3a2 week 9 Flashcards

1
Q

plagiocephalie

A

houdingsafhankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

brachycephalie

A

bicoronaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

trigonocephalie

A

metopica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

scaphocephalie + behandeling

A

sagittaal, bootschedel, veerdistractie of open remodelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

plagiocephalie (anterieur)

A

Unicoronaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

plagiocephalie (posterieur)

A

lambdoid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

oxycephalie

A

multisuturaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

afwijkingen bij syndroom van Apert

A
  • bicoronale craniosyntose
  • zeer grote anterieure fontanel
  • ventriculomegalie
  • hydrocephalus
  • verhoogde hersendruk
  • hypertelorisme en exorbitisme
    -complexe syndactylie handen/voeten
  • progressieve ankylose van gewrichten
  • ontwikkelingsachterstand
  • midface en mandibula hypoplasie (OSA)
  • soms palatoschisis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

cycloop (synopthalmia)

A

1 oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hypotelorisme

A

ogen dichter bij elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

dystopia canthorum

A

pupillen normale lengte uit elkaar maar brede neusbrug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hypertelorisme

A

ogen te ver uit elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ICD

A

inner canthal distance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

OCD

A

Outer canthal distance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

IPD

A

Interpupillary distance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

PFL

A

Palpebral fissure length

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hypertelorisme behandelingen

A

U-shaped osteotomie
Box osteotomie
Facial bipartition

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Ptosis, oorzaak en gevolgen

A

niet werkend ooglid, door verminderde functie m. levator palpebrae, geeft hoofd in nek houden en amblyopie (lui oog)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Treacher Collins cleft

A

tessier 6,7,8,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

congenitale problemen mond

A

kort tongriempje (frenulum)
schisis
macrostomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

oor afwijkingen

A

bijoor
flapoor of afstaand oor: kan door onderonteikkelde antihelixplooi, te diepe concha, afstaande lobulus, combi
Microtie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Craniofaciale microsomie (CFM)

A

aangeboren afwijking van de onderkaak, kan passen bij goldenhar syndroom

23
Q

pierre robin sequentie kenkermen

A
  • micrognatie/retrognatie
  • glossoptosis
  • OSA
    -75% palatoschisis U0vorm
24
Q

torticollis

A

te strakke sternocleidomastoideus waardoor hoofd scheef staat. fysio of operatie

25
Q

halsafwijkingen

A
  • torticollis
  • mediane/laterale halscystes
  • webbed neck
26
Q

pectus excavatum

A

put in borst, corrigeren met staaf in borstkas

27
Q

pectus carinatum

A

kippenborst, evt resectie kraakbeen en osteotomie, zeldzamer

28
Q

Poland syndroom

A

afwezige sternale kop van de m. pectoralis major, soms hypolasie omgevende structuren (borst), vaker rechts

29
Q

tubulaire borsten

A

malpositie IMF (craniaal), herniatie areola, constrictie basis mamma, hypoplasie, huidtekort onderpool, assymetrie

30
Q

accessoire tepels

A

liggen op de mammary ridge

31
Q

4 vormen van schisis

A

microforme cheiloschisis
incomplete cheiloschisis
complete cheilognatoschisis
complete cheilognatopalatoschisis
geisoleerde mediane palatoschisis

lip=cheilo
kaak=gnatho
gehemelte=palato

32
Q

embryologisch probleem bij cheilognatopalatoschisi

A

fusie probleem tussen frontonasale en maxillaire prominentie, week 6-9

33
Q

embryologisch probleem bij geisoleerde palatoschisis

A

fusie probleem tussen palatum gewelven, week 13-14, fusie van anterier naar posterieur

34
Q

risico op schisis bij volgende nakomeling bij 1 kind/ouder met schsis

A

4%

35
Q

risico op schisis bij volgende nakomeling bij 2 kinderen met schisis

A

9%

36
Q

risico bij 1 kind + 1 ouder met schiss voor het krijgen van schiss volgende nakeomeling

A

17%

37
Q

welke redenen doe je een lipsluiting bij shisis

A

uiterlijk, praten, eten/drinken

38
Q

wanneer doe je een lipsluiting en welke manieren zijn er

A

3 maanden,

millard rotatie-advancement
fisher lipsluiting
bilaterale lipsluiting
evt. in in combi met een vomerlap (gedeeltelijke sluiting palatum durum met als doel een kleinere breedte palatumspleet en minder complicaties)

39
Q

belangrijkste structuren bij lipsluiting

A

m. orbicularis oris
white roll!!!
cupids bow
commissuur
philtral colums
vermillion droog en nat

40
Q

palatoraphie

A

sluiten zachte gehemelte (molle), bij 9-12 maanden om praten, slikken, middenoor beluchting en nasale regurgitatie te verbeteren. let op m. levator veli palatini en a. palatina major

41
Q

wanneer nasoendoscopie

A

spraak slecht 4 jaar, kijken of zachte gehemelte goed is afgesloten anders heb je VPI

42
Q

drie soorten spraakverbeterende chrirugie

A
  • intravelaire veloplastiek = redo sluiting palatum molle
  • wanglap
  • pharyngoplastiek: verbinden farynxachterwand en palatum molle
43
Q

Secundaire correcties van schisis

A

Le fort 1 correctie osteotomie van de bovenkaak
open sephtorhinoplastiek
secundaire lipcorrectie

44
Q

Welke aangeboren hartafwijkingen veroorzaken centrale cyanose

A
  • verkeerde aansluitingen
  • intercardiale menging O2 rijk en O2 arm bloed
  • onvoldoende longdoorbloeding
  • tetralogie van Fallot
  • transpositie van de grote vaten
    -pulmonalis atresie
  • totaal abnormale longvene drainiage
  • tricuspidalis atresie
    -hypoplastische RV
    -infundibulaire pulm stenose
45
Q

wat zijn de belangrijkste groepen van oorzaken van AHA

A
  • omgevingsfactoren: infecties, toxische stoffen, straling, voeding
  • genetische factoren: syndromen, genen
46
Q

Wat zijn de lange termijn vooruitzichten van behandeling van complexe aangeboren hartafwijkingen?

A

Na Fontan operatie: Best goede overleving, maar niet normaal door hartfalen, plotse dood (aritmien) en thrombo-embolien

47
Q

Hoe werkt de pathofysiologie van cyanotische AHA?

A

je wordt alleen blauw als er ergens een gat zit waardoor je gemengd bloed krijgt. Er is obstructie van bloedstroom naar de longen wat verminderde longflow geeft en er is shuntmogelijkheid????

48
Q

necrotiserende enterocolitis (NEC) kenmerken en beeldvorming

A

verloopt in stadia, bolle buik met meteorisme, darmwandverdikking, Pneumatosis intestinalis, pneumoportogram, vrije of gelocaliseerde lucht, ascites, verstoorde luchtpassage waardoor lucht in het rectum ontbreekt.

Ter beeldvorming: horizontale stralengang bij zijdelingse projectie

49
Q

Malrotatie en volvulus beloop en beeldvorming

A

acuut ziek met gallig braken. verkeerde locatie darmen waardoor de dunnen darm om zichzelf gaat draaien, je ziet bij BOZ grote bubbels met lucht en verderop helemaal geen lucht meer.

malrotatie

50
Q

Hoe test je malrotatie darmen

A

maagdarm passage met contraststudie. je ziet een abnormale positie van de duodenojejunale junctie DJJ en de dunne darmlissen liggen in de rechter bovenbuik

51
Q

pylorushypertrofie

A

spuitkots en hongerig direct na drinken, beeldvorming echo

52
Q

invaginatie beloop en beeldvorming en behandleing

A

darm schuift in andere darm vaak na infectie door vergrote lymfeklieren, urgent!!. beeldvorming=echo. ter behandeling contrast inloop via anus en dan terugpersen met rontgenbegeleiding

53
Q

appendicitis beeldvorming kinderen

A

echo, bij twijfel MRI

54
Q
A