3. Organisatiecultuur Flashcards

1
Q

Definitie

A

“een gedeeld patroon van denken, ideeën, gevoelens en waarden als resultaat van gedeelde ervaringen en gezamenlijk leren”
- Collectief: overstijgt individu
- Cognitief: opvattingen en kennis
- Emotioneel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Organisatiestructuur als ajuin

A
  • Symbolen
  • Helden
  • Rituelen
  • Waarden

Praktijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sterke culturen

A
  • Eén duidelijk cultureel patroon in de gehele organisatie
  • Eerder in kleine organisaties
  • Vaak succesvoller:
    o Mensen zijn gemotiveerd
    o Minder interne conflicten
    o Leden gaan vlot met elkaar om, ondanks weinig regels (veel vertrouwen)
  • Nadelen:
    o Moeilijk te veranderen (tenzij innovatie tot de kernwaarden behoort)
    o Sterke druk op de leden, waardoor deze mogelijk niet lang blijven
    o Kan leiden tot blindheid en onethisch gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zwakke culturen

A
  • Zwakkere samenhang
  • Minder binding met waarden en opvattingen
  • Vaak gevolg van toename in omvang met minder directe communicatie tot gevolg
  • Mogelijk ontstaan van subculturen
    o Kan een sterke cultuur zijn binnen een globaal zwakke cultuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hiërarchiecultuur

A
  • Lage flexibiliteit
    o Stabiliteit, voorspelbaarheid en efficiëntie
  • Interne oriëntatie
    o Gericht op zorg voor goede interne verhoudingen en instandhouding organisatie
  • Managementtheorie: beheersbaarheid bevordert de efficiëntie
  • Cf. bureaucratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Marktcultuur

A
  • Lage flexibiliteit
    o Beheersbaarheid
  • Externe oriëntatie
    o Gericht op transacties met externe omgeving die voor concurrentieel voordeel moeten zorgen
  • Managementtheorie: concurrentie bevordert de productiviteit
  • Taakgerichte werkomgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Familiecultuur

A
  • Hoge flexibiliteit
    o Participatieve instelling, “empowerment”, teamwerk i.p.v. regels en procedures
  • Interne gerichtheid
    o Gericht op onderlinge samenhang, “wij-gevoel”, externe omgeving als partner
  • Managementtheorie: participatie bevordert betrokkenheid en inzet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Adhocratiecultuur

A
  • Hoge flexibiliteit
    o Innovatie en vernieuwing, flexibiliteit, …
    o Medewerkers worden gestimuleerd om creatief te zijn
  • Externe gerichtheid
  • Managementtheorie: vernieuwingsgezindheid bevordert het aanboren van nieuwe bronnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Politiecultuur: jobkenmerken

A
  • Combinatie van danger en boredom
  • Constante druk om te presteren
  • Discretionare ruimte en beperkte zichtbaarheid
  • Statusfrustratie
  • Regelmatig contact met deviant gedrag

*alles kunnen uitleggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Politiecultuur: cultuurkenmerken

A
  • Solidariteit en ‘blue code of silence’
  • Sociale isolatie
  • ‘Sense of mission’
  • Cynisme
  • Deviant gedrag

*alles kunnen uitleggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly