15. Communicatieproject Flashcards
Welke vier concepten bestaan er binnen productcommunicatie?
- Het effectconcept waarbij de effecten van het product worden getoond.
- Het vergelijkingsconcept waarbij een situatie zonder product vergeleken wordt met situatie met een product.
- Het explicatieconcept waarbij nieuwe (veelal ingewikkelde) producten aan de consument worden uitgelegd.)
- Het associatieconcept waarbij het product wordt aangeprezen door bepaalde associaties te kweken.
Uit welke 4 fasen bestaat de productlevenscyclus?
- de introductie van een nieuw product
- de groeifase van een product
- de uitgroei tot een volwassen product
- een product in de eindfase
Waar moet productcommunicatie toe leiden in de introductiefase?
- dat de consument behoefte krijgt aan de categorie waartoe het product behoort
- dat de consument het product leert kennen: merkkennis
- dat de consument de naam van het product/merk leert kennen: de merkbekendheid.
Waar moet productcommunicatie toe leiden in de groeifase?
Creëren van merk- of productvoorkeur.
Waar moet productcommunicatie toe leiden in de volwassenheidsfase?
Bijdragen aan merk- of producttrouw.
Waar moet productcommunicatie toe leiden in de eindfase?
Herpositioneren door ingrijpende productaanpassingen, het aantrekken van nieuwe doelgroepen en het vinden van nieuwe toepassingsmogelijkheden.
Wat doet een propositie?
Wat gaat u beloven met uw concept.
Noem enkele beloften waarop een propositie het beste kan aansluiten.
- De belofte sluit aan bij bestaande waarden, behoeften, normen, ervaring e.d. Zodra een belofte aansluit bij de belevingswereld van mensen, zal zij gemakkelijker geaccepteerd worden.
- De belofte is niet moeilijk. Sta er als zender bij stil dat wat voor u al heel normaal is (even surfen op het internet) voor een ontvanger een onmogelijke opgave blijkt.
- De belofte is gemakkelijk uit te proberen zonder dat de ontvanger risico loopt.
- De belofte is toegankelijk en zichtbaar zodat de drempel om de vernieuwingen toe te passen lager wordt.
- De belofte is geloofwaardig.
- De belofte is consistent met de identiteit van de zender.
Wat zijn de vier aspecten van de boodschap?
- Referentieel
- Expressief
- Relationeel
- Appellerend
Wat wilt u weten van uw doelgroep voor het vormgeven van het referentiële aspect?
- Hoe is mijn doelgroep betrokken bij het onderwerp, welke voorkennis hebben ze erover, zijn ze wel of niet bekend met bepaald jargon, met welk doel lezen/horen ze deze woorden?
Wat wilt u weten van uw doelgroep voor het vormgeven van het expressieve aspect?
- Hoe kijkt de doelgroep tegen u als zender aan? Beschouwen ze u als een buitenstaander, een autoriteit of juist een van hen? Staat de doelgroep welwillend of juist vijandig tegenover u?
Wat wilt u weten van uw doelgroep voor het vormgeven van het relationele aspect?
- Welke relatie hebt u als zender met uw doelgroep? Verwacht de doelgroep dat u de leiding neemt of juist dat u zich meegaand moet opstellen? Hoe kijkt u als zender tegen de doelgroep aan: bent u haar meerdere, mindere? Moet u het voortouw nemen of gaat u uit van de eigen verantwoordelijkheid van de doelgroep?
Wat wilt u weten van uw doelgroep voor het vormgeven van het appellerende aspect?
- Hoe zal het appel wat u op de doelgroep gaat doen aankomen? Zal de doelgroep graag positief reageren of juist terughoudend? Is het een appel waaraan de doelgroep kan voldoen? Wat zijn voor de doelgroep de voorwaarden om aan het appel te kunnen voldoen?
Noem de onderdelen van een uitgebreide briefing.
- Probleem
- Interne omgeving
- Stakeholders
- Doelgroepen
- Doelstellingen
- Structurering/strategie
- Over het te ontwikkelen communicatieproduct zelf
- Effecten
15. 11
Noem de drie postconceptuele toetisingscriteria
- De briefing. In hoeverre voldoet het gerede product aan de briefing. Voldeed de briefing niet of is er gewoon niet goed genoeg naar de briefing gekeken?
- Pretest, zijn alle bevindingen van de pretest in het gerede product opgenomen.
- De doelstelling. is die wel of niet gehaald?