15 Fähigkeiten, Verhalten, Handeln Flashcards
1
Q
in staat zijn om
A
in der Lage sein
2
Q
kunnen omgaan
A
zurechtkommen
3
Q
redden
A
schaffen
4
Q
geschikt zijn
A
sich eignen
5
Q
getalenteerd
A
begabt
6
Q
handig, vaardig
A
geschickt
7
Q
de aard, de natuur
A
die Art
8
Q
de manier, de wijze
A
die Art und Weise
9
Q
de situatie, de toestand, de omstandigheden
A
die Lage
10
Q
wennen, gewend raken
A
sich gewöhnen
11
Q
omgaan
A
umgehen
12
Q
in actie komen
A
tätig/aktiv werden
13
Q
de daad
A
die Tat
14
Q
uitvoeren, afhandelen, doen
A
erledigen
15
Q
iemand iets laten doen
A
jemanden etwas machen lassen