6 adjectief Flashcards
1
Q
abstraheren
A
abstract
2
Q
apathie
A
apathisch
3
Q
ambitie
A
ambitieus
4
Q
attenteren
A
attent
5
Q
competentie
A
competent
6
Q
confidentie
A
confidentieel
7
Q
controverse
A
controversieel
8
Q
conventie
A
conventioneel
9
Q
decreet
A
decretaal
10
Q
diversiteit
A
divers
11
Q
dynamiek
A
dynamisch
12
Q
fraude
A
frauduleus
13
Q
hilariteit
A
hilarisch
14
Q
incident
A
incidenteel
15
Q
innovatie
A
innovatief