21 Medien & Kommunikationsmittel Flashcards
het (inter)net
das Netz
googelen
googeln
de (micro)chip
der Chip
de bluraydisc
die Blu-Ray-Disc
de cassette, het (cassette)bandje
die Kassette
de cd-speler
der CD-Player
de video
der Video
de landelijke krant
die überregionale Zeitung
de gebeurtenis
das Ereignis
publiceren, verslag doen
bringen
de verslaggever
der Reporter
het onderzoek
die Recherche
de foto
das Foto
het nieuwsitem, het bericht, de melding
die Meldung
het extra nieuwsbericht, het breaking nieuws
die Eilmeldung
de kop, de headline
die Schlagzeile
de uitgeverij, de uitgever
der Verlag
telkens, elk
jeweils
wekelijks
wöchentlich
maandelijks
monatlich
de brochure, de folder
die Broschüre
de afstandbediening
die Fernbedienung
aanzetten
einschalten
anmachen
de tv-gids
TV-Programm
de omroep
der Rundfunk
het programma
die Sendung
de reclamespot, het reclamefilmpje
der Spot
uitzenden
übertragen
de show
die Show
de quiz
das Quiz
uitzenden
senden
ausstrahlen
de zender, de omroep
der Sender
het commentaar, het opiniestuk/-programma
der Kommentar
de detective
der Krimi
beklemmend
unheimlich
de e-mail
die E-Mail
sturen, zenden
schicken
de telefoon
das Telefon
overgaan, bellen, rinkelen
klingeln
läuten
bezet, in gesprek
besetzt
belegt
aan de telefoon: “met Hanne”
“hier ist…”
doorverbinden
verbinden
het (telefoon)nummer
die Rufnummer
die Telefonnummer
het netnummer, het kengetal
die Vorwahl
de hoorn, de telefoon
der Hörer
opnemen
abnehmen
ophangen
auflegen
het antwoordapparaat
der Anrufbeantworter
de aansluiting
der Anschluss
de vaste telefoonaansluiting
der Festnetzanschluss
de fax(machine)
das Fax
de pdf
das PDF
de mobiele telefoon, het mobieltje, de gsm
die Mobiltelefon
das Handy
de smartphone
das Smartphone
het mobiele nummer
die Handynummer
de voicemail
die Mailbox
de toegang
der Zugang
de sms
die SMS
sms’en
simsen
de (oplaadbare) batterij
der Akku
de post, het postkantoor
die Post
de postzegel
die Briefmarke
het porto
das Porto
de postbode
der Briefträger
der Pöstler (CH)
de envelop
der Briefumschlag
das Kuvert/Couvert
de postcode
die Postleitzahl
posten, op de post doen, verzenden
aufgeben
de handtekening
die Unterschrift
wegen
wiegen
de afzender
der Absender
de geadresseerde, de ontvanger
der Empfänger
de aanhef
die Anrede