9. Regeling TXN bij eukaryoten Flashcards

1
Q

Wat is Giemsa kleurstof ?

A

kleuring van A/T-rijke gebieden waardoor specifieke bandenpatronen ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat doen kankercellen ?

A

frequente translocatie of uitwisselen van chromosoomfragmenten waardoor de genexpressie verstoord is en er ocogenen/tumersuppresorgenen ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de paternosterstructuur ?

A

beads on a string (nucleosomen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn nucleosomen ?

A

basic unit chromatine : 146 bp lang DNA en 8 histonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een hand shake ?

A

dimerisatie tussen H2A en H2B en tussen H3 + en H4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe ziet de hogere organisatie eruit van chromatine ?

A

vorm van histon-octameer : wigvorm - zo passen nucleosomen tegen elkaar met een solenoïde van telkens 30 nm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat weet je over de solenoïde rond de histons ?

A

Afhankelijk van histon 1 :
* euchromatine : 300 nm
* heterochromatine : 700 nm
* 10% constitutief euchromatine
* 10% constitutief heterochromatine : rond centromeren en telomeren dat niet-coderend is (satelliet DNA)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat vinden we terug in fruitvliegen ?

A

Reuzenchromosomen
= polytene chromosomen die ontstaan zijn doordat DNA repliceerd en homologe ketens naast elkaar blijft terwijl de cel niet meer deelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn puffs ?

A

Ontstaan op plaatsen waar vroeger heterochromatine was
* Op die plaats actief RNA pol II en nieuw gevormd RNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe wordt de controle van TXN regeling doorgegeven aan dochtercellen ?

A

via de structuur van chromatine en NIET via de DNA seq
= epigenetische controle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is epigenetische controle ?

A

Doorgeven van info via structuur chromatine en NIET via DNA sequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat doen epigenetische modificaties ?

A

modificaties aan de promotoreb zorgen ervoor dat dit deel van het genoom NIET tot expressie zal komen (heterochromatine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een Barr-lichaampje ?

A

donker lichaampje in kern van elke vrouwelijke cel
= sterk gecondenseerd x-chromosoom (inactief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het XIC ?

A

= x-inactivatie centrum
* inactivering van 1 x-chromosoom bij vrouwelijke zoogdieren start hieruit
* bevat gen voor een RNA dat niet tot TLN komt (XIST)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het XIST ?

A

= x-inactivation specific transcript
* signaal voor chromatine-condensatie
* gaat niet over naar ander x-chromosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe gebeurt x-inactivering ?

A

willekeurig en na een aantal deling van de bevruchte eicel
* inactieve x wordt gecondenseerd tot heterochromatine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is er typisch aan geïnactiveerde x-chromosomen ?

A

ze zijn gekenmerkt door XIST-RNA
= gemethyleerde cytosines en aanwezigheid van histon 2A variant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is epi-genetische controle ?

A

signalen voor controle liggen in de modificatie
* bij hemi-gemethyleerd DNA (1 streng gemethyleerd) gaat er een signaal gegeven worden om op de andere streng de cytosines ook de methyleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar treedt x-inactivatie niet op ?

A

in kiemcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat was het experiment met ADE gen ?

A

Gist met gen = wit / mutatie = rode kolonie
* Als gewoon ADE-gen verplaatst wordt in de buurt van een telomeer = rode en witte vlekken (ADE gen wel nog actief maar inactief gebied van telomereren kan uitbreiden zodat genen niet meer tot TXN komen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat was het experiment met de oogkleur van fruitvliegen ?

A
  • white gen : witte ogen
  • translocatie van white gen naar fragment in heterochromatine resulteerd in inactivering
  • soms inactivering omgekeerd en was er een mozaïk patroon in de ogen
22
Q

Wat begrenst het hetero-/euchromatine ?

A

insulators
* stroomopwaarts of stroomafwaarts van veel genen

23
Q

Wat is genomic imprinting ?

A

Slechts 1 allel van ouders komt tot expressie - bepaalt voor bevruchting door DNA methylatie
* Parentale genen door modificatie van omliggend chromatine blijven inactief

24
Q

Wat zijn enhancers ?

A

zones in het genoom die 10 - 100 ‘en bp lang zijn en een gen kunnen beïnvloeden vanop grote afstand
* Onafhankelijk van oriëntatie tov promotor
* Modulaire structuur : korte DNA motieven (vaak palindromisch)
* DNA seq = Cis-acting elements (tov TXN factoren = trans)

25
Wat zijn TF ?
= transcriptie factoren * eiwitten die transcriptie beïnvloeden van nabije promotoren en binden aan enhancersequenties * hebben grote specificiteit en affiniteit * DBD en transactivatiedomeinen
26
Wat zijn transactivatiedomeinen ?
activeren TXN van nabije doelwitorganen
27
Wat is een DBD ?
= DNA bindend domein * DNA binding door specifieke interacties tussen AZ residu’s in TXN factoren * vaak alfa - helices in grote groeve van DNA * DBD van TF dimeriseren vaak voor vergroting van specifiteit en affiniteit
28
Welke 4 types DBD's interageren met specifieke DNA seq ?
* Helix-turn-helix * homeobox * zinkvingers * Leucine-zipper
29
Wat is een helix-turn-helix ?
Vaak teruggevonden in TF * 1 α – helix in grote groef en andere zal stabiliserend werken * Bij prok operons en cAMP responsive protein * Ze dimeriseren
30
Wat is een homeobox ?
Specifieke AZ seq in switches * 3 alfa helices (1 voor in grote groef en 2 voor stabilisatie * Genen vaak in tandem op chromosoomfragment * In kopstaart richting * PAX 6 = eyeless gen bij mensen maar zorgt niet voor fruitvlieg zonder ogen doordat ze facet ogen hebben
31
Wat zijn switches ?
Zorgen voor aanmaak lichaamsdelen
32
Wat zijn zinkvingers ?
* Cys en His hebben interactie met zink * Gevouwen in alfa helices en bèta sheets * alfa-helix past in grote groeve van DNA waardoor er specifieke DNA-proteïne interactie mogelijk is * vb. AR DBD : androgeen-receptor DNA bindend domein
33
Wat is het AR DBD ?
= androgeen-receptor DNA bindend domein * palindroom herkenning door 1ste zinkvinger * terwijl 2de zorgt voor eiwitdimerisatie zodat een 2de DBD zal binden met seq in andere streng
34
Wat is een leucine zipper ?
* Leu aan zelfde kant van α-helix door regelmatige afstand = dimerisatie mogelijk (om de 7 residu's een Leu of Ileu) * Verlenging alfa helices interageren met grote groef * Helicaal wheel * Amphipathische helix * Langs hydrofobe zijde : eiwit-eiwit interacties
35
Wat is een helicaal wheel ?
= alfa helix loodrecht op blad en zijketens ( positie a en d = hydrofobe interacties)
36
Wat is een amphipatische helix ?
= langs andere kant helix geladen residuen
37
Wat is Chip ?
= chromatin immunopricipitatie essay * techniek om alle bindingsplaatsen in het genoom te bepalen
38
Wat is een mediator ?
helpt in de onrechtstreekse interactie van activatiedomeinen met componenten van het TIC zoals TAF's
39
Wat is een AD ?
Activatie domein van TF : * eiwit-bindingsplaatsen * co-regulatoren : vertonen enzymatische activiteit * interactie met componenten van TIC via mediators
40
Wat is een histonstaart ?
aminoterminale einde van histonen die uit nucleosomen steken * Lys en Arg kunnen elektrostatisch interageren met de neg lading van de fosfaatruggengraat * Lys en Arg kunnen geacetyleerd of gemethyleerd worden zodat chromatine een meer open structuur heeft zodat RNA poly II makkelijker kan binden
41
Wat zijn chromatine remoddeling complexen ?
herkennen modificaties van lys en Arg, die modificaties geven aanleiding tot verschillende processing van chromatine en DNA * binden aan gemodificieerde histonstaart vb. HAT : op lysine en herkent door bromodomein vb. HMT : op lysine en herkent door chromodomein
42
Wat is miRNA ?
= micro RNA * Korte fragmenten RNA in cytoplasma * Hybridiseren met 3’ UTR * 100% complementariteit = afbraak mRNA dus gen expressie gen en geen aanmaak eiwit * Niet 100% complementair = hybridisatie leidt tot transport mRNA naar p-bodies waar geen TLN kan gebeuren maar het proces is omkeerbaar * 1 miRNA kan bepaald proces controleren * 1 mRNa geregeld door meerdere miRNA * Ook miRNAs in intronseq van eiwitcoderende genen * Geprocest uit 1 lang transcript : 1 gen codeert voor verschillende miRNAs - korte haarspelstructuren in lage TXN eruit geknipt door dsRNasen
43
Wat is een UTR ?
= untranslated region
44
Wat is een Dicer-complex ?
zal haarspelden uit langere transcripten verder knippen tot dubbelstrengig RNA
45
Wat is dsRNAse ?
knipt kortere haarspeldstructuren uit langere transcripten van miRNA
46
Wat is een RISC-complex ?
= RNA-induced silencing complex * incorporeerd 1 streng van het dubbelstrengig RNA * transport naar P-bodies waar RNA inactief wordt gehouden
47
Wat is RNAi ?
= RNA interference * korte RNA's werken als inhibitor van eiwitexpressie
48
Wat is shRNA ?
korte RNA hairpins die tot expressie komen en door Dicer worden omgezet tot miRNA of 21-22 nucleotide lang dubbelstrengig RNA
49
Wat is siRNA ?
= short interference RNA * 1 streng shRNA hybridiseert met 1 mRNA meestal thv ORF * via RISC naar mRNA geleid, dat wordt afgebroken door cellulaire RNAse
50
Wat is lncRNA ?
= long non-coding RNA codeert niet maar werkt als bindingsplaats voor verschillende eiwitten vb. SRA : steroïd receptor RNA activator