2.4 De Placenta Flashcards

1
Q

Uit welke wisselwerking ontstaat de placenta?

A

Het trofoblast (chorion) en de decidua (deel vh endometrium)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zien we microscopisch in de placenta?

A

Chorionvlokken omringd door de intervilleuze ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit wat bestaat de wand van chorionvlokken bij een onrijpe placenta? Wat bevindt zich in de vlokken?

A

Een buitenste laag syncytiotrofoblast en een binnenste laag cytotrofoblast. In de vlokken bevindt zich bindweefsel met foetale capillairen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Uit wat bestaat de wand van chorionvlokken bij een rijpe placenta? Wat bevindt zich in de vlokken?

A

De wand van de vlokken is dunner en slechts hier en daar zijn er nog cytotrofoblastcellen. De foetale capillairen zijn groter geworden en liggen vlak tegen het syncytium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In welke vier lagen gebeurt de uitwisseling tussen foetaal en materneel bloed? Wat vormen deze vier elementen?

A
  1. Capillair endotheel van de villus
  2. Los bindweefsel dat het endotheel omringt
  3. Cytotrofoblast
  4. Syncytiotofoblast
    Samen > de placentabarrière
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoeveel weegt de placenta op het einde van de zwangerschap?

A

500 gram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke vorm en grootte heeft de placenta op het einde van de zwangerschap?

A

Discoïde vorm van 15-24cm en 3 cm dikte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kleiner baby, hoe … de placenta?

A

Kleiner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg uit: trofoblast

A

Cellen die ervoor zorgen dat de placenta gevormd wordt vanuit de bevruchte eicel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg uit: decidua

A

= deel van het endometrium
Het slijmvlies dat zich voorbereidt op de innesteling van een bevruchte eicel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn chorionvlokken?

A

Een netwerk van aders en slagaders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat doet syncytiotrofoblast?

A

Maakt hormoon HCG aan dat het corpus lutem (gele lichaam) in stand houdt en zo indirect de aanmaak van het hormoon progesteron stimuleert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe noem je cytotrofoblast nog?

A

Laag van Langhans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een syncytium?

A

Tot een massa samengesmolten cellen waarin je nog celkernen kan onderscheiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de intervilleuze ruimte?

A

Een grillig gevormde ruimte die wordt opengelaten door de vlokkenboom, die als het ware vanaf de chorionplaat in het maternale bloed hangt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn foetale capillaire?

A

Haarvaten (hele dunne, poreuze bloedvaten) waardoor zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen makkelijk heen kunnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is cytotrofoblast?

A

Een laag van kubische of prismatische cellen. Binnenste laag van trofoblast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke vormafwijkingen bestaan er van de placenta?

A

Placenta bipartita
Placenta succenturiata
Placenta circumvallata

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is placenta bipartita?

A

Ook wel placenta duplex.
Placenta die uit twee ongeveer gelijke delen bestaat. Volledig door de vliezen in 2 lobben gescheiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is Placenta succenturiata?

A

Placenta bestaat uit een groot en klein deel. Klein placentagedeelte ligt verder in de vliezen. De bloedbanen uit de hoofdplacenta lopen over de vliezen naar de kleine placenta.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is placenta circumvallata?

A

De chorionplaat (met de verlopende foetale vaten) reikt niet tot aan de rand van de placenta. Rondom of over een gedeelte van de omtrek houdt ze op, op enkele mm of cm van de rand. De grens van de chorionplaat is gemarkeerd door een dikke fibreuze ring die boven het niveau van de chorionplaat uitsteekt en een duidelijke plooi vormt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke variaties bestaan er in de ligging van de placenta?

A
  1. Normale ligging
  2. Placenta marginalis
  3. Gedeeltelijke placenta praevia
  4. Placenta praevia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de normale ligging van de placenta?

A

Bovenaan (!)
Links, rechts, voor, achter maakt minder uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke zijn de functies van een placenta?

A

Haemodynamische functie: aan-en afvoer van stoffen & barrièrefunctie
Endocriene functie: productie van hormonen
Immunologische functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoeveel maternaal bloed bevat de placenta?

A

150ml

26
Q

Hoe snel stroomt het maternaal bloed door de intervilleuze ruimte? Waarom is dat zo?

A

Het bloed verblijft 15 seconden in de intervilleuze ruimte. Door de trage snelheid en de goede gasuitwisseling is de zuurstofspanning in de arteria uterine (baarmoederader) bijna gelijk aan die in de vena umbilicalis (navelstrengader).

27
Q

Hoe verloopt de foetale circulatie?

A

Het moederlijke bloed stroomt via de spiraalarterieën in de intervilleuze ruimtes waar intense uitwisseling gebeurt met de foetale capillairen via de villus. Het zuurstofrijke bloed stroomt dan via de venen in de villi naar de vena umbilicalis en wordt zo via de navelstreng in de foetale circulatie opgenomen in de vena cava inferior.
Het zuurstofarme bloed wordt via de twee arteriae umbilicalis, die aftakken van de arteria iliaca interna naar de villi vervoerd om daar opnieuw van zuurstof te worden voorzien.
De foetale circulatie verloopt dus in omgekeerde richting in vergelijking met de volwassen circulatie: zuurstofarm bloedverlaat het hart naar de aorta en arteria iliaca, terwijl zuurstofrijk bloed teruggevoerd wordt door de vena cava inferior.

28
Q

Welke hormonen produceert de placenta?

A

HCG
Progesteron
Oestrogeen
HPL

29
Q

Wat is HCG?

A

Humaan choriongonadotrofine, geproduceerd door de syncytiotrofoblast . Verwant met LH, neemt de functie van LH over in het ovarium: het stimuleert het corpus luteum graviditatis.

30
Q

Hoe noem je het zwangerschapsgeel lichaam nog en wat doet het?

A

Corpus luteum graviditatis. Zorgt voor productie van progesteron en oestrogeen.

31
Q

Wat is de nidatie?

A

Innesteling

32
Q

Vanaf wanneer is HCG op te sporen in het bloed en de urine?

A

Bloed: 9 dagen na ovulatie en bevruchting
Urine: 13 à 14 dagen na de ovulatie

33
Q

Hoe groeit de concentratie van HCG in het bloed?

A

De eerste tien weken verdubbelt het om de twee dagen.
Daarna daalt het tot een plateauwaarde op 16 weken en zo blijft het bijna onveranderd voor de rest van de zwangerschap

34
Q

Wat doet progesteron tijdens de zwangerschap?

A

Zorgt voor relaxatie van de uterusspier om premature expulsie van de embryo/foetus te vermijden.
Het heeft ook effect op andere spieren en zorgt voor verslapping bij darmspieren, ureter en galgang.

35
Q

Hoe produceert de placenta oestrogeen?

A

Daarvoor heb je een intacte foetale bijnier nodig en een goedwerkende placenta. De placenta kan uit DHEAS oestrogenen vormen. DHEAS is dehydro-epiandrosteronsulfaat en bevindt zich in de foetale zone van de bijnierschors.

36
Q

Wat is de fysiologische functie van oestrogeen?

A

Niet helemaal duidelijk.
Wel zorgen hoge waarden deels voor een sterke doorbloeding en verweking van de uterus en andere bekkenorganen.

37
Q

Wat is HPL? Wanneer aantoonbaar in het bloed? Welke functie heeft het?

A

Humaan placentair lactogen ➡️ geproduceerd in placenta
In de derde week na bevruchting op te sporen in het bloed
Functies:
1. Het heeft een groeihormoonachtige werking. Zorgt voor een verhoging van de bloedsuikerspiegel waardoor wellicht de overdracht van glucose naar de foetus wordt bevorderd.
2. HPL stimuleert ook de vetafbraak, wat een grotere hoeveelheid vrije vetzuren in het maternele bloed veroorzaakt (foetale voeding verzekerd).
3. Stimuleert ook ontwikkeling van het melkklierweefsel

38
Q

Wat is de immunologische functie van de placenta?

A
  1. Opname van moederlijke antilichamen, de IgG immunoglobulines, waardoor de foetus enige afweer verwerft tegen ziektes.
    Deze afweer blijft na de geboorte nog enkele maanden bestaan.
  2. Rol tegen afstotingsverschijnselen van de moeder tegen de vreemde genetische kenmerken die de foetus vertoont van vaderlijke kant.
39
Q

Wat is de amnionholte?

A

Het binnenste vlies, de vruchtzak

40
Q

Wat is de hechtsteel?

A

Wat zich later ontwikkeld tot navelstreng

41
Q

Wat loopt door een rijpe navelstreng?

A

2 arteriën en 1 vene

42
Q

Welke bescherming heeft de navelstreng tegen drukveranderingen?

A

De windingen in de aders en de gelei van Wharton

43
Q

Welke afmetingen heeft een navelstreng gemiddeld? Lengte, dikte

A

Heel kort tot 1 m (gemiddeld 50-60cm)
1-2cm dikte

44
Q

Wat is de insertie van de navelstreng?

A

Het aanhechtingspunt met de placenta

45
Q

Welke variaties zijn er bij de insertie van de navelstreng?

A
  1. Centrale insertie
  2. Laterale of excentrische insertie
  3. Marginale insertie
  4. Velamenteuse insertie (gevaarlijk! = insertie op de vliezen)
    Zie afbeelding in cursus
46
Q

Welke stoffen worden uitgewisseld tussen moeder en foetus? Hoe?

A

Zuurstof, water, voedingsstoffen, bouwstoffen, afvalstoffen, hormonen en antistoffen
Door diffusie, filtratie, actief transport en pinocytose (vorm van endocytose)

47
Q

Welke vliezen zijn er? Waar lopen ze?

A

CHORION: van chorionplaat om het gehele ei heen en tegen decidua
AMNION: aan binnenzijde tegen chorion. Creërt een ruimte met vruchtwater: amnionholte. Bekleedt ook navelstreng.
DECIDUA PARIETALIS
Ligt tegen het chorion aan

48
Q

Waarin verschillen het amnion en chorion qua textuur?

A

Amnion is helemaal glad en doorzichtig
Chorion is ruwer door vlokrestjes en deciduaal weefsel

49
Q

Leg uit: PROM

A

Prelabour Rupture of membranes: spontaan breken van vliezen bij à terme zwangerschap ZONDER WEEËN

50
Q

Leg uit: PPROM

A

Preterm Prelabour Rupture Of Membranes: spontaan breken van de vliezen bij premature zwangerschap ZONDER WEEËN

51
Q

Leg uit: Amniotomie

A

Kunstmatig breken van de vliezen

52
Q

Hoe ziet vruchtwater eruit preterm, à terme en serotien?

A

Preterm: helder, lichtgeel
à terme: kleurloos, licht troebel met vlokken
Serotien: papperig, sterke vertroebeling, vervloeiing van vlokken

53
Q

Hoeveel vruchtwater is er normaal?

A

12w: 50ml
16w: 200ml
Neemt toe tot 30w
Op einde weer wat minder: 0,5-1l

Oligohydramion : te weinig
Polyhydramion: te veel

54
Q

Wat zijn alarmsignalen bij vruchtwater?

A

Roze rood: bloed
Groen: meconiaal vruchtwater > mogelijks foetale nood

55
Q

Hoe vaak verandert de samenstelling van vruchtwater? Hoe gebeurt dat?

A

Om de drie uur.
Doordat het steeds geresorbeerd wordt en opnieuw geproduceerd.

56
Q

Hoe verloopt de productie en resorptie van het vruchtwater?

A

PRODUCTIE door
- Amnion op navelstreng en placenta
- Foetale nieren
- Foetaal longvocht (weinig)
RESORPTIE door
- Drinken ➡️ Foetale darmen nemen het op ➡️ circulatie foetus ➡️ moederlijke circulatie

57
Q

Welke stoffen bevat vruchtwater? 10

A

Elektrolyten, eiwitten, koolhydraten, fosfolipiden, foetale cellen, bilirubine, urinezuur, ureum, prolactine en vernix caseosa-delen

58
Q

Wat is de PH van vruchtwater?

A

7-7,5

59
Q

Hoe ruikt vruchtwater?

A

Zoete weeë geur
Stinken = mogelijkse infectie

60
Q

Wat is de functie van vruchtwater?

A
  • Mogelijk maken van: groei, beweging, slikken, drinken, adembeweging
  • Voorkomen van verkleving foetus met amnion
  • Bevorderen van longontwikkeling
  • Ruimte geven aan navelstreng
  • Bescherming tegen trauma
  • Bescherming foeto-maternele circulatie
61
Q

Vasa praevia?

A

Voorliggende navelstreng