6. Intelligentie Flashcards
Waarom is intelligentie belangrijk
- relatie intelligentie en gezondheid/sterfte
- relatie SES
- intelligentie gaat samen met een betere mentale gezondheid (uitzondering depressie)
- correleert met schoolprestaties
- voorspelt job positie
impliciete vs expliciete intelligentietheorieën
Impliciete intelligentietheorieën
Beoordelingen gebaseerd op overtuigingen van leken
Expliciete intelligentietheorieën
Meer formeel afgeleide overtuigingen van experts
Essentiële componenten van intelligentie
- Abstract redeneren
- Probleem-oplossend vermogen
- Capaciteit tot verwerven van kennis
- Geheugen
- Aanpassing aan de omgeving
- Mentale snelheid
Impliciete intelligentietheorieën
Theorieën
1. Entiteit theorie – vast
2. Incrementele theorie – kneedbaar -> kan dus toenemen
- Gelinkt aan latere gedragsmatige uitkomsten zoals academische prestatie en aan emoties en zelfregulatie
Benaderingen van intelligentie
- Psychometrisch
- Cognitief-ervaringsgericht
- Biologisch
psychometrische benaderingen
= nadruk ligt hier op meten
Psychometrische focus ligt op meten of testen, niet op het uitleggen van oorzaken van individuele verschillen
Galton
individuele verschillen in fysieke kenmerken en complexe mentale mogelijkheden
Cattell
gebruikte als eerste de term mentale test (sensorische testen)
Binet
stichter van de intelligentie testen
Binet-Simon schaal
geeft een indicatie van de mentale leeftijd van een kind op basis van uiteenlopende taken
Stanford-Binet schaal (Terman)
vergelijkt de resultaten van elke testpersoon met die van een representatieve leeftijdsgroep
g factor
de mentale energie die elke persoon heeft
thurstone - multifcator theorieën - primaire mentale vaardigheden
stelde zeven primaire mentale vaardigheden voor
1. Verbaal inzicht
2. Woordenrijkdom
3. Rekenkundig inzicht
4. Visueel-ruimtelijk inzicht
5. Associatief geheugen
6. Waarnemingssnelheid
7. Logisch redeneren
Eerste multifactor intelligentietheorie
Cattell - multifactor theorieën
twee-factoren theorie voor die g opsplitst in:
1. Gekristalliseerde intelligentie (gc) – die bestaat uit feitenkennis die men verwerft door scholing en doorheen het leven (bv. woordenschat)
- Vloeiende “fluïde” intelligentie (gf) – die het vermogen inhoudt verbanden te zien tussen ideeën en objecten (bv. matrices)
gekristalliseerde intelligentie
(gc) – die bestaat uit feitenkennis die men verwerft door scholing en doorheen het leven (bv. woordenschat)
Vloeiende “fluïde” intelligentie
(gf) – die het vermogen inhoudt verbanden te zien tussen ideeën en objecten (bv. matrices)
guilford - multifactor theorieën
Guilford stelde voor dat er 120 elementaire vaardigheden zijn die kunnen gegroepeerd worden onder drie dimensies:
- Verrichtingen (operations),
- inhouden (contents)
- producten (products)
Hiërarchische theorieën
- Vernon’s hiërarchische theorie
- Carroll’s drie stratum model
- Cattell-Horn-Carroll model
Gq
Kwantitatieve kennis Gq
Begrip of toepassing van (verworven) rekenkundige concepten of vaardigheden
Kennis op gebied van rekenen/wiskunde verwerven, begrijpen en toepassen
Grw
Lezen en Schrijven Grw
Verworven kennis en vaardigheden om te lezen en schrijven
Gsm
Korte termijn geheugen Gsm
Vaardigheid voor het vasthouden, verwerken en manipuleren van informatie (kortdurend, enkele seconden)
Gv
Visuele informatie verwerking Gv
Visuele perceptuele verwerking
Vaardigheid om visuele patronen te herkennen, genereren, waarnemen, analyseren, synthetiseren, manipuleren, transformeren en er mee te denken
Ga
Auditieve informatieverwerking Ga
Auditieve waarneming en verwerking
Waarnemen, begrijpen, analyseren en synthetiseren van auditieve stimuli
Glr
= Lange termijn geheugen Glr
Het flexibel opslaan, bewaren en ophalen van info
Onderscheid tussen:
- Leerefficiëntie Gl: tijd en inspanning nodig voor langdurige opslag van informatie
- Retrieval (ophalen) van informatie Gr: snelheid en accuraatheid waarmee info kan worden opgehaald
Gs
Verwerkingssnelheid Gs
Het vloeiend, snel en nauwkeurig uitvoeren van cognitieve taken
Gt
Reactiesnelheid Gt
Vaardigheid om cognitief snel te reageren/beslissen
Sternberg
- Er moet aandacht gegeven worden aan de adaptieve vaardigheden die individuen hebben
- Triarchische intelligentietheorie:
1. Analytische (informatie-verwerkende),
2. creatieve en
3. praktische intelligentie - Focus op succesvolle intelligentie die rekening houdt met omgevingsuitdagingen waarmee individuen geconfronteerd worden en met hun mogelijkheden om zich aan te passen aan deze uitdagingen
Pet studies naar g
PET studies naar g met verbale en perceptueel-motorische taken vinden een verband met laterale frontale cortex activatie
Studies naar hersenstructuur en functie
vonden een verband tussen activiteit in de prefrontale cortex en fluïde redeneren
P-FIT en neurale efficiëntie
- er is een positieve correlatie tussen intelligentiescores en lokale hersenconnectiviteit in frontale pariëtale en temporale kwabben
- Neurale efficiëntie: meer intelligente individuen verbruiken minder glucose en vertonen een sterkere gelokaliseerde hersenactivatie tijdens taakprestaties, tijdens rust is er meer connectiviteit tussen regio’s
neurale efficiëntie - taak afhankelijk
- Neurale efficiëntie (minder hersenactiviteit) correleert vooral met fluïde, niet gekristalliseerde intelligentie
- Neurale efficiëntie merk je vooral op wanneer de moeilijkheid van de taak laag tot gemiddeld is, bij complexe taken gaan hoog intelligente personen meer corticale bronnen inzetten
Neurale efficiëntie - geslacht afhankelijk
Neurale efficiëntie correleert bij vrouwen met verbale taken en bij mannen met figuur-spatiale taken
Stanford-Binet Test
Adaptieve testprocedure (items geordend volgens toenemende moeilijkheid)
Gebruikt het hiërarchisch model met een globale g, en brede factoren op het volgende lagere niveau
Brede factoren:
kennis
fluïde redeneren
kwantitatief redeneren
visuo-spatiale verwerking
werkgeheugen
Wechsler Schalen: vb. WAIS-IV
Totaal IQ en vier schalen (indexen):
Verbaal begrip
Werkgeheugen (leren)
Perceptueel redeneren
Verwerkingssnelheid (mentale capaciteit, efficiëntie in redeneren)
WAIS - IV - NL
Interpretatie: trechter techniek met drie niveaus van rapportage
- TIQ
- Indexniveau
- Subtestniveau
Progressieve matrices van Raven
Ontwikkeld om g te meten
Bestaat uit 5 sets van 12 matrix items geordend volgens toenemende moeilijkheid
Wordt vaak beschouwd als een cultuur-faire test en is niet afhankelijk van verbale vaardigheden
STAT
Sternberg’s Triarchische vaardigheden (abilities) test (STAT)
Subtesten analytisch, creatief, praktisch
Betrouwbaarheid van de subtesten is niet perfect
Is uniek in het meten van praktische intelligentie – wat niet vaak door andere intelligentietesten gemeten wordt vb. persoon vragen om op map van een shopping centrum de kortste weg tussen twee winkels aan te duiden
pass model
plannen (frontaal)
aandacht-arousal (frontaal, hersenstam, thalamus)
simultaan verwerken (occipitaal en pariëtaal)
successief verwerken (frontaal-temporaal)
-> cognitief proces functie model
Psychofysiologische maten
Hebben als doel intelligentietesten de vervangen door elementaire cognitieve taken, zoals keuze reactie tijd taken (Jensen box) en de inspectie tijd taak
Kunnen te reductionistisch zijn omdat ze zich proberen te richten op eenvoudige componenten van intelligentie (Schubert et al., 2017)
Biologische maten
Brain imaging technieken (bv. fMRI, PET, EEG, ERP) om hersenprocessen te onderzoeken die in verband staan met intelligentie
Inspectie tijd taak
- proces van besluitvorming
- gebaseerd op de visuele perceptiehypothese dat ons visueel systeem informatie opneemt a.d.h.v. omlijnde kaders
- reactietijd is niet van belang
- duur van stimuluspresentatie voor accurate identificatie is van belang:
Bv stimulus op scherm voor 30 tot 250
milliseconden
Het Flynn effect
IQ neemt toe bij elke volgende generatie
Entiteit theorie
impliciete intelligentietheorie
= intelligentie ligt vast
incrementele theorie
impliciete intelligentietheorie
= intelligentie is kneedbaar, kan dus toenemen
Belangrijke personen binnen de psychometrische benadering
- Galton - individuele verschillen
- Cattell - mentale test
- Binet - stichter intelligentietesten
Stern
= intelligentiequotiënt
IQ= mentale leeftijd/chronologische leeftijd x 100
Algemene intelligentietheorie
= Spearman
g = general abilities intelligentie
= mentale energie die elk persoon heeft
+
talrijke specifieke vaardigheden = s
deviatie IQ
= ter vervanging van het concept mentale leeftijd IQ
= actual test score/expected score for age x 100
stratum verdeling
stratum I = 69 different abilities
stratum II = 8 broad factors
stratum III = single factor, g
verschillende psychometrische intelligentietesten
- Algemene intelligentie
- multifactorieel
- hierarchisch
- meervoudige intelligentietesten
PET studies naar g met verbale en perceptueel-motorische taken - hersenen
laterale frontale cortex activatie
Anderen bestuderen corticale dikte, hersenvolume en genetische aspecten van intelligentie
Hoge fluïde intelligentie correleert met dikkere cortex links frontaal en temporaal en dunnere cortex links pariëtaal
gen <-> intelligentie
FNBPIL
omgevingsinvloeden - intelligentie
- ses
- borstvoeding
- socialisatie
- cognitieve stimulatie
WEIRD
white
educated
industrialized
rich
domicrates
Brede factoren
Gf: vloeibare intelligentie
Gc: gekristalliseerde intelligentie
Gy: algemeen geheugen en leren
Gv: brede visuele perceptie
Gu: brede auditieve perceptie
Gr: brede ophaalvermogen
Gs: brede cognitieve snelheid
Gt: verwerkingssnelheid