4. Doelen stellen Flashcards
1
Q
Wat is een doel?
A
Het doel is de weg van de huidige situatie naar de gewenste situatie.
2
Q
Wat is SMART(i)?
A
S = specifiek, eenvoudig M = Meetbaar, zinvol A = As if now, haalbaar, alle contexten van je leven, acceptabel R = Realistisch, verantwoord ecologisch T = Tijdskader, aangeven, benaderend (i) = Inspiratiebron (hulpbron)
3
Q
Vormvoorwaarden voor goed ontwikkelde doelen (OPZET-1)
A
O = Onder eigen controle
P = Positief geformuleerd
Z = Zintuiglijk specifiek omschreven en toetsbaar
E = Ecologisch verantwoord
T = Tijd en context zijn duidelijk
1 (ste) stap = Binnen 48 uur nemen van de eerste stappen
4
Q
Vijf grondbeginselen voor succes
A
- Ken je uitkomst
- Wees flexibel in je gedrag
- Wees zintuiglijk scherpzinnig (dat je kan kalibreren)
- Onderneem actie
- Streef naar perfectie
5
Q
Sleutels voor een haalbare uitkomst
A
Stel jezelf eerst de vraag: “Hoe komt het dat ik dit nu nog niet heb?”
- positief uitgedrukt: War wil ik precies bereiken?
- geef de HS (huidige situatie) aan; geassocieerd;
- geef GS (het resultaat) aan; gedissocieerd, in de toekomst, maak het dringend en aantrekkelijk.
- geef de bewijsprocedure aan: Hoe zul je weten dat je dit hebt?
- is het wenselijk gezien de omstandigheden?
- is het op eigen initiatief ondernomen en gehandhaafd?
- Is het in de juiste context geplaatst? Waar, wanner, hoe en met wie?
- welke hulpbronnen zijn ervoor nodig? Doe alsof, ken je iemand die dit wel heeft gedaan?
- Is het ecologisch verantwoord?
- denk nogmaals aan je doel en merk op wat er veranderd is. Wat maakt het verschil?
6
Q
Ecologie
A
Binnen de NLP wordt de wisselwerking tussen de persoon en zijn milieu/omgeving bedoeld.
Vragen die je kunt stellen;
- Wat zal er gebeuren als je het krijgt?
- Wat zal er niet gebeuren als je het krijgt?
- Wat zal er gebeuren als je het niet krijgt?
- Wat zal er niet gebeuren als je het niet krijg?