2. Vooronderstellingen Flashcards

1
Q

Wat is betekenis in NLP van de vooronderstellingen?

A

Een reeks ideeën en overtuigingen die als basis dienen voor een bepaald systeem, die als waar worden aangenomen en waarop wordt verder gebouwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem 15 vooronderstellingen en geef van elk een voorbeeld uit de praktijk?

A
  1. De kaart is niet het gebied.

Net zoals de kaart van Amsterdam niet het werkelijke Amsterdam is zo is het ook met de wereld die wij waarnemen. Om met de complexe werkelijkheid te kunnen omgaan creëren we een vereenvoudigde versie van de werkelijkheid: Ons model van de wereld (MOW). Zo begrijpen we de wereld allemaal op onze eigen manier. Onze kijk op de werkelijkheid, en onze waarneming is dus niet hoe het echt is.

  1. Respecteer het model van de wereld van de ander.

Iedereen heeft een unieke weergaven van de werkelijkheid. Er bestaan geen goede of foute manieren om naar de werkelijkheid te kijken. Respecteer dus het model van de wereld van de ander. Je kunt er veel van leren omdat hij of zij de wereld vanuit een ander perspectief ziet dat voor jou verborgen is.

  1. De betekenis van de communicatie is de reactie die je krijgt.

Communicatie is pas echt effectief als een ander je gehoord heeft. Wanneer je niet gehoord wordt ben je nog niet effectief genoeg geweest in de manier waarop je communiceert. Weerstand bij de ander is een teken van gebrek aan rapport en dat er weinig kans is op een goed resultaat. Je bent zelf verantwoordelijk voor het effect van je eigen communicatie. Neem je deze verantwoordelijkheid, dan kun je flexibeler en doelgerichter gaan communiceren met anderen.

  1. Mensen beschikken over alle interne hulpbronnen die ze nodig hebben om te veranderen en hun doelen te bereiken

Als het mogelijk is voor één iemand, is het ook mogelijk voor anderen. In potentieel zijn alle hulpbronnen al aanwezig om jezelf te zijn en je doelen te realiseren. Niet alle innerlijk hulpbronnen zijn echter direct toegankelijk en beschikbaar op het moment dat je ze wilt gebruiken. Je kunt dit echter wel leren en wanneer je dit leert, en leert te vertrouwen op je eigen potentieel, vergroot je de mogelijkheden om je leven vorm te geven.

  1. Falen bestaat niet, er is alleen feedback

Je hebt fouten nodig om te leren. Fouten maken leidt tot ongewenste resultaten, maar vaak ook tot iets nieuws. Door te evalueren hoe je tot ongewenste resultaten bent gekomen, krijg je inzicht in hoe je tot gewenste resultaten kunt komen.

  1. Achter elk gedrag schuilt een positieve intentie

Elk gedrag heeft een positieve functie voor degene die het gedrag vertoont. Het is belangrijk om de persoon en het gedrag te onderscheiden. Het gedrag is dus niet wie de persoon is. Mensen maken namelijk een zo goed mogelijke keuze met de bronnen die ze op dat moment tot hun beschikking hebben. Krijg je inzicht in de functie van het gedrag dan kun je constructief op zoek om deze functie voor die persoon te realiseren. Belangrijk blijft dat negatief of destructief gedrag niet wordt gerechtvaardigd.

  1. De persoon met het meest flexibele gedrag heeft de grootste invloed.

Ben je in staat om je gedrag aan te passen aan de situatie dan ben je in staat om er flexibeler mee om te gaan. Als je star bent, kan er een patstelling ontstaan waarin er geen resultaten meer worden behaald.

  1. Als je altijd doet wat je altijd hebt gedaan, zul je altijd krijgen wat je altijd hebt gehad

Stap uit je comfort zone. We hebben de neiging om bepaald gedrag te herhalen, ook al zijn we ons bewust dat het niet meer werkt voor ons. Wanneer je leert om jouw manier van denken, en je gewoontes, aan te passen, dan zullen ook je resultaten veranderen.

  1. Jouw opvatting is jouw werkelijkheid

De manier waarop jij de werkelijkheid ziet, ontstaat door de manier waarop je informatie filtert. Maar ook jouw persoonlijke behoeften, waarden en interesses bepalen jouw werkelijkheid. Deze hoeft dus niet in overeenstemming te zijn met de werkelijkheid van een ander.

  1. Iedereen heeft de leiding over zijn geest en daarom over zijn resultaten

Als we onze gedachten onder controle hebben, controleren we ook ons gedrag en zijn we dus verantwoordelijk voor onze resultaten.

  1. Kracht is het vermogen om gewenste resultaten te bereiken

Je aandacht, inzet en toewijding worden pas echt effectief als je gewenste resultaten bereikt. Voor het bereiken van goede resultaten is het nodig dat je zowel doelgericht als procesgericht bent, zodat je je kracht effectief kunt inzetten. Wanneer je je kracht domweg inzet (zonder er bij na te denken) verspil je veel energie en roep je in het proces veel weerstand op, die je had kunnen voorkomen.

  1. Je hebt altijd een andere keuze

Wanneer je je bewust wordt van de keuzes die je hebt gemaakt, kun je opnieuw vaststellen of het nog steeds de beste keus is die je beschikbaar hebt. Je hebt elk moment de vrijheid om een andere keus te maken.

  1. Er zijn geen problemen, alleen kansen waarvan je kunt leren

Een probleem is een ongewenste situatie en de uitdaging is om tot een gewenste situatie te komen. Op deze manier is elk probleem de springplank naar wat je echt wilt. Een probleem nodigt je uit om nieuwe dingen te leren en je verder te ontwikkelen.

  1. Lichaam en geest maken deel uit van hetzelfde systeem

De relatie tussen lichaam en geest is complex. Geest en lichaam zijn op een subtiele manier verbonden en reageren voortdurend op elkaar. Als we leiden onder stress heeft dat ook consequenties voor ons lichaam. Als we ons fysiek krachtig voelen heeft dat effect op het vermogen om zaken aan te pakken.

14 Je kunt niet niet communiceren

Het is onmogelijk om niet te communiceren. Zelfs als je niets doet draag je iets uit. Jouw lichaamstaal vertelt ook een verhaal. Kies dus bewust voor de manier waarop jij je boodschap wilt uitdragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem de vier basisvooronderstellingen?

A

De vier basisvooronderstellingen:

  1. All learning, behavior and change is unconscious
  2. Sta aan de kant van de voor oorzaak.
  3. Zorg voor onbeperkende overtuigingen.
  4. Het centraal zenuwstelsel kan geen ontkenning vasthouden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem de negen vooronderstellingen van taal?

A

<b>Gebruik van de ‘Vooronderstellingen’ van taal</b>

We gebruiken de vooronderstellingen van taal voor twee doeleinden:

  1. Om te herkennen wat wordt voorondersteld in de taal van een persoon.
  2. Om nieuwe interne representaties te creëren bij een persoon.

<b>De 9 taalpatronen </b>

  1. Bestaan
    Te herkennen aan zelfstandige naamwoorden en persoonlijk voornaamwoorden.
    - “Hij loopt langs het huis.”
    - “Mijn dochter heeft een nieuwe fiets.”
  2. Mogelijkheid / noodzakelijkheid
    Te herkennen aan alle woorden die een mogelijkheid of een noodzakelijkheid weergeven (modale operatoren).
    - “Hij zou thuis kunnen zijn (mogelijkheid).”
    - “Dit onderdeel moet je leren (noodzakelijkheid).”
  3. Oorzaak – gevolg (A > B)
    Te herkennen aan koppelwoorden die zinsdelen aan elkaar verbinden en waarbij het ene deel het gevolg is van het andere deel (A>B). Luister naar woorden zoals ‘‘als … dan’, ‘omdat’…
    - “Als je oplet dan zul je leren.”
    - “Omdat jij me helpt, zal het je lukken.”
  4. Complexe equivalentie (A=B)
    Te herkennen aan koppelwoorden die zinsdelen aan elkaar verbinden en waarbij beide zinsdelen aan elkaar gelijkgesteld worden als zijnde gelijkwaardig (A=B). Luister naar woorden zoals ‘zijn’, ‘is’, ‘betekent’ …
    - “Jij bent geweldig!”
    - “Dit hoofdstuk is eenvoudig.”
5. Bewustzijn
Te herkennen aan woorden die weergeven hoe wij met onze zintuigen onze ervaringen verwerken. Luister naar woorden zoals 'zien', 'horen', 'voelen', 'ruiken', 'proeven', 'denken', 'weten', 'realiseren', 'bewust zijn van' ...
- "Hij ruikt pannenkoeken."
- "Hij is zich bewust van de gevolgen."
- "Zij ziet haar kansen."
6. Tijd
Te herkennen aan woorden die een tijdskader in zich hebben. Woorden die het verleden, heden en de toekomst aan geven. Luister naar de tijd van het werkwoord en woorden zoals 'stop', 'nu', 'nog'...
- "Zij deed haar best."
- "Zij doet haar best."
- "Zij zal haar best gaan doen."
  1. Bijwoord / bijvoeglijk naamwoord
    Te herkennen aan woorden die iets van een werkwoord (bijwoord) of van een zelfstandig naamwoord (bijvoeglijk naamwoord) zeggen. Luister naar die woorden die details toevoegen aan werkwoorden en zelfstandige naamwoorden.
    - “Ik ga hard werken aan dat mooie muziekstuk.”
  2. Of (keuze)
    Te herkennen aan woorden die een keuze weergeven. Zoek naar het woord ‘of’.
    - “Ga jij dit zelf doen of zal ik het doen?”
    - “Doe je dit nu of morgen doen?”
  3. Ordinaal (orde)
    Te herkennen aan alle woorden die een rangorde weergeven. Luister naar lijsten, nummers, opsommingen, opeenvolgingen, …
    - “In de derde ronde worden we zeker eerste.”
    - “Dit is de negende vooronderstelling van taal.”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly