4k engels 1 Flashcards
1
Q
een lange sport
A
endurance sports
2
Q
atletiek
A
athletics
3
Q
lopen
A
running
4
Q
fietsen
A
cycling
5
Q
roeien
A
rowing
6
Q
zwemmen
A
swimming
7
Q
bal sporten
A
ball sports
8
Q
basketbal
A
basketball
9
Q
voetbal
A
soccer/ football
10
Q
Amerikaanse voetbal
A
American football
11
Q
handbal
A
handball
12
Q
volleybal
A
volleyball
13
Q
hockey
A
hockey
14
Q
lacrosse
A
lacrosse
15
Q
polo
A
polo
16
Q
water polo
A
water polo
17
Q
Quidditch
A
Quidditch
18
Q
squash
A
squash
19
Q
rugby
A
rugby
20
Q
rolschaatsen
A
roller blading
21
Q
kunstschaatsen
A
figure skating
22
Q
ijs hockey
A
ice hockey
23
Q
ijs schaatsen
A
speed skating
24
Q
rolschaatsen in teams
A
roller derby
25
kracht sporten
strenght sports
26
worstellen
wresteling
27
highland spelen (bomen)
highland games
28
gewichtheffen
weightlifting
29
touwtrekken
tug of war
30
boxen
boxing
31
tafelsporten
table sports
32
biljarden
billiards
33
snooker (billiards)
snooker
34
target sports
schiet sporten
35
boogschieten
archery
36
pethanque
boules
37
dieren sporten
animal sports
38
struisvogel racen
ostrich racing
39
buzkashi
buzkashi
40
paardrijden
horse racing
41
rodeo
rodeo
42
knuppel
bat
43
stok
stick
44
racket
racket
45
46
club
club
47
kniebeschermers
pads
48
helm
helmet
49
puck ( schijf)
puck
50
mondbeschermer
mouth gard
51
gewichtjes
dumbbells
52
kegel
cone
53
basketbalkorf
basket
54
fluitje
whistle
55
pluimpje
shuttlecock
56
scheenbeschermer
shin guard
57
schoenen met plaatjes ( voetbalschoenen)
shoes with cleats
58
ijbaan
rink
59
tennisplein
court
60
veld
field
61
loopspoor
track
62
zwembaantjes
lanes
63
golfterrein
course
64
atleet
athlete
65
sportlocaties
sport locations
66
uitrusting
equipment
67
mensen in sport
people in sports
68
coach
coach
69
fietser
cyclist
70
speler
player
71
wielrenner
racer
72
scheidsrechter
referee
73
ruiter
rider
74
scheidsrechter ( bij tennis en baseball )
umpire
75
nek aan nek
neck and neck
76
de bal ligt in jouw kamp
the ball is in your court
77
iemand niet kunnen krijgen
to be out of someone's legue
78
net op tijd gered worden
to be saved by the bell
79
de bal misslaan
to come out of left field
80
je uiterste best doen
to give something your best shot
81
iemand verdedigen
to go to bat someone
82
de beste kans hebben om te winnen
to have the upper hand
83
iemand onder de gordel raken
to hit below the belt
84
je hoofd boven water houden
to keep your head above water
85
zorg dat iedereen gelijke kansen heeft/ met dezelfde wapens strijden
to level the playing field / a level playing field
86
volgens de regels spelen
to play by the rules
87
verantwoordelijkheid opnemen
to step up to the plate
88
de koe bij de horens vatten
to take the bull by the horns
89
de handdoek in de ring gooien, opgeven
to throw in the towel
