10 afgeleide werkwoord Flashcards
1
Q
amendement
A
amenderen
2
Q
anticipatie
A
anticiperen
3
Q
attentie
A
attenderen
4
Q
bagatel
A
bagatelliseren
5
Q
blamage
A
blameren
6
Q
calculatie
A
calculeren
7
Q
charter
A
charteren
8
Q
coëxistentie
A
coëxisteren
9
Q
compromis
A
compromitteren
10
Q
conform
A
conformeren
11
Q
cultus
A
cultiveren
12
Q
dagvaarding
A
dagvaarden
13
Q
deductie
A
deduceren
14
Q
distributie
A
distribueren
15
Q
fictie
A
fingeren