6.1 kauw- en slikproblemen Flashcards

1
Q

doelen kauwen =

A
  • voedsel klein ‘hakken’ voor vertering

- voedsel mengen/malen waardoor enzymen in speeksel (amylase) beter kunnen inwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kauwen bevordert: (3)

A
  1. steviger alveolair (kaak)bot
  2. doorbloeding weefsels
  3. speekselsecretie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

kenmerken van kauwproblemen (2)

A
  1. pijn en vermoeidheid tijdens kauwen

2. aanpassen van voeding wat (onbewust) gevolgen heeft voor voedingskeuze en voedingstoestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 vragen die je kunt stellen om kauwproblemen naar boven te brengen

A
  1. hoe lang bent u bezig met de maaltijd (ivm tafelgenoten)?
  2. heeft u problemen met het eten v bepaalde voedingsmiddelen?
  3. mijdt u bepaalde voedingsmiddelen?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

mogelijke oorzaken kauwproblemen (9)

A
  1. ontsteking
  2. overbelasting kaakspier
  3. verbranding vd mondholte
  4. hoofd-halskanker
  5. verlamming
  6. monddroogte
  7. caries
  8. tandextractie
  9. prothese (slecht passende)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

mogelijke gevolgen kauw- en slikproblemen (3)

A
  1. antisociaal gedrag (ontzien gemeenschappelijke eetmomenten)
  2. beïnvloeding v voedselkeuze -> eenzijdig/ onvoldoende nutriënten (minder energie, obstipatie)
  3. ondervoeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

risicogroepen kauw- en slikproblemen = (4)

A
  1. patiënten met hoofd-halskanker
  2. ouderen zonder eigen tanden
  3. ouderen met spierziekte
  4. mensen met ernstige meervoudige beperking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voedingsmaatregelen kauwproblemen (min 3) =

A
  1. consistentie aanpassen (gekookt, geschild, zachte producten, soep etc)
  2. vermijden harde producten (korsten etc)
  3. vermijd draderige vleessoorten
  4. notenpasta/pindakaas ipv harde noten en zaden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is probleemvoedsel bij gebitsprothese? (3)

A
  1. voeding met harde kleine deeltjes (vijgen, noten etc)
  2. harde voedingsmiddelen (appel, biefstuk, wortelen)
  3. kleverige voedingsmiddelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

presbyfagie =

A

slikstoornissen door normale veroudering.

verminderde heffing tongbeen en strottenhoofd, vergroting keelholte, premature lekkage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

primaire presbyfagie =

A

door degeneratie van structuren en functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

secundaire presbyfagie =

A

door ziekte of trauma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

dysfagie =

A

slikstoornis veroorzaakt door (spier)ziekte van neurologische of oncologische aard, waarbij de passage en het transport v voeding problemen geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

voorbeelden van dysfagie bij ziekten (3)

A
  1. dementie
    .2. parkinson
  2. ALS-spierziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kenmerken v slikproblemen (m6)

A
  1. mensen schrapen hun keel vaak (heesheid en schorheid)
  2. eten langzaam: pijn bij eten (+ mondgeur)
  3. moeite met doorslikken, verslikken zich vaker, boeren
  4. gewichtsverlies
  5. borstpijn (onder borstbeen)
  6. benauwd
    (7. voedsel loopt uit mond
  7. moeizame medicatie inname
  8. voedsel keert terug /blijft zitten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waterslikproef =

A
  1. patient 1->2->3 lepels water geven
  2. half glas water,
  3. dik vloeibare voeding
  4. daarna normale maaltijden (onder toezicht). –> Kijken waar er problemen afspelen en samen met arts doorsturen/behandelen indien nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

FOIS afkorting=

A

functional oral intake scale

= 7 niveaus met bijbehorende aanpassingen per/os in de voeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

FOIS niveau 1 =

A

niets per os (helemaal geen orale inname)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

FOIS niveau 2=

A

sondevoeding-afhankelijk met minimale pogingen om vocht of voeding door te slikken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

FOIS niveau 3 =

A

sondevoeding-afhankelijk met consistente orale inname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

FOIS niveau 4 =

A

volledige orale voeding van 1 consistentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

FOIS niveau 5 =

A

volledige orale voeding van verschillende consistenties, maar specifieke aanpassingen of compensatietechnieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

FOIS niveau 6 =

A

volledige orale voeding zonder specifieke aanpassingen, maar enige beperkingen in consistentie

24
Q

FOIS niveau 7 =

A

volledige orale voeding zonder restricties in consistentie

25
Q

tips kauw- en slikproblemen (sterk individueel bepaald) (11)

A
  1. neus snuiten voor maaltijd
  2. schrik bij eten (verslikken); zorg voor tafelgenoot
  3. eet in rustige omgeving
  4. niet praten tijdens eten
  5. neem ruim de tijd om te eten
  6. eet rechtop
  7. eet als je niet te moe bent
  8. kleine hapjes per keer -goed kauwen
  9. eerst doorslikken, dan pas volgende hap
  10. voor persoon de beste temperatuur
  11. gelijkmatige consistentie
26
Q

voedingstips bij kauw- en slikproblemen : drinken (2)

A
  1. vloeibare voeding indikken

2. ijsblokjes maken en hierop zuigen

27
Q

voedingstips bij kauw- en slikproblemen: groente/fruit (3)

A
  1. kunnen vocht geven als drinken moeilijk gaat
  2. ingedikte soep/ puree/smoothies/sap
  3. ijsblokjes maken
28
Q

voedingstips bij kauw- en slikproblemen: graanproducten (3)

A
  1. pasta en noedels met saus / aardappelpuree
  2. let op met beschuit en toast: in koffie/soep dippen
  3. gebruik maken v bindmiddel om in te dikken
29
Q

voedingstips bij kauw- en slikproblemen: zuivel (2)

A
  1. vermijd harde kazen

2. yoghurt, vla en pap worden goed verdragen

30
Q

voedingstips bij kauw- en slikproblemen: vis/vlees (4)

A
  1. vis: weinig klachten, let op structuur
  2. vlees: pureren, klein snijden met korte draad
  3. smeerbare vlees- en viswaren
  4. gepureerde eiersla
31
Q

voedingstips bij kauw- en slikproblemen: noten/zaden

A
  1. pastas/sauzen/olies
32
Q

cave bij kauw- en slikproblemen: suikers

A
  1. kan de gerechten plakkerig maken.
33
Q

cave bij kauw- en slikproblemen: kruiden =

A
  1. maak de gerechten niet te pittig (meer kans op verslikken)
34
Q

ageusie =

A

niet kunnen proeven

35
Q

parageusie =

A

onjuiste/vervormde smaakgewaarwording

36
Q

hypergeusie =

A

zeer sterke smaakwaarneming

37
Q

hypogeusie =

A

verminderde smaakwaarneming

38
Q

dysgeusie =

A

veranderde smaakwaarneming

39
Q

smaakagnosie =

A

onvermogen om smaken te herkennen

40
Q

anosmie =

A

niet kunnen ruiken

41
Q

paranosmie =

A

onjuiste/ vervormde reukwaarneming

42
Q

hypernosmie =

A

zeer sterke reukzin

43
Q

hyponosmie =

A

verlaagde reukzin

44
Q

dysnosmie =

A

veranderde geurwaarneming

45
Q

reukagnosie =

A

onvermogen om geuren te herkennen

46
Q

welke smaken zijn er?

A
  1. zuur
  2. zoet
  3. zout
  4. bitter
  5. umami (japans voor hartig)
47
Q

hoeveel geuren zijn er?

A

tussen de 2000 - 4000 geuren

48
Q

oorzaken smaak- en reukstoornissen: (heel divers) (3)

A
  1. ontsteking in de mond (bv herpes, candida)
  2. hyposalivatie
  3. kanker (behandeling)
49
Q

gevolgen smaak- en reukstoornissen (3)

A
  1. verminderde/ veranderde eetlust
  2. minder eetplezier
  3. mogelijk sociaal isolement
50
Q

risicogroepen smaak- en reukstoornissen (4)

A
  1. ouderen (65+)
  2. medicijngebruik
  3. kunstgebit
  4. rokers
51
Q

mogelijke tips bij smaakveranderingen (6)

A
  1. goed kauwen -> smaakt komt beter vrij
  2. experimenteren met kruiden en smaken
  3. frisse voedingsmiddelen (citroen, pepermunt, fris-zure dranken)
  4. bepaalde gerechten tijdelijk mijden - aversie?
  5. indien metaalsmaak : plastic bestek gebruiken
  6. goede mondhygiene
52
Q

verband tussen zink en koper - voedingsmiddelen (2)

A
  1. lage concentraties aan zink en koper leiden tot smaakverlies
  2. suppletie met zink en koper kan smaak herstellen
53
Q

verband tussen selenium en voedingsmiddelen =

A

selenium geeft significante vermindering van smaakverlies en slikproblemen die het gevolg zijn van radiotherapie bij mensen met hoofd-halskanker

54
Q

risicofactoren voor het ontstaan van mondaandoeningen bij ouderen (6)=

A
  1. mindere zelfredzaamheid
  2. mindere kracht in armen en handen
  3. dragen v gebitsprothese (resorptie kaakbot, past minder goed, irritatie)
  4. diabetes: meer ernstige parodontitis
  5. medicatiegebruik (xerostomie, smaakverandering, gingivahyperplasie)
  6. cognitieve problemen (meer kans caries)
55
Q

gevolgen v slechte mondgezondheid bij ouderen ()

A
  1. ondervoeding
  2. pneumonie (longontst.)
  3. pijn
  4. halitosis/foetor ex ore
  5. hartproblemen (endocarditis < plaquebacterieen)
  6. smaakstoornissen
  7. burning mouth syndrome
    - -> invloed op QOL
56
Q

ideale mondzorg bij geriatrische patienten (5)

A
  1. dagelijkse basiszorg (2x dag)
  2. reinigen v gebitselementen/tandprothese en de mondslijmvliezen
  3. tong reinigen
  4. mondspoeling (als tandenpoetsen niet meer mogelijk is)
  5. na maaltijd glas water drinken