5.1 Arbeidsmotivatie Flashcards

1
Q

Motivatievraagstuk is moeilijk

A
  • Vlug in de sfeer van existentiële vragen
  • Een niet direct observeerbaar psychologisch construct
  • Dynamisch en dus moeilijker grijpbaar
  • Beïnvloed door vele factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 gemeenschappelijke elementen in definities

A
  1. Het opwekken van energie
  2. Het richten van energie
  3. Het volhouden van de inspanning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Conceptueel model

A

Disposities
- behoeften
- waarden

Cognities
- inschatting
- afweging

Omgeving
- elementen in de omgeving
- omgevingstheorieën
- tussenliggende cognitieve processen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dispositionele factoren

A

Instincten: genetisch bepaalde geneigdheden tot een specifiek gedrag
Behoeften: individuen verschillen, ingedeeld in categorieën
-> problemen
- behoeften overlappen soms
- risico op cirkelredeneringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Behoeftenpiramide van Maslow (disp)

A

5 behoeftencategorieën
- fysiologische behoeften
- behoefte aan veiligheid en zekerheid
- sociale behoeften
- behoeften aan waardering
- behoefte aan zelfactualisering
Satisfactie-progressie-hypothese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kritiek behoeftenpiramide Maslow (disp)

A

Hiërarchie klopt niet altijd
Bias naar Amerikaanse waarden
Vijfdeling: onduidelijke grenzen
-> aanpassing Alderfer
- Existence needs
- Relatedness needs
- Growth needs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De leertheoretische benadering (omg)

A

Operante conditionering
- bekrachtiging vs straf
- continu vs partieel

Kritiek
- duur
- gewenning
- moeilijk in criminologische omgeving
- prestaties zijn moeilijk te meten
- sociale druk
- risico op ongezonde competitie
- reactantie
- kan innovatie belemmeren
- verdringing intrinsieke motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Cognitieve evaluatietheorie Deci (omg)

A

Beloningen kunnen intrinsieke motivatie ondermijnen
1. Oorzaak van handelen wordt toegeschreven aan belonding en niet aan interesse
2. Intrinsieke motivatie neemt toe:
- gevoel van zelfbepaling
- gevoel van competentie
- jezelf belonen
3. 2 aspecten beloning
- controleaspect
- informatieaspect

Verband met competentie benadrukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

5 taakkarakteristieken

A
  1. Taakidentiteit
  2. Competentievariatie
  3. Taaksignificantie
  4. Autonomie
  5. Feedback over eigen prestatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

3 voorwaarden voor verbetering motivatie bij taakverrijking

A
  • Voldoende groeibehoefte
  • Beschikken over competenties
  • Tevreden over werkcontext
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cognitieve processen

A

Mens als informatieverwerkend en redenerend wezen
3 onderzoekstradities
- Verwachtingswaardemodellen
- Attributietheorie
- Billijkheidstheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Billijkheidstheorie

A

Mensen vergelijken zich met “peers” en evalueren zo hun eigen situatie

Opbrengst:
- arbeidsvoorwaarden
- werkomstandigheden
- taakinhoud
- prestige

Verschil: dissonantie reduceren
- veranderen van gedrag
- dissonantie wegrationaliseren

Niet alleen door objectieve factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly