28 Flashcards

0
Q

You know it, right?

A

Je weet het toch?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

I’m not crazy/ do you think I’m crazy?

Что я сумасшедший?

A

Ik ben toch niet gek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Я проехал на красный

A

Ik rijd door rood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

The newest technical possibilities

A

De nieuwste technische mogelijkheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Полиция укажет тебе на

A

De politie wijst je op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

I pay a small amount

A

Ok betaal een klein bedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Auto end up by police office well

A

Auto terechtkomt netjes bij het politiebureau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Я проявляю интерес

A

Ik toon belangstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

I explain you the difference between borrow and steal

A

Ik leg je het verschil uit tussen lenen en stelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

I cant be everywhere

A

Ik kan niet overal aanwezig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

I dont have enough eyes and ears

A

Ik heb niet genoeg ogen en oren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

I have to give a hand

A

Ik moet een handje helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Cooperation with politie is necessary

A

Samenwerken met depolitie is noodzakelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

You help me a lot

A

Je helpt me graag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

The hat suits us all

A

Die pet past ons allemaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Does someone put the Old newspaper next to container?

Just call police

A

Zet iemand oude kranten naast de papierbak?

Even de politie bellen

16
Q

Do you neigbours work too little?

A

Werken je buren zo weinig?

17
Q

A conspicuously expensieve car

A

Een opvallend dure auto

18
Q

It stays at their door

A

Het staat er wel voor hun deur

19
Q

Do they keep prohibited animals?

A

Houden ze verboden dieren?

20
Q

We report crime

A

We doen aangifte

21
Q

I take care of safety

A

Ik zorgen voor veiligheid

22
Q

I do my duty

A

Ik doe mijn plicht

23
Q

I am not allowed to shoot

A

Ik mag niet schieten

24
Q

Are you crazy? Imagine?

A

Stel je voor!

25
Q

Закон и порядок, это наша цель

A

Rust en orde dat is ons doel

26
Q

Big brother control our behaviour

A

Grote broer controleert ons gedrag

27
Q

I have my id always with me

A

Ik heb mijn identiteitsbewijs altijd bij me

28
Q

Argument with neigbours?

A

Ruzie met de buren

29
Q

We solve it all together

A

Dat lossen we samen wel op

30
Q

At footbaall matches we dont use violence

A

Bij voetbalwedstrijden gebruiken we geen geweld

31
Q

I dont beat my dog

A

Ik sla mijn hond niet

32
Q

I refuse stolen Bike to buy

A

Ik weiger gestolen fiets te kopen

33
Q

A land of peace and safety

A

Een land van vrede en veiligheid