6. Na Translatie Flashcards
Wat is structural genomics ?
Onbekende eiwitstructuur voorspellen op basis van AZ sequentie
Wat is Hsp70 ?
= Heat shock protein 70
= chaperone eiwit
* Als in eiwitseq uit ribosoom 7 tal hydrofobe AZ elkaar opvolgen, wordt het herkend door Hsp70
* Binding van ATP stelt hydrofobe bindingsplaats open voor interactie met hydrofobe eiwitdelen
* Omzetting ATP ADP = hsp 70 sluit en eiwit deel neem juiste conformatie aan
Wat is Hsp60 ?
= chaperotine
* Kamertje uit 2 ringen
* Eiwit juiste conformatie gekregen = conformatieverandering kamer waardoor deksel los komt
Wat is proteolyse ?
hydrolyseren van polypeptideketens
Wat doen protease ?
- proteïne selectief en gecontroleerd afbreken en AZ recycleren
- eiwitten uit voedsel afbreken tot korte polypeptideketens + AZ
- activering pro-enzymen door verwijdering eiwitfragmenten
Wat doet chymotrypsine ?
Vertering eiwitten
In maag :
* Polypeptidebindingen bereikbaar voor proteasen en hydrolyseren ze
Dunne darm :
* Afbraak tot di- en tripeptiden
* Verdere afbraak intracellulair tot vrije AZ
!! chymotrypsine : extracellulair actief en splitst peptidebindingen selectief
* Covalente modificatie : nucleofiele aanval van actief Serine zorgt voor binding met substraat
Wat gebeurt er in de catalytic traid ?
Aspartaat residu oriënteert histidine residu : His wordt dan betere acceptor voor p+ van Serine en His wordt zeer reactief en kan peptideketens aanvallen
Wat is een hydrofobe pocket ?
Substraat-specifiteit van proteasen waarmee ze aan zijketens kunnen binden
Wat zijn de 4 klassen in proteasen ?
- Serine protease : Serine is reactief residu
- Cysteïne protease
- Aspartyl protease
- Metalloprotease
! altijd nucleofiele aanval op carbonylgroep in peptide binding
Wat zijn zymogenen ?
enzymen die gesynthetiseerd zijn als inactieve precursor
Wat is Trasylol ?
Inhibitor aprotenin - bloedstolling
Serine protease inhibitor
* vroeger gebruikt bij traumatische of hemorragische shock maar had ernstige bijwerkingen
Wat doet een proteasoom ?
Intracellulaire afbraak eiwitten (ATP afhankelijk)
* Ubiquitine merking
* Controlerende functie (afbraak cyclines, synchronisatie ORIs door cdc6)
* deksel : 19S dat geubiquineerde eiwitten herkent + 20S cilinder dat catalytische activiteit uitvoerd
Wat doet het E1 enzyme ?
= ubiquitine-activerend enzyme
* Bestaat maar 1 van
* Ubiquitine-activerend enzym (ubi activeren en binden op sulfhydrylgroep van cysteïne-residu)
Wat doet het E2 enzyme ?
= Ubiquitine-conjugerend enzym
* 1 familie met meerdere enzymen (transfer naar cysteïne residu)
Wat doet het E3 enzyme?
= Ubiquitine-proteïne-ligase
* Meerdere families (ubi verplaatsen naar Lys van doeleiwit)