1 Flashcards
1
Q
niet bedlegerig
A
ambulant
2
Q
gezeur, gevit
A
gechicaneer
3
Q
toegevingen
A
concessies
4
Q
gedeeltelijke
A
partiële
5
Q
opstand
A
revolte
6
Q
nagaan of iets juist is
A
verifiëren
7
Q
vooringenomen zijn, maar aan een ding denken
A
gepreoccupeerd
8
Q
gelijkmaking
A
nivellering
9
Q
eigen aan, onlosmakend verbonden met iets
A
inherent
10
Q
ontbrekende delen
A
hiaten
11
Q
minachtend,
A
denigrerend
12
Q
aandelen die toegewezen zijn voor export
A
exportquota
13
Q
berucht, algemeen bekend
A
notoir
14
Q
stellen, naar voren prengen
A
poneren
15
Q
onverschillig, lusteloos
A
lethargisch