4. Fysiologische benaderingen van persoonlijkheid Flashcards
Fysiologische systemen
Verwijzen naar functionele systemen die aan de basis liggen van de werking van een organisme
Fysiologische indicatoren
fysiologische kenmerken die samenhangen met PH of gedrag, zonder noodzakelijke causale samenhang
Fysiologisch/biologisch causaal substraat
fysiologische kenmerken (verschillen in) zijn de oorzaak van bepaalde persoonlijkheidseigenschappen
Veel gebruikte fysiologische maten in persoonlijkheidsonderzoek
1) Elektrodermale respons/activiteit (elektrische huidgeleiding)
2) Cardiovasculaire activiteit
3) Hersenactiviteit
Systolische druk
maximale druk bij samentrekken hartspier (bovendruk)
Diastolisch
Diastolisch: restdruk tussen samentrekkingen (onderdruk
Hartreactiviteit
individuele verschillen in hoe fel hartactiviteit verandert onder bepaalde stimulatie
Informatieoverdracht binnen de hersenen
Binnen hersencellen: via elektrische geleiding
Tussen hersencellen: via chemische stoffen (neurotransmitters)
EEG
Geeft activiteit van hersendelen weer wanneer persoon slaapt, of wakker is maar in rust, of tijdens uitvoeren van een taak
PET
Positron emission tomography
Inbrengen van radioactieve stof in bloedbaan. PET registreert vervolgens de ‘activiteit’ van de hersencellen door de beweging van radioactieve elementen in de actieve gebieden van de hersenen te volgen
fMRI
= Functional magnetic resonance imaging
Bij fMRI wordt de kernspinresonantie gemeten van de rode bloedcellen
fMRI - negatieve foto s
frontale activatie bij personen hoog op N
N ~ verhoogde gevoeligheid voor negatieve stimulus
fMRI - positieve foto’s
Positieve foto’s: frontale activatie bij personen hoog op E
E ~ verhoogde gevoeligheid voor positieve stimulus
hersenregio extraversie
mediale orbitofrontale cortex
Neuroticisme hersengebied
met gebieden voor negatieve gevoelens (posterieure hippocampus, delen basale ganglia, delen middenhersenen)