4. budgetvriendelijk eten Flashcards

1
Q

sociaal-economische status =

A

de positie die iemand inneemt in een sociale hiërarchie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe hoger iemands SES, hoe..

A

hoe meer invloed iemand kan uitoefen over zijn eigen leven en over dat van anderen
(door goede opleiding of hoog inkomen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe is de ‘mindere’ gezondheid weerspiegeld op het bord? (3)

A
  1. lage groente inname (verkeerde of weinig kennis over kostprijs, seizoensgroenten en bereidingen)
  2. goedkoop eten (veel suikers en vet, weinig vezels)
  3. kant-en-klare maaltijden (zout)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke triade moet je bij elke patient in gedachten houden?

A
  1. gezond(heid)
  2. budget
  3. problemen? (depressie, alcohol,..)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoeeveel kcal geeft water maximaal (bv water met smaakje)?

A

5 kcal/ 100 ml

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waarom is de suiker- en vettaks niet zo efficiënt?

A

doordat de taks langzaam opgeschroefd wordt, wennen mensen eraan; het is niet genoeg om men te laten stoppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gezonde budgetvriendelijke granen =

A
  • > bruine rijst

- > havermout(pap)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gezonde budgetvriendelijke groenten (het hele jaar door) =

A
  • > wortel, tomaat
  • > groene bladgroenten
  • > diepvriesgroenten
  • > aardappel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gezond budgetvriendelijk fruit =

A
  • > appel, banaan

- > diepvriesfruit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gezonde budgetvriendelijke melkproducten =

A
  • > magere melk (1%)

- > vetvrije melk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gezonde budgetvriendelijke eiwitten =

A
  • > bonen (zwarte bonen, kidneybonen, linzen)

- > eieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke informatie kun je op het etiket vinden (5)

A
  1. ingrediënten
  2. voedingssamenstelling/ voedingswaarde
  3. GDA (guideline daily amount)
  4. netto gewicht
  5. vervaldatum
    (6. + andere)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe staan ingrediënten gerangschikt?

A

in afnemende volgorde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

tarra gewicht =

A

restmateriaal:
bv gewicht v verpakking, afvalmateriaal
-> zonder verpakking, zonder uitgelekt vocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

energie wordt uitgedrukt in (2)

A
  1. Kcal (kilcalorieën)

2. kJ (kilojoule)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

koolhydraten worden uitgedrukt in (2)

A
  1. koolhydraten (suikers)

2. multiple/complexe koolhydraten (vezels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

vetten worden uitgedrukt in (2)

A
  1. verzadigde vetten (‘slechte’)

2. onverzadigde vetten (‘goede’)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

waar moet je op letten bij de voedingssamenstelling?

A

dat de voedingswaarde per 100gr niet hetzelfde is als de voedingswaarde per portie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

energiewaarde 1 gram vet =

A

1 gram vet = 9kcal

20
Q

energiewaarde 1 gram koolhydraten =

A

1 gram koolhydraten = 4 kcal

21
Q

energiewaarde 1 gram proteïnen =

A

1 gram eitwitten= 4kcal

22
Q

energiewaarde 1 gram alcohol =

A

1 gram alcohol= 7kcal

23
Q

hoeveel kJ is 1 kcal?

A

4,186 kJ

24
Q

GDA =

A

= Guideline Daily Amounts

= voedingswaarde per portie(!) in vergelijking met de dagelijkse nood

25
Q

GDA vrouwen=

A

(1800) - 2000 kCal

26
Q

GDA mannen =

A

(2200) - 2500 kCal

27
Q

waar moet je op letten bij GDA?

A

GDA is een schatting. (lengte, gewicht, ziekte, zwangerschap)

28
Q

netto gewicht =

A

de gemeten hoeveelheid (gewicht, grootte) van iets met de aftrek van dat wat niet (meer) nuttig is

29
Q

bruto gewicht =

A

netto + tarra

30
Q

waar verwijst de E naar?

A

-> estimate / ongeveer (gewicht)

31
Q

uiterste consumptiedatum =

A

aanduiding voor voedingsmiddelen die meer gevoelig zijn voor bederf en bijgevolg ook minder lang houdbaar zijn
-> te gebruiken tot

32
Q

THT=

A

tenminste houdbaar tot
-> datum v minimale houdbaarheid
-> eetbaar maar kwaliteitsverlies
(meestal bij kamertemp bewaren, vrij lang houdbaar)

33
Q

cave houdbaarheidsdata =

A

na openen is deze datum niet meer van toepassing

34
Q

TGT =

A

te gebruiken tot.. (TGT)

-> niet meer eetbaar, onveilig

35
Q

hoe moet de houdbaarheidsdatum weergegeven zijn?

A

begrijpbaar:

-. achtereenvolgens de dag, de maand ne het jaar

36
Q

wanneer volstaat enkel dag en maand?

A

als de houdbaarheid minder dan 3 maanden is

37
Q

wanneer volstaat enkel maand en jaar?

A

als de houdbaarheid tussen de 3 en 18 maanden is

38
Q

wanneer volstaat enkel het jaar?

A

als de houdbaarheid meer dan 18 maanden is.

39
Q

in welke gevallen is houdbaarheidsdatum niet verplicht? (9)

A
  1. verse groenten, fruit en aardappelen die niet geschild of gesneden (bewerkt) zijn
  2. wijn (en soortgelijke producten die verkregen zijn uit andere vruchten dan druiven)
  3. alcoholische dranken >10%
  4. brood-en banket bedoeld voor consumptie binnen 24 uur
  5. azijn
  6. keukenzout
  7. vaste suiker (en/of gekleurd suikergoed)
  8. kauwgom
  9. afzonderlijke porties consumptie-ijs
40
Q

THT-producten nog gebruiken na overschreden houdbaarheidsdatum?

A
  • > product en verpakking nog volledig intact: nog enige tijd veilig bruikbaar
  • > kwaliteit is na verstrijken datum niet meer gegarandeerd
41
Q

wanneer moet de wijze bewaren verplicht op het etiket vermeld worden?

A

als de wijze van bewaren van invloed is op de houdbaarheidsdatum

42
Q

claims =

A

gezondheidsclaims of extra voedingsinformatie

bv. light, cholesterol-verlagend, rijk aan…

43
Q

wie mag herkomst op product zetten?

A

de eindproducent

44
Q

lot/tracenummer- =

A

L-nummer code.

-> om herkomst v product na te gaan

45
Q

tips om voor de beste prijs te winkelen (4)

A
  1. vergelijk winkels
  2. vergelijk op basis per kilogram
  3. maak maaltijden afhankelijk v promoties/reclame
  4. lijstje maken en eraan houden
    - > niet winkelen wanneer je honger hebt
    - > ga veggie min 1 dag/week
    - > koop seizoensgroente/fruit (vriezen)
    - > koop in bulk, herpak thuis, vries in
    - > goedkope proteïne bron (ei,bonen)
46
Q

nutritioneel doel = (3)

A
  1. extra aandacht voor vers seizoen groente en fruit
  2. magere melk drinken
  3. vervang suikerrijke dranken en snacks
  4. zet in op goedkopere proteïnebronnen