4 Flashcards
1
Q
plotseling, onsamenhangend
A
abrupt
2
Q
voorrang hebben, overheersen
A
primeren
3
Q
buitensporig, overdadig
A
excessief
4
Q
streng, dwingend en bindend
A
stringent
5
Q
aan de werkelijkheid aanpassen
A
actualiseren
6
Q
dubbelzinnig
A
ambigu
7
Q
opschudding, verbijstering
A
consternatie
8
Q
evenredig
A
proportioneel
9
Q
zich opstapelen
A
accumuleren
10
Q
gegevens bijwerken, actueler maken
A
updaten
11
Q
aanmanen
A
sommeren
12
Q
willekeurig
A
arbitrair
13
Q
weerslag, invloed
A
impact
14
Q
vasthouden aan, blijven bij
A
persisteren
15
Q
in opspraak brengend
A
compromitterend