3. Genen Flashcards

1
Q

Doelen van gedragsgenetica

A
  1. Bepalen hoeveel (in %) van verschillen tussen mensen in een bepaalde trek kan toegeschreven worden aan genetische verschillen en hoeveel aan omgevingsverschillen
  2. Hoe gaan genen en omgeving interageren en correleren in het bepalen van individuele verschillen?
  3. Precies bepalen waar in de omgeving bepaalde effecten bestaan die een invloed hebben op individuele verschillen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Erfelijkheid

A

Welke aspecten van het genotype van personen hangen samen met aspecten van het fenotype van personen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Omgevingsbepaaldheid

A

Omgevingsbepaaldheid (environmentality)= proportie geobserveerde variatie in een groep personen die toe te schrijven is aan omgevingsvariatie
In het algemeen omgekeerd evenredig aan mate van overerfbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Attitudes

A

persoonlijke evaluatie, mening over een bepaald levensaspect, domein, sociale wereld
vertonen stabiele individuele verschillen, zijn gelinkt aan gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Drinken/roken <-> persoonlijkheidstrekken

A
  • Zijn gedragsuitdrukkingen van PH trekken zoals sensatiebelustheid, impulsiviteit, extraversie, neuroticisme
  • Vertonen relatief stabiele individuele verschillen
  • Beide vertonen evidentie van erfelijkheid (ook deelaspecten zoals beginnen, volhouden, kunnen stoppen): 0.50 of meer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gedeelde omgevingsinvloeden

A

tijdens opvoeding worden bepaalde aspecten van de omgeving gedeeld door siblings

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

niet gedeelde omgevingsinvloeden

A

Er zijn ook omgevingsaspecten die niet gedeeld worden door siblings

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Genotype-omgevingsinteractie

A

Zelfde omgevingskenmerken, maar de individuen met verschillende genotypes reageren anders op deze gedeelde omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Genotype-omgevingscorrelatie

A

Er is een verband tussen genetische invloeden, en omgevingsinvloeden:
Verschillen in de blootstelling // aan verschillende omgevingen // tussen individuen met verschillende genotypes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

types genotype-omgevingscorrelatie:

A

Passief = Ouders geven zowel genen als omgeving door aan hun kinderen, zonder dat de kinderen hier zelf een actieve rol in spelen

Reactief = Ouders (of anderen) reageren anders op het kind, afhankelijk van het genotype van het kind

Actief = Persoon met een bepaald genotype gaat zelf actief op zoek naar bepaalde omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Conclusie SNP onderzoeken

A

= single nucleotide polymorphisms
- effect blijven klein (meeste evidentie voor N)
- Voor elke trek zijn vele genen betrokken -> men probeert de effecten van SNP samen te nemen over het menselijk genoom om een predictie te maken naar persoonlijkheid, maar correlaties tussen deze scores en persoonlijkheidsscores blijven laag (polygenetische risico scores zijn dus in praktijk weinig bruikbaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

menselijk genoom

A

naar de hele verzameling genen dat een organisme bezit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Misvattingen over erfelijkheid

A
  1. Erfelijkheid kan NIET toegepast worden
  2. Erfelijkheid is NIET constant of onveranderlijk
  3. Erfelijkheid is GEEN nauwkeurige statistiek, wel een schatting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

kwantitatieve methoden in gedragsgenetica

A

Selectief kweken
Familie studies
Tweeling studies
Adoptie studies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Selectief kweken voordelen

A

Erfelijkheid afleidbaar als succesvol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

selectief kweken nadelen

A

onethisch bij mensen

17
Q

familie studies voordelen

A

erfelijkheid schattingen mogelijk

18
Q

familiestudies nadelen

A

schendt gelijke omgeving assumptie

19
Q

tweelingen studies voordelen

A

erfelijkheid en omgeving schattingen

20
Q

tweelingen studies nadelen

A

Soms schending gelijke omgeving assumptie, soms twijfel representativiteit

21
Q

Adoptiestudies voordelen

A

Erfelijkheid en omgeving schatting; geen probleem met omgeving assumptie

22
Q

adoptiestudies nadelen

A

Twijfel representativiteit, mogelijkheid selectieve plaatsing

23
Q
A