7 - Tegenwoordige tijd van werkwoorden op -are Flashcards
vrezen
temere
gestreept
a righe
de wet
la legge
een abonnement nemen
fare l’abbonamento (m)
de leerling / de leerlinge
de schooljongen / het schoolmeisje
(lagere school)
l’alunno (m) / l’alunna (f)
lo scolaro / la scolara
het konijn
il coniglio
lesgeven
insegnare
verkeerd
sbagliato / sbagliata
inslaan (met de auto)
imboccare
graag, gewillig
volentieri
de wedstrijd
la partita
de gymnastiek
la ginnastica
de sportschool
la palestra
het kopje
la tazzina
de puppy
il cucciolo
de verkeersagent / de verkeersagente
il vigile / la vigilessa
stoppen, tegenhouden
fermare
uitlenen
prestare
verlangen
desiderare
iets uitmaken
importare
de geoloog / de geologe
il geologo / la geologa
de geologie
la geologia
het lid
il socio / la socia
ontwerpen
progettare
cadeau geven
regalare
de muis
it topo
stil, zwijgend
zitto / zitta
lijken
sembrare
Stilte! (2)
Silenzio!
Zitto!
het hondenhok
la cuccia
wandelen
camminare
te weinig
troppo poco
lui
pigro / pigra
genezen, behandelen
curare
de ziekte
la malattia
leveren
consegnare
de burgemeester / de burgemeesteres
il sindaco / la sindaca
inschatten
stimare
het gevaar
il pericolo
een korte wandeling maken (2)
fare due passi (m)
fare quattro passi (m)