16 Lernen, Schule, Universität Flashcards
de crèche, het kinderdagverblijf
die Kinderkrippe
een welopgevoed/ slecht opgevoed kind
ein gut/ schlecht erzogenes Kind
de peuterleidster, de kleuterleidster, de juf
die Erzieherin
die Kindergärtnerin
de begeleider, de kleuterleider, de meester
der Erzieher
de ondersteuning, de steun, de hulp
die Förderung
het advies, de raad
der Rat
de scholengemeenschap
die Gesamtschule
de havoschool
die Realschule
op (een middelbare) school zitten
eine (weiterführende) Schule besuchen
voor het eerst naar school gaan
in die Schule kommen
eingeschult werden
een jaar overdoen
eine Klasse wiederholen
lesgeven
unterrichten
Unterricht geben/erteilen
school verzuimen, spijbelen
den Unterricht versäumen/schwänzen
in de les storen
den Unterricht stören
natuurkunde
Physik
scheikunde
Chemie
sociale vakken
Sozial-/Gemeinschaftskunde
CKV
Kunst
gymnastiek
Sport
sociale wetenschappen
Gesellschaftswissenschaften
artistieke vakken
künstlerische Fächer
het schoolbord
der Tafel
de spons
der Schwamm
het onderwijs, de leer
die Lehre
het cijfer, het punt
die Schulnote
het rapportcijfer
die Zeugnisnote
de bijles
die Nachhilfe
voldoende
befriedigend (3)
het vwo-eindexamen, het vwo-diploma, (Duits schoolexamen/diploma dat toegang geeft tot de universiteit)
das Abitur
die allgemeine Hochschulreife
die Matura
evenwel, maar
allerdings
het vwo, de vwo-school, (onderwijs dat/school die voorbereidt op de universiteit)
das Gymnasium
het schrift
das Heft
opschrijven, invullen
eintragen
onthouden
sich merken
overschrijven, afkijken
abschreiben
met elkaar kunnen opschieten
sich verstehen
de stilte
die Ruhe
oplettend, aandachtig
aufmerksam
saai
langweilig
zich dodelijk vervelen
vor Langeweile sterben
de opdracht, de oefening, de opgave
die Aufgabe
het huiswerk
die Hausaufgabe
het proefwerk, de schriftelijke overhoring
die Klassenarbeit
het schriftelijk huiswerk
die Schularbeit
(ge)makkelijk afgaan
leichtfallen
moeilijk
schwierig
de spreekbeurt, de presentatie
das Referat
die Präsentation