3A2 week 11 Flashcards

1
Q

6 belangrijkste delen van het CZS en relatie met ventrikelsysteem

A
  • telencephalon (1=lat ventr) = cortex en basale frontale cortex
  • diencephalon (3e ventrikel!) = hypothalamus en thalamus
  • mesencephalon = middenhersenen met aquaduct
  • metencephalon (4e ventr ant)= pons en cerebellum
  • myelencephalon (4e ventr. post) = medulla oblongata met motorische en sensibele kernen
  • ruggenmerg

thee die misschien meteen myeleniseert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

overzicht vroege ontwikkeling CZS 4 stadia

A
  • vorming neurale buis week 3-6 weken
  • cranio-caudale en dorso-ventrale specialisatie neurale buis
  • neurogenese week 6-30 weken:
  • neuronale migratie 6-30 weken: van binnen naar buiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

oorzaak anencephalie

A

sluitingsdefect neurale buis of abnormale ontwikkeling van mesoderm om neuraal buis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

oorzaak holoprocencefalie

A

stoornis in vroege differentiatie neurale buis. kan door mutatie in signaalmoleculen of defect in patroonvorming. 25% mutaties in SHH pathway. Dat geeft een verstoorde ontwikkeling van prosencephalon tot telencephalon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

holoprocencefalie

A

hersenen splitsen niet. kan cyclopia geven of hypotelorisme/hazelip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

micro- en macrocefalie oorzaak

A

stoornis in neurogenese
- micro: oa door mutaties in genen betrokoken bij chromosoomorganisatie tijdens deling, vaak ASPM, veel omgevingsfactoren
-macro: genen die groei accelereren, bv PTEN mutatie, autisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

lissencefalie (gladde hersenen) oorzaak

A

migratie stoornis en microcefalie. de hersenen liggen binneste-buiten gekeerd, geeft MR, mutaties in LIS1-gen (doet iets met het centrosoom)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waar zit de neurale lijst

A

in de overgang van de neurale buis naar ectoderm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat ontstaat uit de neurale lijst

A

het perifere zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke kant is sensorisch ruggenemerg

A

dorsaal met de alar plate en de dakplaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke kant vh ruggenmerg is motorisch met wwelke platen

A

ventraal, basale plaat en bodemplaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe werkt de anterieure posteriore (AP) patroonvorming in de neurale buis

A
  • organizers zoals isthmic organizer die via een gradiënt van signaalmoleculen positionele informatie naar omliggende structuren kan sturen. Bv meer concentratie bij een scheidingsgebied. ook in hersenschors
  • : anterior Wnt remmers uit endoderm en posterio Wnt uit paraxiaal mesoderm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe werkt Dorsoventrale patroonvorming in het ruggenmerg

A

dakplaat dorsaal BMP’s
bodemplaat ventraal sonic hedge hog Shh, regelt expressie verschillende TF’s afhankelijk ban de concentratie en die geven dan verschillende type cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

neurogenese twee soorten delingen

A
  • symmetrisch: vermeerdering van stamcellen
  • asymmetrisch: neurogenese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is tangentiële migratie?

A

inhiberende zenuwcellen ontstaan in het subpallium en migreren langs het oppervlak naar de cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke assen heb je bij de ledematen

A
  • proximaal/distaal AER
  • anterior/posterior ZPA
  • ventraal/dorsaal Wnt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat voor probleem geeft storing proximale distale as

A

stop groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat geeft verstoring posterieure anterieure as (radioulnaire as)

A

verwarring radius en ulna kant, ook qua waar welke teen, bv extra pinkje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

waar zorgt een verstoring ventraal dorsaal as voor

A

bv nagel in palm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

radiale polydactylie + behandeling

A

extra duimpje, verschillende types

primaire operatie het belangrijkste
geen operatie voor het 1e levensjaar
correctie in 1 keer, revisie voorkomen
ervaren congenitale handchirurg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hypoplastische duim + behandeling

A

blauth classificatie, malformatie radio-ulnaire as

B: FDS4 oppositieplastiek: oppositie + stabilisatie MCP en webverdieping voor meer beweeglijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

radius dysplasie + behandeling

A

B: weke delen distractie met fixateur externe, later centralisatie door balanceren pezen en bot, + pollicisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

triggerduim + behandeling

A

deformatie, komt pas later tot uiting. FPL gaat niet meer goed door de pulley

B: afwachten, splinten tijdens slaap, klieven A1 pulley

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

triggervinger + behandeling

A

multipele anatomische afwijkingen, nodus in FDS/FDP, tendinitis calcificans, MPS, constricties A2-3 pulleys

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

macrodactylie

A

overgroei vingers, niet te genezen

26
Q

cloves

A

weke delen hypertrofie

27
Q

focale fibrocartilagineuze dysplasie

A

door tumor is het bot kraakbeen geworden en het bot buigt dan helemaal op. Eruit halen en dan een FE aanbrengen

28
Q

ernstigste vorm van neurale buis defecten

A

myelomeningocele: open ruggenmerg met een meningeale cyste

29
Q

MMC uitkomst bij postnatale sluiting

A

geen functie onder niveau vh defect, waterhoofd, chiari 2, TSC (tettered spinal cord), laag gemiddeld IQ, 75% social continence

30
Q

2 hit hypothese bij MMC

A

1 schade door verstoorde aanleg: verstoorde functie
2 Schade neemt toe door blootliggen placode en neurotoxiciteit van vruchtwater: functie gaat achteruit gedurende zwangerschap

31
Q

doel postnatale behandeling mmc

A
  • stop liquorlek
  • voorkomen infectie
  • behoud neurologische functies
  • geen herstel van functies
32
Q

foetale therapie bij MMC doel en ratio

A

interventie bij de tow hits, minder chiari en waterhoofden, geeft verbeterng van de prognose! minder vp-drains, verbetering hindbrain-herniation, betere mentale ontwikkeling en motorisch functioneren, minder shunts, betere kwaliteit van leven en minder totale negatieve impact op gezin. Wel verhoogd risico op vroeggeboorte en obstetrische complicaties

33
Q

definitie verstandelijke beperking

A
  • beperkte ontwikkeling
  • blijvende achterstand: cognitieve functies, adaptieve functies, ontstaan voor het 18e levensjaar!
34
Q

prevalentie verstandelijke beperking NL

A

1-2%

35
Q

oorzaken verstandelijke beperking

A
  • genetisch
  • omgeving/teratogeen: bv intoxicaties, infecties, asfyxie, deprivatie
  • metabool/endocrien
  • onbekend/multifactorieel
36
Q

bij wie diagnostisch onderzoek naar verstandelijke beperking

A
  • ontwikkelingsachterstand <2,5 j
  • VB>2,5 j na IQ-onderzoek
    -zwakbegaafdheid als er speciaal onderwijs nodig is of discrepantie IQ-profiel
  • autisme met VB
  • taal-spraakachterstand zonder andere verklaring
37
Q

ziekte van Steinert/dystrofie myotonica type 1

A

myotonie, cataract, aritmien, verstandelijke beperking en zwnagerschap obstetrische risico’s.

JHet is een autosomaal dominante aandoening met anticipatie. in DMPK gen

38
Q

syndroom van Sotos

A

te lang op kinderleeftijd, macrocefalie, puntige kin hypertelorisme, downslant, grote handen en voeten, NSD1 gen

39
Q

Hoe wordt trisomie 21 veroorzaakt

A
  • niet erfelijke vorm (94%): non-disjunctie
  • translocatie (5%)
  • mozaïcisme (1%)
40
Q

Wat is de overleving Down?

A

72%>50 en 57%>60 jaar

41
Q

Aangeboren afwijkingen bij Down syndroom

A

cataract, AVSD/ASD/VSD, nauwe bronchii, oesophagus, duodenum of andere atresieen, morbus Hirschprung, UPJ-stenose, urethrakleppen, hypospadie, neurologisch (hypotonie), anesthesiologisch: CWK, luchtwegen, CVD, DM, down curves, obesitas

later: ogen, slechthorend, tonsil- en adenoidhypertrofie, LWI’s, OSAS!!!!!!!!! tandheelkundige problemen

42
Q

cognitieve ontwikkeling down

A

IQ 35-70
bij 8 jaar gemiddelde achterstand 4 jaar
50% lezen, schrijven en tellen
regulier basisonderwijs: 60% start, 25% maakt t af

43
Q

Medisch kleuter dagverblijf MKD

A

voor jonge kinderen

44
Q

SBO basisonderwijs

A

in cluster 3 scholen lichamelijk en/of verstandelijk beperkt

45
Q

sociale problematiek bij syndroom van down

A

60% zichzelf verzorgen, ontbijt klaarmaken, 30 min alleen 16-19 j
10% koken, boodschappen OV
30% zelfstandig wonen
90% jongeren problemen met sociale interactie

46
Q

Verstandelijke beperking definitie

A
  • stoornis intellectuele functies (IQ<-2SD)
  • beperkingen in het adaptieve gedrag –> beperkingen in de sociale (zelf)redzaamheid
  • optreden voor 22
47
Q

welke vormen van wettelijke vertegenwoordiging zijn er

A
  • bewindvoering: voor wie zijn financiële zaken niet zelf kan regelen
  • mentorschap: voor het nemen van beslissingen over de verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding van betrokkenen
  • curatele: voor mensen die hun financiële en persoonlijke zaken niet zelf kunnen regelen
48
Q

gezondheidsrisico’s biji mensen met verstandelijke beperking

A
  • vervroegde functionele achteruitgang
  • m20 j eerder overlijden
  • ongezonde leefstijl
  • psychische kwetsbaarheid
  • chronische multimorbiditeit en polyfarmacie: anti-psychotica geburik
  • oorzaak verstandelijke beperking
49
Q

waarom is vroeginterventie belangrijk bij mentale problemen van het jonge kind

A

In eerste 5 jaar grootste deel van de hersengroei. Het brein is dan ontzetten flexibel en plastisch, dus als je ingrijpt doe dat dan in die periode

50
Q

wat is de impact van negatieve life events in de kindertijd op de lichamelijke gezondheid later

A

bij meer dan 4 slechte events heb je
- 4-12x meer alcoholisme, drugsmisbruik, depressie en suicide poging
- 2-4x meer roken, slechte gezondheid, >50 seksuele partners, SOA’s
- 1,4-1,6 x meer fysieke inactiviteit en ernstige obesitas

geeft meer ischemische hartziekten, kanker, chronsiche longziekten, diabetes

51
Q

wat zijn de 3 kenmerken van de theorie over de ouderbegeleidende positie van Alice van der PAs

A
  • verantwoordelijk zijn: ouders voelen zich snel verantwoordelijk voor hun kind
  • ouderschap is kwetsbaar: snel schuldgevoel of ze het wel goed doen
  • ouder is consultvrager:ouder komt omdat hij/zij zich schuldig voelt
52
Q

8 alarmsymptomen van ASS bj het jonge kind

A
  • lacht niet naar anderen va 12 m
    -reageert niet wanneer het wordt toegesproken va 12 m
  • brabbelt niet va 12 m
  • maakt geen gebaren va 12 m
  • heeft geen interesse in andere mensen va 12 m
  • maakt geen functioneel gebruik van woorden va 18 m
  • gebruikt geen twee woord zinnen va 24 m
  • elk verlies van taal of sociale vaardigheid
53
Q

waar zorgt testosteron voor in de ontwikkeling van externe genitalia

A

indaling testes van lies naar scrotum

54
Q

Waar zorgt DHT voor in de ontwikkeling van de genitalia externa

A

ontwikkeling fallus en scrotum

55
Q

HPG as regulatie

A

hypothalamus geeft GnRH
hypofyse geeft LH en FSH
Gonaden geven of sperma productie of ovaria
gonaden produceren androgenen: penis, schaamhaar, testes
gonaden produceren oestrogenen: borsten, ovaria, uterus

56
Q

HPA as werking en wanneer

A

hypothalamus geeft CRH en hypofyse ACTH en bijnier cortex geeft adrostenedion en DHEA+ en dat geeft samen met androgenen schaamhaar, okselhaar en acne

prenataal 2e/3e trimester, minipuberteit eerste 3 maanden, vanaf puberteit

57
Q

disorders/differences of sex development (DSD) definitie

A

congenitale aandoeningen waarbij de ontwikkeling van het chromosomale, gonadale of anatomische geslacht afwijkend is

58
Q

wanneer gaat het mannelijk en vrouwelijk genitaal extern verschillen

A

vanaf week 12 andere hoek fallus

59
Q

waaruit bestaat operatie bij geviriliseerd genitaal bij AGS?

A
  • sinus urogenitalis correctie
  • zn. clitorisplastiek
  • z.n. labiacorrectie
60
Q

Wat is de prenatale therapie bij AGS

A

dexamethason

61
Q

waar zorgt DHT voor

A

virilisatie genitalia externa

62
Q
A