6. Prenatale opvolging Flashcards

1
Q

Hoeveel geboortes in België?

A

125.000 per jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is belangrijk voor een goede zwangerschapsuitkomst?

A
  • Permanente prenatale zorg
  • met tijdige identificatie
  • en aanpak van risicofactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

KCE?

A

= Federaal Kenniscentrum voor Gezondheidszorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke belangrijke richtlijnen schreef het KCE neer?

A

Klinische richtlijn voor prenatale zorg:
1. Schema prenatale bezoeken
2. Klinische onderzoeken
3. Technische onderzoeken
4. Bloedanalyse
5. Screening infecties
6. Screening klinische problemen bij de moeder
7. Screening specifieke zwgerelateerde risico’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het doel van het prenataal verloskundig dossier?

A
  • opvolging fysiologische zwangerschappen
  • risicoselectie
  • continuïteit van de zorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat heeft het WHO te zeggen over prenatale zorg?

A

Ze stelden de beginselen van perinatale zorg voor in ‘98.
“Zwangerschap is een natuurlijk proces in het leven. Vrouwen moeten de noodzakelijke zorg krijgen met zo weinig mogelijk ingrepen”

Demedicalisering zw => het is geen ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoeveel % van de zwangeren zijn laag-risico?

A

+78%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel prenatale afspraken bij laag-risico?

A

12 prenatale afspraken bij de vroedvrouw worden terugbetaald door het RIZIV

Voorgesteld programma door KCE-richtlijn:
* 10 voor primigravida
* 7 voor multigravida
(waarvan minstens 3 bij de arts)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Prenatale afspraken bij wie?

A

Huisarts, vroedvrouw of gynaecoloog

Minstens 3 bij arts vanwege echo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat moet het prenataal verloskundig dossier bevatten?

A
  • anamnese
  • klinische follow-up
  • technische onderzoeken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het doel van de anamnese?

A
  1. gegevens verzamelen: die nuttig kunnen zijn voor verder opvolging van de zwangerschap, bevalling en postpartum
  2. vertrouwensrelatie opbouwen

=> risicoselectie (evt. doorverwijzen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke soorten gegevens worden verzameld in de anamnese?

A
  1. Administratieve gegevens
  2. Algemeen medische gegevens
  3. Gynaecologische gegevens
  4. Verloskundige gegevens (reproductief)
  5. Familiale gegevens
  6. Aanvullende gegevens

Alle Moeders Gaan Voor Fantastische Aanpakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat staat in een verloskundig paspoort?

A

Reproductieve anamnese: GPAL
- Graviditeit
- Pariteit
- Abortus
- Levende kinderen/mater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg uit: gravida

A

Slaat op het aantal zwangerschappen die de vrouw heeft meegemaakt
* en nu eventueel ook doormaakt.
* Ongeacht de uitkomst van die zwangerschappen.
* Meerling telt als 1 zwangerschap.

Nulligravida: nog nooit zwanger geweest en nu ook niet
Primigravida: voor het eerst zwanger
Multigravida: zwangere die één of meer zwangerschappen heeft doorgemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leg uit: pariteit

A

Staat voor het aantal bevallingen die een vrouw heeft meegemaakt
* van een levend of doodgeboren kind.
* Na minstens 180 dagen zwangerschap.
* Meerling telt voor één bevalling.

Nullipara: nog nooit bevallen
Primipara: één keer bevallen
Multipara: meer dan één bevalling
Grande multipara: (meer dan) vijf bevallingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg uit: abortus

A

= aantal miskramen

Alle geboortes onder de 180 dagen.
* zowel spontane als kunstmatig opgewekte geboortes
* ook een extra-uteriene zwangerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Leg uit: mater

A

Levende kinderen tot op heden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Administratieve gegevens?

A

Naam
Leeftijd
Geboortedatum
Adres
Burgerlijke staat
Moedertaal
Beroep
Mutualiteit
Rijksregisternummer
Behandeldende arts(en)
Contactpersonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Algemeen medische gegevens?

A

Verleden:
operaties
ziektes
behandelingen
psychosociale anamnese (depressie, angstaanvallen, psychose,…)

Heden:
bloedgroep
allergieën
ziektes (diabetes, nierlijden, schildklier, hartziekte,…)
intoxicaties (roken, alcohol, drugs, medicatie)
bloedanalyse
resultaten (echo, GBS, glucosetest,…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Gynaecologische gegevens?

A

Menstruele cyclus
Anticonceptie
SOA
Cervixuitstrijkje
Laatste menses
Ontstaan zwangerschap (spontaan of fertiliteitsbehandeling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Reproductieve gegevens?

A

Verloskundig paspoort: GPAL
VBD
ELM
Verloop en beleving huidige & vorige zwangerschap
Resultaten (echo, GBS, glucosetest,…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Familiale gegevens?

A

Relevante info partner, ouders, broers/zussen, kinderen:
Allergie
Aangeboren aandoeningen
Erfelijke ziektes
Algemene ziektes
Meerlingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Aanvullende gegevens?

A

Extra begeleiding, sociale problematiek…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Buiten verzamelen van medisch-verloskundige gegevens, wat moet je in een anamnese nog bespreken? Hoe doe je dat het best?

A

Verwachtingen en wensen voor verdere zorg bespreken.
Ook sociaal, psychologische en emotionele status nagaan:
- Hoe beleeft ze de zwangerschap?
- Wordt ze gesteund?
- Sprake van stress?
- Ervaring met eerdere zwangerschap/bevalling?
- Huiselijk/seksueel geweld?

Best via open vragen!

Opletten dat een vrouw soms niet alle info zal willen geven in het bijzijn van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke klinische onderzoeken dienen te gebeuren?

A
  • Observatie
  • Gewicht
  • Bloeddruk
  • Urine
  • Fundushoogte
  • Abdominale palpatie
  • Gynaecologisch onderzoek
  • Borstonderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waar dien je op te letten bij observatie (klinisch onderzoek)?

A

Algemeen voorkomen checken
- De gang
- Huidskleur
- Geur?
- Humeur
- Verzorgd?
- Varices, oedeem?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe vaak moet het gewicht van de zwangere gecontroleerd worden?

A

Elk prenataal consult.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat als de zwangere ernstig overgewicht heeft?
(gemeten vóór de zwangerschap)

A

Verhoogd risico op complicaties:
* Zwangerschapsdiabetes
* Hypertensie
* Pre-eclampsie
* Hoog GG
* Keizersnede
* Infecties (urineweg/baarmoeder/wond)

Maar beter niet afvallen
-> dieet heeft negatief effect op foetus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Hoeveel extra kg draagt een vrouw nog mee na de bevalling? Waarom?

A

Gemiddeld 4 kg vetreserve voor tijdens borstvoedingsperiode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wanneer moet de bloeddruk gecontroleerd worden?

A

Elk prenataal consult.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke kritische noten moeten er gemaakt worden bij het meten van bloeddruk?

A

Altijd navragen wat de vrouw normaal heeft van bloeddruk.
-> Wat normaal lijkt kan mogelijks een verhoogde bloeddruk zijn voor die persoon.

Soms nuttig om eens even later te herhalen om te zien of nervositeit geen invloed heeft gehad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is hypertensie?

A

Te hoge bloeddruk.
Vanaf 140/90mmHg.

Risicofactor voor complicaties!
➡️ pre-eclampsie
➡️ inductie vroeggeboorte
➡️ bloedklonters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is hypotensie?

A

Te lage bloeddruk

  • Weinig invloed op zwangerschap
  • Voornamelijk subjectieve klachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welke houding moet de vrouw aannemen om bloeddruk te meten?

A

Zittend of halfliggend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Welke vitale parameters zijn er nog naast bloeddruk? Hoe vaak checken?

A
  • Pols
  • Temperatuur
  • Ademhaling

Moet je niet standaard controleren.
=> wel bij vermoeden van pathologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Waarom wordt een urinecontrole uitgevoerd?
Wanneer is een urinecontrole relevant?

A

Om proteïnurie op te sporen
= eiwit in de urine

1e consult
* nierziekten opsporen
* aandoeningen aan de urinewegen opsporen
* hoge RR in de anamnese

vanaf 20w
* elke consultatie
* pre-eclampsie opsporen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat kan je met de teststroken om proteïnurie op te sporen nog zien?

A

Enkel op indicatie:

  • Bacteriurie: 2-7% heeft asymptomatische bacteriurie -> urineweginfecties
  • Acetonen (ketonen) bij hyperemesis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wanneer en waarom moet je de fundushoogte bepalen?

A

Vanaf 24w elke consult
=> om positieve (uterus groter dan verwacht) of negatieve (kleiner dan verwacht) discongruentie vast te stellen

Opgelet! We bepalen de groei van de uterus, niet het kind. Dat kan je niet met uitwendig onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Welke oriënteringspunten om fundushoogte te bepalen?

A
  • Symfyse - s (verbinding schaambeenderen)
  • Navel - n
  • Xyfoïd - x (punt waar ribben onderaan samen komen)

afstand s-n wordt in 3 delen onderverdeeld
afstand n-x wordt in 4 delen onderverdeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Van waar tot waar meet je de fundushoogte?

A

Van de bovenrand van de symfyse tot het hoogste punt van de fundus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Hoe evolueert de fundushoogte doorheen de zwangerschap?

Wat is het verband tussen de zwangerschapsduur en de fundushoogte?

A
  • Onder de navel: nauwelijks correlatie met amenorroe
  • Onderrand navel: 16cm fundushoogte: 20w
  • Op navel: 18cm: 22w
  • Bovenrrand navel: 20cm: 24w
  • Daarna 1 cm/week

Laatste maand extra regel omwille van indalen!
=> per 1/4 indaling 1 week bijtellen.

Zwangerschapsduur = fundushoogte + 4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Waarvan hangt de nauwkeurigheid van de meting van fundushoogte af?

A
  • obesitas
  • plaats navel
  • vorm uterus
  • hoeveelheid vruchtwater
  • ligging foetus

Steeds de blaas ledigen vóór bepalen fundushoogte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Hoe kan je de fundushoogte bepalen?

A
  • de bovengrens van de uterus aftasten met de ulnaire zijde (pinkzijde) van de hand
  • de vingertoppen krommen langs fundus; licht in de buik duwen

Hulpmiddel: percussie:
* Doffe klank = vol = uterus
* Holle klank = hol = darmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat is abdominale palpatie?

A

het betasten van de buik met beide handen om de zwangere uterus te onderzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat zijn de meest gebruikte palpatietechnieken in de verloskunde?

A

De handgrepen van Leopold

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wanneer wordt palpatie uitgevoerd?

A
  • bij elke prenatale consultatie
  • bij het op gang komen van de arbeid.

Pas vanaf 28w goed voelbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat is het doel van abdominale palpatie?

A

Het bepalen van
* de ligging
* houding
* indaling
* stand
van de foetus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wanneer kan je beter niet palperen?

A
  • preterme arbeid
  • bloedverlies
  • placenta praevia.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Welke liggingen kan de foetus aannemen?

A
  • hoofdligging
  • dwarsligging
  • stuitligging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Welke houdingen kan de foetus aannemen?

A
  • Flexie als hij mooi gebogen ligt
  • Deflexie als hij niet voldoende gebogen ligt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wanneer wordt de zwangerschap bij een eenling zwangerschap zichtbaar?

A

Pas na 15 à 16 weken
=> een lichte welving ongeveer in het midden tussen symfyse en navel

Bij slanke vrouwen en meerlingen zwangerschappen kan dit vroeger zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Waarop gaan we letten bij de inspectie van het abdomen?

A
  1. de vorm van de uterus
    -> primi: ovoïd
    -> multi: ronder met uitzakkingen in de flanken
  2. eventuele dwarsligging
  3. een te grote en te bolle uterus
    -> meerlingen (gemellitas)
    -> polyhydramnion (te veel vruchtwater)
  4. onregelmatigheden (striae, littekens) of zwellingen
  5. gewoonlijk is de baarmoeder wat naar rechts afgeweken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Wanneer is de ligging van de foetus door uitwendig onderzoek vast te stellen?

A

Vanaf 28 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wanneer is de ligging van de foetus meestal gestabiliseerd?

A

Na de 34e-36e week

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Wat is een caput succudaneum?

A

wondvocht in de schedel

Een zwelling op het hoofd van de baby dat ontstaan tijdens de bevalling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Welke ligging is wenselijk?

A

Hoofdligging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Welke liggingen moet doorverwezen worden?

A
  • stuitligging
  • andere liggingen dan flexiehouding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Wanneer is de schedel ingedaald?

bij primi kan dit in de laatste maand zwangerschap

A

wanneer de grootste omvang van de schedel de bekkeningang gepasseerd is
=> diepst ingedaald deel thv H3 (zonder caput succedaneum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Wat is ballottement?

A

Caput kan makkelijk heen en weer bewegen zonder dat de romp meedoet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Wat bepaal je met de 1e handgreep van Leopold?

A
  • vorm
  • hoogte
  • ligging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Hoe voer je de 1e handgreep van Leopold uit?
Wat voel je?

A

Handen aan fundus bovenaan.

HOOFDLIGGING
stuit in fundo
* groot lichaamsdeel
* voelt maar aan 1 zijde hard aan (sacrum)
* wordt samen met de romp bewogen
* geen ballottement

STUITLIGGING
schedel in fundo
* ballottement
* nekgroeve voelbaar
* schedel voelt rondom rond hard aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Wat bepaal je met de 2e handgreep van Leopold?

A

de plaats van de rug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Hoe voer je de 2e handgreep van Leopold uit?
Wat voel je?

A

Handen aan zijkant buik

Rug: plaats met meest weerstand
=> harttonen kan je hier het best horen

Plaats met minst weerstand: kleine delen voelbaar (handen en voeten); meeste kindsbewegingen

Hulpmiddel: handgreep van Ahlfeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Wat is de handgreep van Ahlfeld?

A

Fundus uteri naar beneden drukken zodat de kromming van de rug toeneemt.
=> de rug is dan gemakkelijker te voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Wat bepaal je met de 3e handgreep van Leopold?

A
  • voorliggend deel
  • mate van indaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Hoe voer je de 3e handgreep van Leopold uit?
Wat voel je?

A

Rechterhand omvat het voorliggend deel en beweegt het heen en weer

HOOFDLIGGING
* hard
* rond
* eventueel ballottement (tenzij ingedaald)

STUITLIGGING
* minder hard
* niet rond
* geen ballottement

mate van indaling: een hoofd dat balloteert is niet ingedaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Wat bepaal je met de 4e handgreep van Leopold?

A

de graad van indaling
* BBBI
* BIBI
* VIBI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Hoe voer je de 4e handgreep van Leopold uit?
Wat voel je?

A

Beide handen onderaan

BBBI: beweeglijk boven bekkeningang
* hele ronding van het hoofd kan afgetast worden
* vlot ballottement

BIBI: beweeglijk in bekkeningang
1/4e ingedaald
* grootste afmeting vh caput is nog net te voelen
* moeilijk ballottement

VIBI: vast in bekkeningang
1/2e ingedaald
* grootste deel vh caput is niet meer te voelen
* geen horizontaal ballottement mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Wat bepaal je met de 5e handgreep?
Hoe wordt deze nog genoemd?

A

Bepalen of er een wanverhouding is tussen caput en bekkeningang bij een hoogzwangere vrouw.

Handgreep van Osborne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Hoe voer je de handgreep van Osborne uit?
Wat voel je?

A

Vlakke hand op symfyse en vlakke hand op caput.

Osborne positief: hoofd steekt uit
Osborne negatief: hoofd steekt niet uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Wanneer is het caput ingedaald?

A

Als de bipariëtale diameter (oor tot oor) door het vlak van de bekkeningang heen is.

  • Primigravida: 37-38w
  • Multigravida: meestal pas na begin arbeid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Wat is hydrocefalie? Wanneer kan het voor een vertekend beeld zorgen?

A

Waterhoofd

Bij het bepalen van de graad van indaling
=> lijkt erop dat het hoofd VIBI zit, maar de bipariëtale diameter is niet door de bekkeningang gegaan
=> caput is niet ingedaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Wat kan ervoor zorgen dat de foetus niet indaalt?

A
  • Caput in deflexie
  • Polyhydramnion
  • Meerling
  • Cefalopelvische disproportie (te klein bekken voor het caput)
  • Geen uitzetting van OUS
  • Volle blaas
  • Placenta praevia
  • Placenta tumoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Welke drie stappen omvat het volledig gynaecologisch onderzoek?

A
  1. Inspectie uitwendige genitalia
  2. Inwendig onderzoek
  3. Uitstrijkje
75
Q

Waar letten we op bij inspectie van de uitwendige genitalia?

A
  • Teken van chadwick
  • Varices
  • Woekeringen
  • Etterafscheiding
  • Vaginaal verlies
  • Perineum
76
Q

Wanneer doen we een inwendige vaginaal onderzoek?

A
  • Enkel op indicatie
  • om te objectiveren of de vrouw in partu is

Belangrijk om aantal touchers te beperken.
=> Altijd bacteriën uit de vulva/vagina naar de cervix!

77
Q

Welke informatie krijgen we uit een vaginaal onderzoek?

A

POVASI
- Portio (verstrijking baarmoedermond)
- Ontsluiting
- Vliezen
- Aard voorliggend deel (hoofd/stuit/dwars)
- Stand voorliggend deel
- Indaling voorliggend deel

Pathologische situaties
* navelstrenguitzakking?
* vasa praevia?

Bekkenevaluatie
bekken als doorlaatorgaan

78
Q

Wat is de cervixcytologie?

A

het uitstrijkje in het kader van het bevolkingsonderzoek rond cervixkanker

=> beter uitstellen
niet representatief bij zwangerschap en borstvoedingsperiode

79
Q

Bespreek borstonderzoek bij zwangeren

A

In kader van ingetrokken tepels: niet zinvol. Lost vaak vanzelf op tijdens de zwangerschap of baby zuigt de tepel naar buiten.

In kader van borstcarcinoom: enkel bij zelf gevoelde afwijkingen of klachten.

80
Q

Welke technische onderzoeken worden er prenataal uitgevoerd?

A
  • Auscultatie
  • Echografie
  • Labo-onderzoek
81
Q

Wat is auscultatie?
Welke informatie verkrijg je met auscultatie?

A

Beluisteren van foetale harttonen (FHT)

  1. het al of niet aanwezig zijn van foetale harttonen
  2. toestand van de foetus
  3. éénling/meerling
  4. Ligging en indaling bij late zwangerschap
82
Q

Welke manieren zijn er om de FHT te horen?
Vanaf wanneer?

A
  • Doptone: 10-12w
  • CTG: 12w (cardiotocograaf)
  • Stethoscoop: 20w
  • Hoorbuis van Pinard: 20w
83
Q

Welke hartslag verwachten we bij het horen van de FHT (in correlatie met de zwangerschapsduur)?

A

1e trimester: 170 bpm
à terme: 110-150 bpm

Variabiliteit: 5-25 bpm

84
Q

Wat ga je altijd doen voor de auscultatie?

A

Abdominale palpatie
om de ligging van de foetus te bepalen
* FHT worden makkelijker gevonden
* auscultatie bevestigt de ligging

85
Q

Waar hoor je het best de FHT?
* bij flexie
* bij deflexie
* bij hoofdligging
* bij stuitligging

A

Waar het foetaal hart het dichtst bij de buikwand ligt

  • Flexie: rugzijde
  • Deflexie: thorax
  • Hoofdligging: tussen symfyse en navel aan de rugzijde van de baby
  • Stuitligging: boven de navel
86
Q

Wanneer voel je best ook de pols van de moeder tijdens de auscultatie?

A
  • bij een hoge HF van de moeder
  • bij een lage HF van de foetus
87
Q

Waar hoor je de FHT het best tijdens de uitdrijvingsfase?

A

Net boven de symfyse
-> door het dieper indalen van de foetus

88
Q

Wati is de hoorbuis van Pinard?
Hoe gebruik je de het?

A

Houten, metalen, plastiek toetertje

Goede concentratie en focusplaats vereist.

  1. Palpatie om ligging te bepalen
  2. Holle zijde op abdomen
  3. Oor tegen platte zijde
  4. Niet vasthouden!
89
Q

Wat is de doptone?
Hoe gebruik je het?

A

Vergelijkbaar met een microfoon
Harttonen worden door ultrasonore trillingen in geluid omgezet

  1. Palpatie om de ligging te bepalen
  2. Gel op transducer
  3. Transducer lichtjes in abdomen duwen
  4. minimum 20 seconden op dezelfde plek houden (enkel richting van de dop veranderen, niet de plaats)
90
Q

Wat is een cardiotocograaf (CTG)?
Hoe gebruik je het?

A

= foetale monitor
registratie van foetale harttonen en contracties
* vanaf 12w hoorbaar, registratie vanaf 26w
* inwendig of uitwendig

  1. palpatie om de ligging van de foetus te bepalen
  2. één cup bovenaan thv de fundus om contracties te registreren
  3. watergel op tweede cup
  4. tweede cup thv het focuspunt
  5. cups vastmaken met 2 riemen
91
Q

Wie mag een echografisch onderzoek doen?

A

Enkel de gynaecoloog.
Vroedvrouwen mogen het volgens de wet nog niet doen.

92
Q

Wat is het doel van een echografie?

A
  • de groei en evolutie van de foetus volgen
  • anatomische afwijkingen van de foetus opsporen
93
Q

Hoe werkt een echografie?

A

Via absorptie en weerkaatsing van ultrasone geluidsgolven

Transducer zet elektriciteit om in geluidsgolven (+20kHertz).
* Botstructuren zenden veel golven terug (wit beeld),
* vocht zendt bijna niets terug (zwart beeld).

Teruggekaatste golven worden opnieuw omgezet in elektriciteit en er wordt een beeld van gevormd. De golven worden niet continue uitgezonden > verschillende beelden na elkaar > bewegend beeld

3D en 4D is intussen ook al mogelijk. Kan nuttig zijn voor opsporen van aandoeningen als spina bifida of schisis maar moet niet routinegewijs gedaan worden.

94
Q

Kan een echografie schadelijk zijn?

A

Er zijn geen duidelijke schadelijke effecten beschreven
-> maar pretecho’s worden afgeraden.

95
Q

Wat is de KCE-richtlijn ivm echografie tijdens de prenatale opvolging?

Hoe zit het met terugbetaling van echo’s?

A

3 echo’s

1 - tussen 11 en 13,6w
* diagnose zwangerschapduur
* bepalen zwangerschapsduur
* vaststellen meerlingenzwangerschap
* prenatale screening: hartafwijkingen, nekplooi

2 - tussen 18 en 22w
* vaststellen structurele afwijkingen

3 - 3e trimester
* bepalen positie foetus
* groeiafwijkingen vaststellen
* placentalokalisatie verifiëren

Het RISIV voorziet een terugbetaling van 3 medische echo’s. In de realiteit worden meestal meer dan 3 echo’s genomen, deze worden niet terugbetaald.

96
Q

Bespreek echo 1- 1e trimester.

A

Bevestigen diagnose zwangerschap
* 4,5-5w: zwangerschapsring (vruchtzak met embryonale pool)
* 5,5w: dooierzak (bij zwangerschapring van 1cm zichtbaar, anders afwijkend) = 1e teken embryonale ontwikkeling
* 5,5w: embryonale hartactiviteit (met vaginale echoscopie); 7-8w (met abdominale echoscopie)

Exacte datering
* kruin-romp-lengte
* tot 12w is de correlatie tot CRL en duur amenorroe exact gelijk voor alle embryo’s

Lokalisatie van de zwangerschap
* intra- of extra-uterien

Vaststelling meerlingenzwangerschap

97
Q

Wanneer verdwijnt de dooierzak?

A

Einde 1ste trimester

98
Q

Bij welke CRL verwachten we hartactiviteit?

A

5mm

afwezigheid van hartactiviteit bij een CRL van 5mm is een slecht voorteken

99
Q

Wat is nuchal translucency?

A

Een verdikte nekplooi
- Onderhuids laagje lymfevocht
- Tussen 10 en 16 weken zichtbaar in nek
- Nauwgezet opvolgen
- Kan teken zijn van een afwijking (vb. trisomie 21) of infectie

… > 3,5mm = afwijkend

100
Q

Wat is het doel van de 2e en 3e echo - 2de & 3de trimester?

A
  1. Groei van de foetus opvolgen
  2. Onderzoek placenta, vruchtwater & navelstreng
  3. Prenatale diagnostiek (afwijkingen opsporen)
101
Q

Hoe wordt de groei gemeten in het 2de & 3de trimester?

A
  1. Bipariëtale diameter (BPD) & hoofdomtrek (HC)
  2. Abdominale omtrek (AC)
  3. Femurlengte (FL)

=> worden vergeleken met een standaard groeicurve
=> foetaal gewicht wordt geschat
* geboortegewicht wordt voorspeld
* groeiachterstand kan worden vastgesteld

102
Q

Hoe wordt de groei van de foetus gemeten adhv de bipariëtale diameter en de hoofdomtrek?

A

Op het hoogste deel tussen beide pariëtale beenderen wordt de afstand bepaald en de omtrek gemeten.

103
Q

Hoe wordt de groei van de foetus gemeten adhv de abdominale omtrek?

A

de doorsnede van het abdomen wordt op een vaste hoogte genomen
=> het vlak waar 2 ribben, de ductus venosus en de maag zichtbaar zijn

104
Q

Hoe wordt de groei van de foetus bepaald adhv de femurlengte?

A

bij een doorsnede waarbij de femur een kleine hoek maakt met de transducer
-> de femurkop wordt niet meegerekend

105
Q

Bespreek het echografisch onderzoek naar de placenta, het vruchtwater en de navelstreng.

A

Placenta
* lokalisatie
* dikte
* aspect
=> belangrijk bij placenta praevia, placenta insufficiëntie en bij loslating van de placenta

Navelstreng
* insertie op de placenta
* aan- of afwezigheid van de 3 umbilicale vaten

Vruchtwater
* afwijkingen: poly- of oligohydramnion

106
Q

Vanaf wanneer is echografische geslachtsbepaling mogelijk?

A

Vanaf 16w

soms wordt vanaf 14w al een vroege geslachtsbepaling gedaan, al is het dan niet altijd duidelijk

107
Q

Wat houdt de prenatale diagnostiek in?

A

= het opsporen van aangeboren afwijkingen
* 18-22w
* structureel echografisch onderzoek (SEO)

108
Q

Welke afwijkingen worden opgespoord adhv SEO?

A

Enkel morfologische afwijkingen (met structurele anomalieën)

  • Neurale buisdefecten
  • Aangeboren afwijkingen (skelet, hart- & vaatstelsel, urinewegen, maag-darmstelsel)
109
Q

Wat is het doel van SEO?

A

Zwanger koppel mogelijkheid bieden foetus te onderzoeken op aangeboren afwijkingen
* voorbereiden op een kind met een aandoening
* ernstige afwijking: afbreking vóór 24w

bij een kind met een ernstige afwijking na 24w, kan de zwangerschap enkel worden afgebroken wanneer er sprake is van niet-levensvatbare afwijkingen

110
Q

Wat zijn de beperkingen van het echografisch onderzoek?

A

niet alle afwijkingen kunnen worden opgespoord
=> de sensitiviteit van de echografie is niet 100%
* neurale buisdefecten: 97%
* hartafwijkingen 60%

111
Q

Wat zijn softmarkers?

A

= Onverwachte bevindingen waarvan de betekenis niet direct duidelijk is
* dit komt frequent voor
* zijn vaak van voorbijgaande aard

=> wijst op een verhoogde kans op foetale afwijkingen
=> geavanceerd ultrageluidonderzoek (GUO)
* bij meer dan 1 softmarker
* bij vermoeden van een chromosomale of structurele afwijking

112
Q

Wat is GUO?

A

= geavanceerd ultrageluidonderzoek
= Doppler Flowmeting

113
Q

Hoe werkt Doppler Flowmeting?

A

Onderzoekt teruggekaatste golven van een bewegend voorwerp (Dopplereffect)

De snelheid van de bloeddoorstroming wordt gemeten, waardoor we info krijgen over
* foetale hartactie
* bloedstroom door de navelstrengarteriën en placenta
* lokale bloedstromen (vb. hersenbloedvaten)

114
Q

Geef een kort overzicht van de belangrijkste labo-onderzoeken.

A

eerste raadpleging
* bloedanalyse
* infectiescreening

begin 2e trimester
* urinestaal: opsporen asymptomatische bacteriurie

24-28w
* screening zwangerschapsdiabetes: glucose challenge test

+/- 32w
* 2e screening anemie: bloedanalyse

35-37w
* vaginale en rectale staalafname voor GBS

115
Q

Welke bloedonderzoeken worden aanbevolen volgens de KCE-richtlijnen tijdens de 1e prenatale raadpleging?

A

Anemie
* hemoglobine (Hb)
* MCV, MCH, MCHC

Bloedgroep en rhesusfactoren

Irreguliere erytrocyten antistoffen (IEA)
= atypische rode bloedcelantilichamen

Infecties
Hep. B, HIV, Rubella, Syfilis, varicella, toxoplasmose en CMV

Nuchtere glycemie

De bloedanalyse kan in het 3e trimester herhaald worden

116
Q

Wat is een bloedgroep?

A

een classificatie van het bloed
adhv het al dan niet aanwezig zijn van antigenen op de buitenkant van de erytrocyten

Verschillende classificaties worden bloedgroepsystemen genoemd.

117
Q

Waarom zijn bloedgroepsystemen belangrijk?

A
  • Ernstige reacties bij bloedtransfusie voorkomen
  • Opvolgen van rhesus negatieve zwangeren gedurende zw & partus
118
Q

Welke bloedgroepsystemen bestaan er?

A
  • ABO-bloedgroepsysteem
  • Rhesus bloedgroepsysteem

Antistoffen tegen de bloedgroepsystemen (regulier en irregulier)

119
Q

Bespreek het ABO-bloedgroepsysteem.

A

De bloedgroep wordt bepaald door een enkel gen, waarvan 3 allelen verschillend zijn: A, B, O

Antigenen:
* het A allel heeft bloedgroep antigeen A
* het B allel heeft bloedgroep antigeen B
* het O allel heeft geen bloedgroep antigeen

Dominantie:
* allelen A en B zijn dominant tov O
* allelen A en B zijn codominant tov elkaar

Bloedgroep:
* de mens is diploïd: de bloedgroep wordt bepaald door de combinatie van 2 genen
=> AO > bloedgroep A
=> AB > bloedgroep AB
=> AA > bloedgroep A
* A, B, AB en O

120
Q

Bespreek het rhesus bloedgroepsysteem.

A

bestaat uit meerdere antigenen
D, C, c, E, e

  • D-antigen aanwezig: rhesus positief
  • D-antigen afwezig: rhesus negatief
121
Q

Wat zijn reguliere antistoffen?

A

= van nature voorkomende antistoffen, worden gevormd na de geboorte
=> anti-A
=> anti-B

  • Bloedgroep B: anti-A
  • Bloedgroep A: anti-B
  • Bloedgroep O: anti-A & anti-B
  • Bloedgroep AB: geen regulieren antistoffen
122
Q

Wat is het effect van antistoffen op bloedtransfusies?

A

niet iedereen kan bloed van ieder ander ontvangen

agglutinatie
als iemand met bloedgroep O bloed ontvangt met bloedgroep A, dan zullen de A-antistoffen van de ontvanger aan de nieuwe rode bloedcellen plakken en ontstaan er klonters

  • bloedgroep O: universele donor
  • bloedgroep A: doneren aan A en AB
  • bloedgroep B: doneren aan B en AB
  • bloedgroep AB: doneren aan AB
123
Q

Wat zijn IEA?

A

irreguliere erytrocyten antistoffen
niet van nature voorkomende antistoffen
* alle andere antistoffen dan anti-A en anti-B
* bij bloedproducten met een verschillende rhesusfactor
* deze kunnen pas gevormd worden na contact met bloed van iemand anders

124
Q

Welk effect hebben IEA op een bloedtransfusie?

A

hemolyse
* immuniteitsreactie
* een persoon met rhesus negatief bloed vormt antilichamen tegen rhesus positief bloed

125
Q

Wat is rhesusantagonisme?

A

de productie van anti-D immunoglobulines
* bij contact tussen rhesus positief bloed van de foetus en de rhesus negatieve circulatie van de moeder
* meestal tijdens de bevalling: FMT (foetomaternale transmissie)
* antistofvorming tegen rhesus D: bij een volgende zwangerschap gaat dit transplacentair over > hemolyse bij de foetus

=> kan leiden tot ernstige neonatale anemie of intra-uteriene vruchtdood

126
Q

Wat is de procedure bij een rhesus negatieve moeder?

A

20w + 30w + geboorte
controleren op afweerstoffen: indirecte coombstest

na de bevalling
bepaling rhesusfactor van de baby: directe coombs
-> rhesus positief?

48-72u na de bevalling
moeder krijgt inspuiting met anti-rhesus D immunoglobulines

het lichaam van de moeder zal dan zelf geen antistoffen maken tegen rhesus positief bloed

127
Q

Wat is de indirecte coombstest?

A

controle van het maternaal bloed op antistoffen tegen het antigen D

= opsporen van irregulieren antistoffen

128
Q

Wat is de directe coombstest?

A

controle van de bloedgroep van de baby op navelstrengbloed

129
Q

Wat is ABO incompatibiliteit?

A

soort immunisatie die gelijkaardig is aan rhesusantagonisme
* zeldzaam
* moeder met bloedgroep O (anti-A en anti-B) en foetus met bloedgroep A, B of AB
* leidt zelden tot ernstige complicaties doordat anti-A en anti-B de placenta moeilijk passeren

130
Q

Wat is immuniteit?

A

een specifiek verdedigingsmechanisme van ons lichaam: de antigeen-antilichaam reactie

131
Q

Wat is een antigeen?

A

een lichaamsvreemde stof
* ziekteverwekkers
* meestal eiwitten, soms koolhydraten, vetten of andere (an)organische stoffen

132
Q

Wat zijn antilichamen?

A

= specifiek gerichte eiwitten (gammaglobulines): voor elk soort antigeen wordt een specifiek antilichaam geproduceerd

5 klassen antilichamen
* IgA: wordt snel aangemaakt (vooral in slijmvliezen)
* IgD
* IgE: voornamelijk bij allergieën
* IgG: bacteriën en virussen
* IgM: bacteriën en virussen

133
Q

Hoe komt de immuniteit tot stand?
(hoe werkt de antigeen-antilichaam reactie?)

A

1 - lichaamsvreemde stoffen dringen het organisme binnen

2 - 2 types lymfocyten worden geactiveerd:
* T-lymfocyten: zorgen voor cellulaire immuniteit
* B-lymfocyten: zorgen voor de vorming van antilichamen (humorale immuniteit) = plasmacel

3 - antilichamen worden gevormd
* IgM (en IgA): worden snel aangemaakt (marker van recente infectie)
* IgG: worden veel trager aangemaakt (marker van vroeger contact en meestal levenslang aanwezig)

134
Q

Immuniteitsstatus: wat betekent de aanwezigheid van IgG / IgM?

A
  • IgG en IgM negatief: nooit contact, geen bescherming
  • IgG hoog positief en IgM negatief: vroeger doorgemaakte infectie, meestal bescherming
  • IgG hoog positief en IgM laag positief: recente infectie of lang geleden contact
  • IgG laag positief en IgM hoog positief: recent doorgemaakte infectie
135
Q

Wat is passieve en actieve immunisatie bij de foetus?

A

passieve immunisatie
* de baby heeft niet zelf de antistoffen aangemaakt
* enkel IgG antistoffen kunnen de placentabarrière passeren

actieve immunisatie
de baby heeft zelf de antistoffen aangemaakt na contact met het antigeen
* infectie
* vaccinatie

136
Q

Wat zijn de aanbevolen testen, volgens de KCE-richtlijnen, voor de screening naar infecties?

A
  1. Toxoplasmose
  2. CMV
  3. Hepatitis B
  4. HIV
  5. Rubella
  6. Syfillis
  7. Varicella
  8. Asymptomatische bacteriurie
  9. GBS
137
Q

Bespreek de screening naar antistoffen voor toxoplasmose.

A

éénmalig
* vóór of aan het begin van de zwangerschap
* bij een negatief resultaat: preventieve maatregelen nemen

138
Q

Bespreek de screening naar antistoffen voor CMV.

A

= cytomegalovirus

éénmalig
* vóór of aan het begin van de zwangerschap
* bij een negatief resultaat: preventieve maatregelen nemen

139
Q

Bespreek de screening naar het hepatitis-B-antigen.

A

éénmalig
* bij het begin van de zwangerschap
* resultaat positief: postnatale interventie om de transmissie te verminderen

=> binnen enkele uren na de geboorte krijgt de baby een inspuiting met hepatitis B antistoffen: vermijden van een leverziekte bij de baby
=> later wordt de baby gevaccineerd: actieve immuniteit opbouwen tegen het virus

140
Q

Bespreek de screening naar HIV.

A

= human immunodeficiency virus
éénmalig
* bij het begin van de zwangerschap

141
Q

Bespreek de screening naar antistoffen voor rubella.

A

éénmalig
* bij het begin van de zwangerschap
* testen op IgG antilichamen
* negatief resultaat: preventieve maatregelen
=> personen met huiduitslag vermijden
=> vaccineren in het postpartum

142
Q

Bespreek de screening naar syfilis.

A

éénmalig
* vóór of in het begin van de zwangerschap
* positief resultaat: behandeling

143
Q

Bespreek de screening naar antistoffen voor varicella.

A

éénmalig
* bij het begin van de zwangerschap
* opsporen IgG-antilichamen
* resultaat negatief: preventieve maatregelen
=> contact met personen die varicella doormaken vermijden

144
Q

Bespreek de screening naar asymptomatische bacteriurie.

A
  • bij het begin van het 2e trimester
  • opsporen leukocyturie en kweek op midstream
  • positief resultaat: behandeling
145
Q

Bespreek de screening naar GBS.

A

= Groep B streptococcen
éénmalig
* tussen 35-37w
* vaginale en rectale cultuur
* positief resultaat: preventieve toediening van penicelline tijdens de partus

Er wordt geen wisser afgenomen, maar wel preventief penicilline toegediend indien:
* een vorig kind een invasieve GBS-ziekte doormaakte
* een GBS-bacteriurie werd opgespoord
* preterme arbeid (<35w)
* langdurig gebroken vliezen (>18u)
* koorts tijdens de arbeid

146
Q

Wat is het gevolg van de aanwezigheid van GBS bij de moeder?

A

GBS
* onschuldige bacteriën van het darmkanaal
* 10-30% van de zwangeren draagt GBS in de vagina (vaak zonder last)

Vaginale bevalling
* GBS kan overgedragen worden op de baby: transmissiekans 50%
* grootste oorzaak van neonatale infecties: mortaliteit 15-20%
=> hersenvliesontsteking
=> septicemie

147
Q

In welke 2 groepen kan je GBS-infecties opdelen?

A

Early-onset GBS infectie
* overdracht tijdens arbeid en bevalling
* preventie: intraveneuze penicillines tijdens de arbeid
=> gaan transplacentair over

Late-onset GBS infectie
* overdracht tot 3 maanden na de geboorte

148
Q

Welke testen worden niet routinematig uitgevoerd volgens de KCE-richtlijnen?

A
  1. Chlamydia: enkel bij voorgeschiedenis SOA
  2. Hepatitis C: enkel bij verhoogd risico
  3. Herpes simplex
  4. Herhaalde test CMV
  5. Herhaalde test toxoplasmose
  6. Asymptomatische bacteriële vaginose
149
Q

Naar welke klinische problemen wordt er gescreend?

A
  • zwangerschapdiabetes
  • hypothyroïdie
  • vitamine D deficiëntie
150
Q

Hoe ontstaat zwangerschapsdiabetes?

A
  • zwangerschapshormonen belasten de alvleesklier
  • om normale bloedsuikerwaarden te behouden, wordt er meer insuline aangemaakt
  • zwangerschapshormonen maken het lichaam ongevoeliger voor insuline (insulineresistentie)
  • de bloedsuikerspiegel wordt te hoog

bij 5% van de vrouwen

151
Q

Wat zijn de aanbevelingen van de Diabetesliga ivm screenen naar zwangerschapdiabetes?

A

vóór 20w
* nuchtere plasmaglucose tussen 95-125 mg/dl
* diagnose van vroege zwangerschapsdiabetes

6-20w
* vrouwen met obesitas / voorgeschiedenis
* OGTT: 75g orale glucosetolerantietest
* diagnose vroege zwangerschapdiabetes

24-28w
* 50g glucose challenge test (>135 mg/dL?)
* 75g OGTT
* diagnose zwangerschapsdiabetes

152
Q

Wie heeft een hogere kans op zwangerschapsdiabetes?

A
  1. zwangerschapsdiabetes in de voorgeschiedenis
  2. eerder baby met GG > 4000 g
  3. overgewicht vóór de zwangerschap
  4. directe familie met diabetes type 2 (ouders, broers, zussen)
  5. te hoog cholesterolgehalte
  6. te hoog bloedsuiker
153
Q

Bespreek de screening naar hypothyroïdie.

A

routinematige screening is niet aanbevolen

risico op complicaties bij aanwezige hypothyroïdie
* miskraam
* zwangerschapsdiabetes
* pre-eclampsie
* prematuriteit
* neurologische stoornissen

154
Q

Bespreek de screening naar vitamine D deficiëntie.

A

routinematige screening is niet aanbevolen

vitamine D supplement wordt aanbevolen bij
* weinig blootstelling aan zonlicht
* donkere huid
* vegetarisch of veganistisch

155
Q

Wat is het belang van vitamine D tijdens de zwangerschap?

A

vitamine D
* zorgt ervoor dat je calcium kan opnemen uit de voeding: botopbouw
* speelt een rol in de immuniteit

tekort kan leiden tot foetale morbiditeit

156
Q

Welk advies geef je aan de zwangere ivm vitamine D?

A
  • vitamine D wordt aangemaakt door de huid oiv zonlicht: wandelen in de buitenlucht
  • voeding rijk aan vitamine D: vette vis, noten, eieren, volle melkproducten
157
Q

Screening angst & depressie zw

A

Niet routinematig
Toch rekening mee houden!

158
Q

Hoe kan je screenen naar psychosociale problemen?

A
  • Psychiatrische voorgeschiedenis (+ die van familie)
  • Middelengebruik
  • Gebrek aan steun (ook van partner)
  • Seksueel geweld
  • Ongeplande zwangerschap
  • Zwangerschapscomplicaties
  • Kwetsbare groepen
159
Q

Whooley-vragen?

A
  1. Heb je gedurende de voorbije maand vaak last gehad van neerslachtigheid, depressief of wanhopig gevoel?
  2. Had je gedurende de laatste maand minder plezier of interesse in wat je doet?
160
Q

Naar welke specifieke zwangerschapsgerelateerde risico’s wordt er nog gescreend?

A
  • risico op vroeggeboorte
  • risico op pre-eclampsie
  • bewaking na de verwachte bevallingsdatum (VBD)
161
Q

Wat is de KCE-richtlijn bij risico op vroeggeboorte?

A

KCE raadt af om
* herhaald vaginaal toucher uit te voeren
* de cervicale lengte echografisch te meten
=> wel transvaginale echografie

162
Q

Wat is de KCE-richtlijn bij risico op pre-eclampsie?

A

KCE raadt aan om enkel bij een verhoogd risico op pre-eclampsie bijkomend echografisch onderzoek uit te voeren.

163
Q

Wat is de KCE-richtlijn bij de bewaking van de zwangerschap na de verwachte bevallingsdatum?

A

KCE raadt af
* routinematig CTG-monitoring of echografie uit te voeren
* bij vrouwen met een normale zwangerschap
* bij < 41w

vanaf 41w
* kan de bevalling ingeleid worden

vanaf 42w
* serotiene zwangerschap
* kans op perinatale morbiditeit en mortaliteit neemt toe

164
Q

Wat wordt bedoeld met prenatale diagnostiek?

A

= tijdig opsporen van prenatale afwijkingen bij de foetus

Prenatale screening
* echografie
* NIPT

Invasieve prenatale diagnostiek
* Chorionvillus biopsie (vlokkentest)
* Amniocentese (vruchtwaterpunctie)
* Navelstrengpunctie

165
Q

Wat houdt de prenatale screening in?

A

= chromosomale of lichamelijke afwijkingen opsporen
* Resultaat geeft geen uitsluitsel
* Wel een cijfer dat de kans op bepaalde afwijking uitdrukt

Testen
* Echografie
* NIPT

166
Q

Wat houdt invasieve prenatale diagnostiek in?

A

= vervolgonderzoek wanneer de prenatale screening een verhoogd risico op een bepaalde aandoening aangeeft

Testen
* Chorionvillus biopsie (vlokkentest)
* Amniocentese (vruchtwaterpunctie)
* Navelstrengpunctie

167
Q

Bespreek de echografie in het kader van prenatale screening.

A

niet alle aandoeningen zijn vóór de geboorte zichtbaar
* 12-14w: grote afwijkingen (vb. niet-aangelegd schedeldak)
* 18-22w: meeste structurele afwijkingen

opmeten van nekoedeem
* 11-14w
* Nuchal Translucency (NT-meting)
* nekplooi vf 3,5mm
* vaak foetussen met een chromosomale afwijking (vnl. trisomie 21)
* kans op chromosoomafwijkingen stijgt met de leeftijd van de moeder
* gemakkelijk fouten + niet uitsluitend

168
Q

Bespreek de NIPT.

A

= niet-invasieve prenatale test
= onderzoek naar het foetaal celvrij DNA in het materneel bloed
* vanaf 12w (dan pas voldoende foetaal DNA in bloed van de moeder)
* chromosoomafwijking of andere aandoening opsporen: normale hoeveelheid chromosomen?
* bloedgroep foetus nagaan
* resultaten na 7d
* gevoeligheid van meer dan 99%

=> positieve test: altijd gevolgd door een invasieve prenatale diagnostische test

169
Q

Wat zijn de voor- en nadelen van de NIPT?

A

Voordelen
* Meer baby’s met trisomie 21 worden opgespoord dan met combinatietest (85% accuraat)
* Zeer betrouwbaar: 99% (max. 1% missen & 1% vals positief)
* sinds 2017 terugbetaald vanaf 12 w (8-9euro remgeld)
* Aantal invasieve testen daalt: minder miskraamrisico

Nadelen
* Vervangt vlokkentest of vruchtwaterpunctie niet: een afwijkend resultaat moet bevestigd worden door een invasieve test
* Onmogelijk bij meerlingenzwangerschap
* Niet nuttig bij een afwijkende NT-meting: meteen invasieve test

170
Q

Wat is de chorionvillus biopsie?

A

= vlokkentest

Vroegtijdige genetische diagnostiek
* chorionweefsel (afkomstig van de placenta) heeft dezelfde genetische samenstelling als foetus
* 11-13w
* opsporen van
=> chromosomale afwijkingen
=> stofwisselingsziektes
=> genetische afwijkingen
=> NIET neurale buisdefecten

171
Q

Wat zijn de voor- en nadelen van de chorionvillus biopsie?

A

Voordelen
* vroeg in de zwangerschap
* uitslag vrij snel bekend: 5d-3w na procedure
* vruchtzak wordt niet beschadigd

Nadelen
* minder betrouwbaar dan amniocentese
* kans op miskraam 0,5%

172
Q

Wat is de procedure bij een chorionvillusbiopsie?

A

Twee technieken op basis van echografie
1. Transcervicaal: via vagina
2. Transabdominaal: via buikwand

Na de ingreep
* gevoel van menstruatie: lichte buikpijn & bloedverlies
* binnen 12-24u wordt het bloedverlies roze/bruine afscheiding
* afscheiding kan 3-4w duren

173
Q

Wat is de amniocentese?

A

= vruchtwaterpunctie

Genetisch onderzoek
* in het vruchtwater zijn cellen van de huid & de slijmvliezen van de foetus aanwezig
* 15-17w
* chromosomaal patroon onderzoeken
=> chromosomale afwijkingen
=> stofwisselingsziektes
=> genetische afwijkingen
=> veranderingen in het DNA

174
Q

Wat is de procedure bij een amniocentese?

A

op basis van echografie
2. ontsmetten buik
3. naald doorheen buikwand tot in vruchtwater
4. aspiratie 20ml vruchtwater

na ingreep
* gevoel van menstruatie: 2d trekkende pijn
* aangeprikte plaats buikwand pijnlijk
=> druk op de buik & zware inspanningen vermijden

175
Q

Wat zijn de voor- en nadelen van een amniocentese?

A

Voordelen
* vrij betrouwbaar
* uitslag vrij snel bekend: 5 werkdagen na ingreep
* meer informatie

Nadelen
* vruchtzak beschadigd
* kans op miskraam 0,3 - 0,5%

176
Q

Wat is de navelstrengpunctie?

A

aanprikken van een bloedvat in de navelstreng
* 20-22w
* enkele milliliters bloed van de foetus afnemen
* onderzoek naar de chromosomen
* zeer uitzonderlijk
=> bij rhesusproblematiek
=> bij vermoeden van ernstige anemie
* in gespecialiseerde centra
* kans op miskraam: 1-2%

177
Q

Van welke factoren hangt de keuze af om een zwangere vrouw te vaccineren?

A
  • wat is de kans dat de onbeschermde zwangere vrouw in contact komt met de ziekte?
  • wat zijn de risico’s voor de foetus of de moeder bij het oplopen van de aandoening?
  • wat zijn de risico’s voor de foetus verbonden aan het vaccin?
178
Q

Welke vaccins worden afgeraden?

A

vaccins die levende afgezwakte virussen of bacteriën bevatten
=> risico op infectie en transplacentaire passage
* mazelen
* bof
* rubella
* gele koorts
* buiktyfus
* varicella

na toediening van bovenstaande vaccins wordt afgeraden om tot 1 maand na de toediening zwanger te worden

179
Q

Welke vaccins worden aanbevolen door de Hoge Gezondheidsraad om toe te dienen aan zwangere vrouwen?

A
  • Influenza (griep)
  • Pertussis (kinkhoest)
180
Q

Wat zijn de risico’s voor de foetus of de moeder bij het oplopen van de griep?

A

2e of 3e trimester: verhoogd risico op complicaties
* ziekenhuisopname (door verminderde weerstand)
* laag geboortegewicht
* vroeggeboorte
* miskraam

181
Q

Griepvaccin
* tijdstip toediening
* bijwerkingen
* kostprijs

A

tijdstip
* vanaf het 2e trimester (14w)
* zo snel mogelijk vanaf oktober

bijwerkingen
zelfde als bij de lokale bevolking
* lokale pijn
* roodheid of kleine zwelling
* hoofdpijn
* lichte koorts

kostprijs
* gedeeltelijk terugbetaald door ziekenfonds
* op voorschrift arts

182
Q

Kan je een baby vaccineren tegen de griep?

A

Pas na 6 maanden
wanneer de moeder werd gevaccineerd tijdens de zwangerschap, zijn de pasgeborenen extra beschermd

183
Q

Wat zijn de risico’s voor de foetus of de moeder bij het oplopen van kinkhoest?

A

Pertussis
Ernstige besmettelijke ziekte van de luchtwegen
=> dodelijk voor baby’s

Een vaccin tijdens de zwangerschap beschermt de baby in afwachting van zijn eigen vaccin (3x - pas werkzaam na 16w)

184
Q

Kinkhoestvaccin
* welke?
* toediening
* kostprijs

A

Vaccin
* Boostrix°
* combinatievaccin: kinkhoest, tetanus en difterie

Toediening
* 24-32w
* indien niet tijdens de zwangerschap: zo snel mogelijk postpartum (cocoonstrategie)

Kostprijs
* gratis