5. Evolutionaire psychologie Flashcards

1
Q

Darwin s theorie - eerste principe

A

principe van natuurlijke selectie
- Een organisme produceert meer nakomelingen dan er kunnen overleven en zich voortplanten (er is altijd ‘verlies’)
- Bepaalde eigenschappen of varianten stellen een organisme beter in staat om te overleven en zich voort te planten en bijgevolg leiden deze varianten tot meer nakomelingen (natuurlijke variatie)
- Bijgevolg erven nakomelingen meer die eigenschappen over van de varianten die meer succes hadden om te overleven en zich voort te planten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Adaptaties

A

overgeërfde oplossingen voor overlevings- en voortplantingsproblemen veroorzaakt door vijandige krachten in de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

2de principe van darwin

A

seksuele selectie: eigenschappen die bijdragen tot reproductieve succes van organisme/individu (voortplantingskansen) hebben ook een grotere kans om overgeërfd te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vormen seksuele selectie

A
  1. Intraseksuele competitie: leden van zelfde geslacht wedijveren voor seksuele toegang tot leden van andere geslacht.
    DUS: eigenschappen die in deze competitie tot succes leiden, worden meer overgeërfd
  2. Interseksuele competitie: leden van bepaalde sekse kiezen hun partner op basis van eigenschappen van deze partner
    DUS: eigenschappen die in deze competitie tot succes leiden worden meer overgeërfd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

neven producten van adaptaties

A

Neven producten zijn toevallige effecten of bijkomende functies van adaptaties, die echter niet voor die bedoeling geëvolueerd zijn
bv. neus: handig om een bril op te zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Grondslagen van evolutionaire psychologie

A
  1. domein-specificiteit
  2. talrijkheid
  3. functionaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

domein-specificiteit

A

adaptaties zijn ontwikkeld door evolutionaire processen als oplossing voor specifieke problemen; selectie zorgt voor specifieke mechanismen voor elk adaptief probleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Talrijkheid

A

er zijn vele adaptieve problemen, en dus zijn er vele verschillende (psychologische) adaptaties ontwikkeld (m.a.w. een mens heeft vele verschillende adaptaties ontwikkeld, en niet slechts enkele, want dit zou niet voldoende zijn om met het ruime aantal bestaande problemen om te gaan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Functionaliteit

A

psychologische adaptaties zijn ontwikkeld om tegemoet te komen aan specifieke adaptieve problemen/doelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Deductieve methode

A

= top-down : vertrekt van theorie, leidt predicties af (theorie gestuurd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Inductieve methode

A

= “bottom-up”: redeneer benadering: vertrekt van empirische bevinding, en stelt op basis ervan een theorie op (data gestuurd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Domeinen van menselijk functioneren volgens evolutionaire psychologie

A
  1. Menselijke natuur in het algemeen: verklaren van eigenschappen die alle mensen kenmerken (de ‘fundamentele menselijke natuur’)
  2. Geslachtsverschillen: verklaren van verschillen tussen mannen en vrouwen
  3. Interindividuele verschillen: verklaren van verschillen tussen mensen in een populatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Need to belong - groep zorgt voor:

A

voedsel
verdediging
beschikbaarheid van partners
verzorgen nakomelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Perspectieven individuele verschillen

A
  1. Omgevingsinvloeden zorgen voor individuele verschillen in (of selectie uit) algemene psychologische mechanismen
  2. Overerfbare individuele verschillen die contingent zijn op andere trekken
  3. Optimale niveau kan variëren over tijd en plaats
  4. Frequentie-afhankelijke strategische individuele verschillen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Voor- en nadelen van Big Five - OCEAN

A

Voor- en nadelen van Big Five:
N:
+ aandachtig voor gevaar
- stress, depressie, gezondheidsrisico’s
E:
+ voortplantingsvoordeel, sociale bondgenoten, exploratie
- familiale stabiliteit, fysische risico’s
O:
+ creativiteit, aantrekkelijkheid
- psychose, afwijkende overtuigingen
A:
+ empathie, harmonieuze relaties, helpend
- wordt makkelijker bedrogen, niet egoïstisch
C:
+ lange termijn denken, betere levensverwachting
- rigiditeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Beperkingen van evolutionaire psychologie

A
  1. ongekend verleden
  2. onbegrepen fenomenen
  3. de wereld is anders nu
  4. Alternatieve verklaringen
  5. Moeilijk toetsbaar
17
Q

producten van het evolutie proces

A

Adaptaties
Neven producten van adaptaties
Ruis of ad random variaties

18
Q

universele emoties

A
  1. woede
  2. minachting
  3. walging
  4. vrees
  5. vreugde
  6. verdriet
  7. verassing