vingers en de pols. Zijn pees (pezen) is (zijn) palpeerbaar net ulnair van de palmares longus pees indien aanwezig.

44
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

De heupspieren aan de dorsale zijde;

De musculus Gluteus maxiumus

In buiklig kun je de gluteus maxiumus, die van de rand van het sacrum en de dorsale rand van het ilium komt en naar de achterzijde van het proximale deel van het femur gaat, zichtbaar maken door het been recht te laten optillen, een extensie in het heupgewricht.
De zij-bovenrand van de gluteus maxiumus bepaalt van waaraf je

45
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

de musculus Gluteus medius

kan palperen. Deze loopt van het ilium net onder de cristarand naar de trochantor major en laat het been naar buiten bewegen en in de heup naar binnenwaarts (endorotatie) draaien (de gluteus maximus heeft ook een functie als exo rotator en kan dus van de medius onderscheiden worden door om en om exo en endo rotatie te late uitvoeren). Nadat je de bovenrand van de maximus hebt gevoeld laat je het been liggen en geeft weerstand tegen de beweging naar buiten en de medius zal aanspannen.

46
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

De musculus Gluteus minimus

ligt in zijn geheel onder de gluteus medius en is daardoor niet te onderscheiden.

47
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

Aan de voorzijde van het been liggen
de musculus Quadriceps femoris,

de vierkoppige bovenbeenspier. Deze heeft 4 verschillende origo’s en 1 gezamenlijke insertie, namelijk de kniepees die vervolgens naar het tuberositas tibia loopt.
3 delen zijn te palperen, te beginnen

48
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

de musculus rectus femoris
die begint aan de spina iliaca anterior inferior (siai) die onder andere heupspieren ligt en niet te voelen is. Deze kop is bi-articlair en beweegt derhalve de heup naar anteflexie en de het kniegewricht naar extensie.
Laat het been optillen zonder de knie te strekken en dan zie je de rectus aanspannen in het midden van het bovenbeen.
Mediaal hiervan ligt

49
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

De musculus Vastus lateralis

ligt aan de laterale zijde van de rectus
en bestrijkt de gehele ventrolaterale zijde van het been, ook deze is een extensor van het bovenbeen en kan door deze beweging te maken zichtbaar worden gemaakt.
Palpeer vervolgens de kniepees waarin de patella ingebed ligt tot aan de tuberositas tibia.

50
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

De musculus Sartorius,

de kleermakerspier is ook bi-articulair, maar de functie over de knie is te verwaarlozen. Derhalve kan deze alleen zichtbaar worden gemaakt door een heupbeweging te maken die een combinatie is van anteflexie, abductie en exorotatie.
Hij begint aan de sias en loopt naar de ventro-mediale zijde van het onderbeen in de pes anserinus (de gemeenschappelijke insertie van de sartorius, de gracilus en de semitendinosus).

51
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

De musculus Tensor Fasciae latae
heeft ook aan de sias zijn origo. Zijn insertie heeft hij aan de peesplaat aan de zijkant van het been, de tractus iliotibialis.
Bij de sias kun je twee spieren duidelijk van elkaar onderscheiden door vanuit exo rotatie in de heup (sartorius) naar endo rotatie te laten draaien (tensor fasciae latae).

52
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

De musculus Gracilus
heeft zijn origo aan het os pubis (schaambot) helemaal aan de mediale begrenzing van de lies en loopt via de pes anserinus naar het tuberositas tibiae. Zijn functie is een adductie van de heup en wanneer je deze met gestrekte knie laat uitvoeren is de gracilus de meest dorsomediale spier van de binnenzijde bovenbeen.

53
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

de musculus Biceps femoris
aan de laterale zijde ligt de biceps femoris caput longus en brevis die hun aanhechting op het caput fibula hebben.

54
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

de musculus Semitendinosus en de musculus Semimembranosus
liggen aan de mediale zijde met als insertie de pes anserinus waarvan de laatste dieper ligt vanuit dorsaal gezien.
De semi tendinosus pees is langer
daarom voel je de spierbuik van de semi membranosus pas na de helft van het bovenbeen liggen omdat vanaf daar de pees begint
van de tendinosus.

55
Q

Wat is de naam van de onderstaande anatomische plaatsaanduiding?

A

Belangrijk is om de pezen aan de mediale zijde in de knieholte van elkaar te leren onderscheiden.
Dit zijn van ventraal naar dorsaal de pezen van de

  • m. sartorius
  • m. gracilus
  • m. semitendinosus

deze vormen de pes anserinus superficialis

56
Q

Wat zijn de namen van de onderstaande anatomische plaatsaanduidingen?

A