3. Communicatiemanagement Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van communicatiemanagement

A

De organisatie van de communicatie van een organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is accountability

A

Een organisatie wil weten welke waar zij voor het geld krijgt dat zij uitgeeft voor corporate communicatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Op welke terreinen ligt voor corporate communicate de accountability

A
  • Effecten op naamsbekendheid (kennis)
  • Effecten op identiteit en imago (houding)
  • Financiële effecten (gedrag)
  • Terechtkomen in de win-winzone (relaties)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe verbetert u het imago van de eigen organisatie>

A

De houding van stakeholders ten aanzien van de organisatie te verbeteren door middel van communicatiemanagement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke verschillende soorten doelstellingen zijn er binnen een organisatie te onderscheiden.

A
  • organisatiedoelstellingen
  • marketing- en verkoopdoelstellingen
  • doelstellingen corporate communicatie
  • doelstellingen op het gebied van kennis, houding en gedrag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarop hebben marketing- en verkoopdoelstellingen betrekking?

A

Op de te behalen omzet van het product of de dienst die de desbetreffende organisatie levert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarop hebben de doelstellingen van corporate communicatie betrekking

A

-Merkenbeleid, imago, identiteit, en de sociale verantwoordelijkheid van een organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar staan de letters SMART voor bij het formuleren van doelstellingen

A
  • Systematisch
  • Meetbaar
  • Acceptabel
  • Realistisch
  • Tijdgebonden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is segmenteren

A

In de omgeving van de organisatie en binnen de organisatie zelf zijn allerlei groepen te onderscheiden met verschillende wensen en behoeften. Hoe beter je die groepen apart kunt onderscheiden, hoe specifieker je met deze groepen kunt gaan communiceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 4 fasen zijn binnen segmenteren te onderscheiden

A
  • De stakeholdersfase
  • De publieksgroepenfase
  • De doelgroepenfase
  • De mediadoelgroepfase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een stakeholder

A
  • Een belanghebbende. Hij bevindt zich in de omgeving van de organisatie, of de organisatie heeft een belang bij hem er bestaat een afhankelijkheidsrelatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een publieksgroep

A

-actiegroepen die plotseling opstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verschil tussen een stakeholder en een publieksgroep

A
  • Met alleen het identificeren van en communiceren met de stakeholders bent u er nog niet. Door het handelen van uw organisatie kunnen er conflicten optreden met groepen mensen die zich daarvoor niet als groep lieten kennen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het nut van issuesmanagement

A

-Door goed en systematisch de omgeving van de organisatie te scannen op mogelijke conflicterende belangen en het ontstaan van publieksgroepen, is het wellicht mogelijk in een vroeg stadium zo’n conflict aan te pakken door met de publieksgroep in contact te treden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn doelgroepen

A
  • stakeholders en publieksgroepen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een intermediaire doelgroep

A
  • zijn groepen die je kunt bereiken via andere groepen.

Andere doelgroepen zijn interne en externe doelgroepen.

17
Q

Wat zijn twee belangrijke vragen ten aanzien van het benaderen van doelgroepen.

A
  • Hoe kan ik een doelgroep bereiken (segmenteren)

- Wat moet ik tegen de doelgroep zeggen (boodschap)

18
Q

Noem een aantal belangrijke secundaire doelgroepen

A
  • De pers

- Het eigen personeel.

19
Q

Wat is een mediadoelgroep

A

-het intentionele contact wordt met behulp van communicatiemiddelen teweeg gebracht.

20
Q

Welke drie clusters van factoren zijn bepalend voor het welslagen van communicatiemanagement.

A
  • kennisbasis communicatiemedewerker en communicatieafdeling
  • gedeelde verwachtingen over communicatiemanagement met het seniormanagement
  • karakter van de organisatie.
21
Q

Doelstellingen kennis houding en gedrag

A

De doelgroep moet iets weten (kennis)
De doelgroep moet iets vinden (houding)
De doelgroep moet iets gaan doen ( gedrag)

22
Q

3 communicatieterreinen, waarop de stakeholders kunnen gaan indelen

A
  • Interne communicatie
    U communiceert met interne groepen personeel.
  • Concern communicatie
    U communiceert met externe groepen die op een andere manier dan het kopen van een product of dienst voor de organisatie belangrijk zijn.
  • Productcommunicatie
    U communiceert met groepen die uw product of dienst dienen te kopen: de consument
23
Q

Welke uitspraak over een publieksgroep is juist?
A. een publieksgroep is hetzelfde als een stakeholder
B. Een publieksgroep ontstaat naar aanleiding van het issue
C. Een publieksgroep ontstaat doordat de pers negatief over de organisatie schrijft.
D Een publieksgroep is meestal homogeen van samenstelling.

A

B

24
Q

Als u communicatiedoelstellingen formuleert, moet u rekening houden met effecten op het gebied van…?

A

Kennis (doelstellingen), houding en gedrag

25
Q

Is een gesloten systeem een kenmerk van een organisatie met een autoritaire cultuur of van een organisatie met een participatieve cultuur?

A

Van een autoritaire cultuur.

26
Q

Wat zijn stakeholders?

A

Groepen van mensen die een belang in de organisatie hebben of in wie de organisatie een belang heeft.

27
Q

Hoe heet het onderscheiden in groepen ten behoeve van een effectieve communicatie?

A

Segmenteren

28
Q

Wanneer zal blijken of er communicatieve acties nodig zijn om een probleem op te lossen?

A

Als het probleem helemaal helder is.

29
Q

Waar staat de S in SMART voor?

A

Systematisch