33 Farben, Formen, Materialien Flashcards
1
Q
rood zien van woede
A
rotsehen
2
Q
iets te rooskleurig inzien
A
etwas durch eine rosarote Brille sehen
3
Q
hemelsblauw
azuur
A
himmelblau
4
Q
dronken zijn
A
blau sein
5
Q
alles kits, alles goed
A
alles im grünen Bereich
6
Q
pikzwart
A
pechschwarz
7
Q
het niet zien zitten, het somber inzien
A
schwarzsehen
8
Q
spierwit
A
schneeweiß
9
Q
licht-
A
hell-
10
Q
donker-
A
dunkel-
11
Q
geruit, met ruijtes
A
kariert
12
Q
gestippeld, met stippen
A
gepunktet
13
Q
het patroon
A
das Muster
14
Q
de vorm
A
die Form
15
Q
de driehoek
A
das Dreieck