4. Fysiologische benaderingen van persoonlijkheid Flashcards
(32 cards)
Fysiologische systemen
Verwijzen naar functionele systemen die aan de basis liggen van de werking van een organisme
Fysiologische indicatoren
fysiologische kenmerken die samenhangen met PH of gedrag, zonder noodzakelijke causale samenhang
Fysiologisch/biologisch causaal substraat
fysiologische kenmerken (verschillen in) zijn de oorzaak van bepaalde persoonlijkheidseigenschappen
Veel gebruikte fysiologische maten in persoonlijkheidsonderzoek
1) Elektrodermale respons/activiteit (elektrische huidgeleiding)
2) Cardiovasculaire activiteit
3) Hersenactiviteit
Systolische druk
maximale druk bij samentrekken hartspier (bovendruk)
Diastolisch
Diastolisch: restdruk tussen samentrekkingen (onderdruk
Hartreactiviteit
individuele verschillen in hoe fel hartactiviteit verandert onder bepaalde stimulatie
Informatieoverdracht binnen de hersenen
Binnen hersencellen: via elektrische geleiding
Tussen hersencellen: via chemische stoffen (neurotransmitters)
EEG
Geeft activiteit van hersendelen weer wanneer persoon slaapt, of wakker is maar in rust, of tijdens uitvoeren van een taak
PET
Positron emission tomography
Inbrengen van radioactieve stof in bloedbaan. PET registreert vervolgens de ‘activiteit’ van de hersencellen door de beweging van radioactieve elementen in de actieve gebieden van de hersenen te volgen
fMRI
= Functional magnetic resonance imaging
Bij fMRI wordt de kernspinresonantie gemeten van de rode bloedcellen
fMRI - negatieve foto s
frontale activatie bij personen hoog op N
N ~ verhoogde gevoeligheid voor negatieve stimulus
fMRI - positieve foto’s
Positieve foto’s: frontale activatie bij personen hoog op E
E ~ verhoogde gevoeligheid voor positieve stimulus
hersenregio extraversie
mediale orbitofrontale cortex
Neuroticisme hersengebied
met gebieden voor negatieve gevoelens (posterieure hippocampus, delen basale ganglia, delen middenhersenen)
Aangenaamheid hersenregio
Aangenaamheid met delen posterieure cingulaire cortex (info over intenties van anderen)
Consciëntieusheid hersengebied
Consciëntieusheid met laterale prefrontale cortex (plannen en gewilde gedragscontrole)
zelfsturend = tci
Zelfsturend (TCI) zijn is NEGATIEF gecorreleerd met amygdala activiteit.
verwerken van humor - neuroticisme
Hoog neuroticisme is gelinkt toegenomen verbinding tussen amygdala en temporale kwab (rechts)
verwerken van humor - extraversie
Hoge extraversie gaat samen met hogere connectiviteit tussen insula, motorische gebied en cerebellum (links)
MAO
Monoamine oxidase: enzym in bloed dat neurotransmitters zou beïnvloeden: zou rol spelen bij sensatie zoeken
ARAS
Ascending Reticular Activating System
Introverten hebben een hoger activiteitsniveau in het ARAS in de hersenen
Persoonlijkheid is fundamenteel gebaseerd op de gevoeligheid van twee hypothetische hersensystemen
- Gedragsactivatiesysteem (Behavioral Activation System: BAS) reageert op (cues tot) beloning en reguleert toenaderingsgedrag. Als er mogelijkheid is tot een beloning: toenaderingsgedrag, “versneller”
- Gedragsinhibitiesysteem (Behavioral Inhibition System: BIS) reageert op (cues van) bestraffing, frustratie, onzekerheid en reguleert inhibitie, vermijdingsgedrag. Als er een mogelijkheid is van bestraffing: vermijdingsgedrag. “rem”
hoge BAS vs hoge BIS
Hoge BAS mensen leren beter door beloning (toenadering) dan lage BAS mensen
Hoge BIS mensen leren beter door straf (vermijding) dan lage BIS mensen
conclusie: Resultaat/conclusie: BAS mensen leren sneller en accurater door beloning, BIS door straf