30 Wirtschaft und Finanzen Flashcards
rendabel, economisch
wirtschaftlich
winstgevend
gewinnbringend
in economische termen denken
wirtschaftlich denken
de behoefte, het benodigde
der Bedarf
de monetaire crisis, de valutacrisis
die Währungskrise
het aanbod
das Angebot
de vraag
die Nachfrage
vraag en aanbod
Angebot und Nachfrage
de competitie, de concurrentie
die Wettbewerb
het verbruik, de consumptie
der Konsum
het verbruik
der Verbrauch
de branche, de bedrijfstak
die Branche
het tekort
das Defizit
het personeel
die Belegschaft
das Personal
de zakenman
der Geschäftsmann
zakenmensen
Geschäftsleute
commercieel, handels-
kaufmännisch
de salariskosten
die Lohnkosten
de factuur
die Rechnung
een rekening vereffenen
eine Rechnung begleichen
de aanmaning
die Mahnung
de consument
der Verbraucher
der Abnehmer
de bankrekening, de betaalrekening
das Konto
de spaarrekening
das Sparkonto
de rekening voor hulpacties
das Spendenkonto
de girorekening, de betaalrekening
das Girokonto
van de rekening afschrijven
vom Girokonto abbuchen
(geld) opnemen
abheben
de overschrijving
die Überweisung
het spaarbankboek, de spaarrekening
das Sparbuch
de rente
der Zins
het tarief, de leges
die Gebühr
kosteloos, vrij van leges
gebührefrei
tegen betaling
gebührenpflichtig
de cheque
der Scheck
vrijgesteld, kwijtgescholden
befreit
innen, inwisselen
einlösen
het aandeel
die Aktie
de aansprakelijkheidsverzekering
die Haftpflichtversicherung
de bijdrage, de leges, de premie
der Beitrag
aan geld komen
zu Geld kommen
bulken van het geld
im Geld schwimmen
het contante geld
das Bargeld
de geld-, pinautomaat
der Geldautomat
de bank-, pinpas
die EC-Karte
de bank
die Bank
de spaarbank
die Sparkasse
de lening, de krediet
der Kredit
een lening afgesloten
einen Kredit aufgenommen
een lening afbetalen
einen Kredit abbezahlen
de bankcode, het bankcodenummer
die Bankleitzahl
de creditcard
die Kreditkarte
storten, overmaken
einzahlen
het bewijs, de bon
der Beleg
de btw, de belasting toegevoegde waarde
die Mehrwertsteuer
de korting
der Rabatt
de waarde
der Wert
het bankbiljet, het briefje
der Geldschein
de Zwitsere frank
der Schweizer Franken
uitgeven, betalen
ausgeben
lenen
borgen
leihen
borgen
beleggen
anlegen
in termijnen betalen
in Raten zahlen
voldoende zijn
ausreichen
sparen
geld opzijlegen
sparen
geld opzijleggen
de termijn
die Frist
de importeur
der Importeur
de handelaar
der Händler
de order, de bestelling
der Auftrag
die Bestellung
aan huis leveren
ins Haus liefern
de verzending
de levering
der Versand
die Lieferung
de goederen, de producten
de (koop)waar, het artikel
die Lieferung
die Ware
transporteren, vervoeren
transportieren
befördern
het merk
die Marke
het merkartikel
der Markenartikel
de fabriek, het bedrijf
die Fabrik
das Werk
het product
das Produkt
de productie
de vervaardiging
die Produktion
die Herstellung
de (lopende) band
das Fließband
vervaardigen
produceren
herstellen
(an)fertigen
produzieren
opstellen
erstellen
het toestel, het apparaat
das Gerät
de batterij
die Batterie
machinaal
maschinell
de handleiding
die Bedienungsanleitung
de gebruiksaanwijzing
die Gebrauchsanweisung
het (stuk) gereedschap
das Werkzeug
de tang
die Zange
de spijker
der Nagel
de schroef
die Schraube
de schroevendraaien
der Schraubenzieher
de gereedschapskist
die Werkzeugkiste
het koord, het touw
die Schnur
de landbouw
die Landwirtschaft
de boer
der Bauer
der Landwirt
boeren-, landbouw-
bäuerlich
de boerin
die Bäuerin
die Landwirtin
de boerderij
het landbouwbedrijf
der Bauernhof
der landwirtschaftliche Betreib
de oogst
die Ernte
zaaien
säen
het zaad, zaaigoed
die Saat
de akker, het land
der Acker
het vee
das Vieh
de stal
der Stall
telen, kweken, fokken
züchten
de teelt, de kwekerij, de fokkerij
die Zucht
het varken
das Schwein
de varkenshouderij
die Schweinehaltung
de rundveehouderij
die Rinderhaltung
het katoen
die Baumwolle