3k engels Woorden unit 2 Flashcards
1
Q
winter vakantie
A
winter holiday
2
Q
cultuur vakantie
A
cultural holiday
3
Q
avendturen vakantie
A
adventurous holiday
4
Q
strand vakantie
A
beach holiday
5
Q
slaapplaats
A
accommodation
6
Q
hond sleeën
A
dog sledding
7
Q
skiën
A
skiing
8
Q
snowboarding
A
snowboarding
9
Q
op een stedentrip gaan
A
going on a city trip
10
Q
bezienswaardigheden gaan bekijken
A
sightseeing
11
Q
op een begeleide tour gaan
A
taking a guided tour
12
Q
een museum bezoeken
A
visiting a museum
13
Q
backpacken
A
backpacking
14
Q
hiking
A
hiking
15
Q
raften
A
rafting
16
Q
rotsen beklimmen
A
rock climbing
17
Q
zandkastelen bouwen
A
building a sandcastle
18
Q
liggen op je luchtmatras
A
floating on your air mattress