6. Prenatale opvolging Flashcards

1
Q

Hoeveel geboortes in België?

A

125.000 per jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is belangrijk voor een goede zwangerschapsuitkomst?

A

Permanente prenatale zorg met tijdige identificatie en aanpak van risicofactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke belangrijke richtlijnen schreef het KCE neer?

A

Klinische richtlijn voor prenatale zorg:
1. Schema prenatale bezoeken
2. Klinische onderzoeken
3. Technische onderzoeken
4. Bloedanalyse
5. Screening infecties
6. Screening klinische problemen bij de moeder
7. Screening specifieke zwgerelateerde risico’s

doel > opvolging fysiologische zwangerschappen + risicoselectie + contiuïteit van de zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat heeft het WHO te zeggen over prenatale zorg?

A

Ze stelden de beginselen van perinatale zorg voor in ‘98.
“Zwangerschap is een natuurlijk proces in het leven. Vrouwen moeten de noodzakelijke zorg krijgen met zo weinig mogelijk ingrepen”

Demedicalisering zw => het is geen ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoeveel % van de zwangeren zijn laag-risico?

A

+78%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoeveel prenatale afspraken bij laag-risico?

A

12 terugbetaald

maar vaker:
10 voor primigravida
7 voor multigravida

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Prenatale afspraken bij wie?

A

Huisarts, vroedvrouw of gynaecoloog

Minstens 3 bij arts vanwege echo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat moet het prenataal verloskundig dossier bevatten?

A

Anamnese, klinische follow-up en technische onderzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het doel van de anamnese?

A
  1. In kaart brengen van gegevens die nuttig kunnen zijn voor verder opvolging van de zwangerschap, bevalling en PP.
  2. Vertrouwensrelatie opbouwen
  3. In kader van risicoselectie ➡️ vroegtijdig opsporen bepaalde risico’s ➡️ tijdig doorverwijzen naar andere zverleners
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat staat in een verloskundig paspoort?

A

Reproductieve anamnese: GPAL
- Graviditeit
- Pariteit
- Abortus
- Levende kinderen/mater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg uit: gravida

A

Slaat op het aantal zwangerschappen die de vrouw heeft meegemaakt en nu eventueel ook doormaakt. Ongeacht de uitkomst van die zwangerschappen.

Nulligravida: nog nooit zwanger geweest en nu ook niet
Primigravida: voor het eerst zwanger
Multigravida: één of meer zwangerschappen achter de rug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg uit: para/pariteit

A

Staat voor het aantal bevallingen die een vrouw heeft meegemaakt van een levend of doodgeboren kind. Na minstens 180dagen zwangerschap. Meerling telt voor één bevalling.

Nullipara: nog nooit bevallen
Primipara: één keer bevallen
Multipara: meer dan één bevalling
Grande multipara: (meer dan) vijf bevallingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg uit: abortus

A

Slaat op spontane en kunstmatig opgewerkte abortus. Miskramen, zwangerschapsafbreking, geboorte onder 180 dagen, extra-uteriene zwangerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg uit: mater

A

Levende kinderen tot op heden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke soorten gegevens worden verzameld in de anamnese?

A

Ezelsbrug: GRAAF A

Gynaecologisch
Reproductief
Administratief
Algemeen medisch
Familiaal
Aanvullend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Administratieve gegevens?

A

Naam
Leeftijd
Geboortedatum
Adres
Burgerlijke staat
Moedertaal
Beroep
Mutualiteit
Rijksregisternummer
Behandeldende arts(en) Contactpersonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Algemeen medische gegevens?

A

Verleden:
operaties
ziektes
behandelingen
psychosociale (depressie, angstaanvallen, psychose,…)

Heden:
bloedgroep
allergie
ziektes (diabetes, nierlijden, schildklier, hartziekte,…)
intoxicaties (roken, alcohol, drugs, medicatie)
bloedanalyse
resultaten (echo, GBS, glucosetest,…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Gynaecologische gegevens?

A

Menstruele cyclus
Anticonceptie
SOA
Cervixuitstrijkje
Laatste menses
Spontane zwangerschap of fertiliteitstraject…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Reproductieve gegevens?

A

GPAL
VBD
ELM
Verloop huidige & vorige zwangerschap
resultaten (echo, GBS, glucosetest,…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

KCE?

A

= Federaal Kenniscentrum voor Gezondheidszorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Aanvullende gegevens?

A

Extra begeleiding, sociale problematiek…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Buiten verzamelen van medisch-verloskundige gegevens, wat moet je in een anamnese nog bespreken? Hoe doe je dat het best?

A

Verwachtingen en wensen voor verdere zorg bespreken.
Ook sociaal, psychologische en emotionele status nagaan:
- Hoe beleeft ze de zwangerschap?
- Wordt ze gesteund?
- Sprake van stress?
- Ervaring met eerdere zwangerschap/bevalling?
- Huiselijk/seksueel geweld?

Best via open vragen!

Opletten dat een vrouw soms niet alle info zal willen geven in het bijzijn van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke klinische onderzoeken dienen te gebeuren?

A
  • Observatie
  • Gewicht
  • Bloeddruk
  • Urine
  • Fundushoogte
  • Abdominale palpatie
  • Gynaecologisch onderzoek
  • Borstonderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waar dien je op te letten bij observatie (klinisch onderzoek)?

A

Algemeen voorkomen checken
- De gang
- Huidskleur
- Geur?
- Humeur
- Verzorgd?
- Varices, oedeem?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe vaak moet het gewicht van de zwangere gecontroleerd worden?

A

Elk prenataal consult.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat als de zwangere ernstig overgewicht heeft?

A

Verhoogd risico op complicaties maar beter niet afvallen > dieet heeft negatief effect op foetus

Zwangerschapsdiabetes
Hypertensie
Pre-eclampsie
Hoog GG
Keizersnede
Infecties (urineweg/baarmoeder/wond)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoeveel extra kg draagt een vrouw nog mee na de bevalling? Waarom?

A

Gemiddeld 4kg vetreserve voor tijdens borstvoedingsperiode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wanneer moet de bloeddruk gecontroleerd worden?

A

Elk prenataal consult.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welke kritische noten moeten er gemaakt worden bij het meten van bloeddruk?

A

Altijd navragen wat de vrouw normaal heeft van bloeddruk.
Wat normaal lijkt kan mogelijks een verhoogde bloeddruk zijn voor die persoon.

Soms nuttig om eens even later te herhalen om te zien of nervositeit geen invloed heeft gehad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is hypertensie?

A

Verhoogde bloeddruk.
Vanaf 140/90mmHg.

Risicofactor voor complicaties!
➡️ pre-eclampsie
➡️ inductie vroeggeboorte
➡️ bloedklonters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is hypotensie?

A

Te lage bloeddruk

Weinig invloed op zwangerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Welke houding moet de vrouw aannemen om bloeddruk te meten?

A

Zittend of halfliggend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke vitale parameters zijn er nog naast bloeddruk? Hoe vaak checken?

A

Pols, temperatuur en ademhaling.
Moet je niet standaard controleren. Kan nuttig zijn bij (vermoeden van) pathologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wanneer en waarom is urinecontrole relevant? Wanneer niet?

A

Eerste consult om nieraandoeningen op te sporen
Vanaf 20w bij elk consult om pre-eclampsie op te sporen.

Alarmerend als er eiwitten in de urine zitten: proteïnurie

Niet nuttig om zwangerschapsdiabetes op te sporen. Glucosurie is niet steeds afwijkend in de zwangerschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat kan je met de teststroken om proteïnurie op te sporen nog zien?

A

Bacteriurie: 2-7% heeft asymptomatische bacteriurie
Acetonen (ketonen) bij hyperemesis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wanneer en waarom moet je de fundushoogte bepalen?

A

Vanaf 24w elke consult om positieve (uterus groter dan verwacht) of negatieve (kleiner dan verwacht) discongruentie vast te stellen

Opgelet! We bepalen de groei van de uterus, niet het kind. Dat kan je niet met uitwendig onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Welke oriënteringspunten om fundushoogte te bepalen?

A

Symfyse (verbinding schaambeenderen)
Navel
Xyfoïd (punt waar ribben onderaan samen komen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is de fundushoogte doorheen de zwangerschap?

A

Onder de navel: nauwelijks correlatie met amenorroe.

Onderrand navel: 16cm fundushoogte: 20w
Op navel: 18cm: 22w
Bovenrrand navel: 20cm: 24w
Daarna één week per centimeter

Duur = fundushoogte + 4

Laatste maand extra regel omwille van indalen! Per kwart indaling één bijtellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Waarvan hangt de nauwkeurigheid van de meting van fundushoogte af?

A

Overgewicht, plaats navel, vorm uterus, hoeveelheid vruchtwater, ligging foetus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Ulnaire zijde

A

pinkzijde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Hoe kan je de fundushoogte bepalen?

A

Met ulnaire zijde van de hand voelen aan de buik

Vingertoppen krommen langs fundus, licht in de buik duwen.

Hulpmiddel: percussie:
Doffe klank = vol = uterus
Holle klank = hol = darmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is abdominale palpatie?

A

Betasten van de buik met beide handen om de zwangere uterus te onderzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat zijn de meest gebruikte palpatie technieken in de verloskunde?

A

De handgrepen van Leopold

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wanneer wordt palpatie uitgevoerd?

A

Bij elke prenatale consultatie en bij het op gang komen van de arbeid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Vanaf wanneer is abdominale palpatie goed voelbaar?

A

Vanaf 28 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat kan je bepalen met abdominale palpatie? Doel?

A

De ligging, houding, indaling en stand van de foetus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wanneer kan je beter niet palperen?

A

Bij preterme arbeid, bloedverlies, placenta praevia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Welke liggingen kan de foetus aannemen?

A

Hoofdligging, dwarsligging, stuitligging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Welke houding kan de foetus aannemen?

A

Flexie als hij mooi gebogen ligt en deflexie als hij niet voldoende gebogen ligt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Wanneer wordt de zwangerschap bij een eenling zwangerschap zichtbaar?

A

Pas na 15 A16 weken
Je ziet dan een lichte welving ongeveer in het midden tussen symfyse en navel

Bij slanke vrouwen en meerlingen zwangerschappen kan dit vroeger zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Waarop gaan we letten bij de inspectie van het abdomen?

A
  1. de vorm van de uterus
  2. eventuele dwarsligging
  3. onregelmatigheden (striae) of zwellingen
  4. gewoonlijk is de baarmoeder wat rechts afgeweken
  5. een te grote en te bolle uterus doet denken aan meerlingen (gemellitas) of teveel vruchtwater
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat is gemellitas?

A

Meerling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Wat is Polyhydramniom?

A

Teveel vruchtwater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wanneer is de ligging van de foetus door uitwendig onderzoek vast te stellen?

A

Vanaf 28 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Wanneer is de ligging van de foetus meestal gestabiliseerd?

A

Na de 34e-36e week

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Wat is een caput succudaneum?

A

Een zwelling op het hoofd van de baby dat ontstaan tijdens de bevalling. wondvocht in de schedel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Welke ligging is wenselijk?

A

Hoofdligging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Welke ligging moet doorverwezen worden?

A

Stuitligging en andere liggingen buiten flexiehouding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Wat is ballottement?

A

Caput kan makkelijk heen en weer bewegen zonder dat de romp meedoet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Bespreek handgreep 1

A

Bepalen van vorm, hoogte en inhoud fundus

Handen aan fundus bovenaan.

HOOFDLIGGING: stuit in fundo, lichaam voelt slechts aan één zijde hard aan, geen ballottement

STUITLIGGING: schedel in fundo, ballottement, nekgroeve voelbaar, schedel voelt rond en hard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Bespreek handgreep 2

A

Bepalen van plaats van de rug

Handen aan zijkant buik

Plaats met meest weerstand: rug, harttonen kan je hier het best horen

Plaats met minst weerstand: kleine delen voelbaar (handen en voeten); meest kindsbewegingen

Hulpmiddel: handgreep van Ahlfeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Wat is de handgreep van Ahlfeld?

A

Fundus uteri naar beneden drukken zodat de kromming van de rug toeneemt. Je kan zo beter bepalen waar de rug zich bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Bespreek handgreep 3?

A

Bepalen van voorliggend deel en indaling

Rechterhand omvat het voorliggend deel en beweegt het heen en weer

HOOFDLIGGING: hard, rond, mogelijks ballottement (tenzij ingedaald)

STUITLIGGING: minder hard, niet rond, geen ballottement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Bespreek handgreep 4

A

Bepalen van graad van indaling en beweeglijkheid van hoofd in bekkeningang

Handen onderaan

BBBI, BIBI of VIBI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

BBBI?

A

Beweeglijk boven bekkeningang.
Hele ronding van het hoofd kan afgetast worden. Vlot ballottement.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

BIBI

A

Beweeglijk in bekkeningang: grootste afmeting van het caput is nog te voelen. Moeilijk ballottement.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

VIBI

A

Vast in bekkeningang: grootste deel van het hoofd is niet meer te voelen, geen horizontaal ballottement mogelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Bespreek handgreep 5

A

Handgreep van OSBORNE

Bepalen of er een wanverhouding is tussen caput en bekkeningang.

Vlakke hand op symfyse en vlakke hand op caput.

Positief: hoofd steekt uit
Negatief: hoofd steekt niet uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Wanneer is de caput ingedaald?

A

Als de bipariëtale diameter (oor tot oor) door het vlak van de bekkeningang heen is.

Primigravida: 37-38w
Multigravida: meestal pas na begin arbeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Wat maakt ons sterk?

A

Teamwerk 😄

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Wat is hydrocefalie? Wanneer kan het voor een vertekend beeld zorgen?

A

Waterhoofd

Bij VIBI. Kan ook niet ingedaald zijn toch niet meer beweeglijk door hydrocefalie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Wat kan er voor zorgen dat de foetus niet indaalt?

A
  • Geen uitzetting van OUS
  • Caput in deflexie
  • Cefalopelvische disproportie ( te klein bekken voor het caput)
  • Meerling
  • Polyhydramnion
  • Volle blaas
  • Placenta praevia
  • Placenta tumoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Welke drie stappen omvat het volledig gynaecologisch onderzoek?

A
  1. Inspectie uitwendige genitalia
  2. Inwendig onderzoek
  3. Uitstrijkje
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Waar letten we op bij een inspectie van de uitwendige genitalia?

A

Teken van chadwick
Varices
Etterafscheiding
Woekeringen
Vaginaal verlies
Perineum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Wanneer gaan we een inwendige vaginaal onderzoek doen?

A

Niet zinvol om dat routinematig te doen. Altijd bacteriën uit de vulva/vagina naar de cervix!

Belangrijk om aantal touchers te beperken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Welke informatie krijgen we uit een vaginaal onderzoek?

A

POVASI:
- Portio (baarmoedermond)
- Ontsluiting
- Vliezen
- Aard voorliggend deel (hoofd/stuit/dwars)
- Stand voorliggend deel
- Indaling voorliggend deel

Pathologische situaties (NS-uitzakking? Vasa praevia?)

Bekkenevaluatie (als doorlaatorgaan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Cervixcytologie?

A

Uitstrijkje.

Niet representatief bij zwangerschap en borstvoedingsperiode. Beter uitstellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Bespreek borstonderzoek bij zwangeren

A

In kader van ingetrokken tepels: niet zinvol. Lost vaak vanzelf op tijdens de zwangerschap of baby zuigt de tepel naar buiten.

In kader van borstcarcinoom: enkel bij zelf gevoelde afwijkingen of klachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Welke technische onderzoeken worden er prenataal uitgevoerd?

A
  • Auscultatie
  • Echografie
  • Labo-onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Wat is auscultatie?
Wat kan je ermee onderzoeken?

A

Beluisteren van foetale harttonen (FHT)

  1. Leven en toestand van foetus onderzoeken
  2. éénling/meerling
  3. Ligging en indaling bij late zwangerschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Welke manieren zijn er om de FHT te horen? Wanneer?

A

Doptone (10-12w)
CTG (cardiotocograaf 12w)
Stethoscoop (20w)
Hoorbuis van Pinard (20w)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Welke cijfers verwachten we bij FHT?

A

Vroege zwangerschap (trim1): 170bpm
Daalt geleideling naar 110-150bpm bij à terme zw

Varieert 5-25bpm!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

Wat ga je altijd doen voor de auscultatie?

A

Abdominale palpatie om de ligging te onderzoeken > auscultatie makkelijker en bevestigt ligging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

Waar hoor je het best de FHT?

A

Palperen om ligging te bevestigen ➡️ luisteren waar foetaal hart dichtst bij de buikwand ligt

Flexie: rug
Deflexie: thorax

Hoofdligging: tussen symfyse en navel aan rug baby
Stuitligging: boven de navel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

Wanneer voel je best ook de pols tijdens de auscultatie?

A

Hoge HF moeder of lage HF foetus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

Waar hoor je de FHT het best tijdens de uitdrijvingsfase?

A

Net boven de symfyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

Hoe gebruik je de hoorbuis van Pinard? Wat?

A

Houten, metalen, plastiek toetertje

Goede concentratie en focusplaats vereist.

  1. Palpatie om ligging te bepalen
  2. Holle zijde op abdomen
  3. Oor tegen platte zijde
  4. Niet vasthouden!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

Hoe gebruik jij een doptone? wat?

A

Vergelijkbaar microfoon
Harttonen door ultrasonore trillingen in geluid omgezet

  1. Palpatie voor ligging
  2. Gel op transducer
  3. Transducer lichtjes in abdomen duwen
  4. minimum20 seconden op dezelfde plek houden, enkel richting eventueel veranderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

Hoe gebruik je een foetale monitor (CTG)? wat?

A

= cardiotocograaf
Voor FHT en contracties.
Inwendig of uitwendig.

  1. Palpatie
  2. één cup bovenaan bij fundus om contracties te meten
  3. Watergel op tweede cup
  4. Tweede cup op focuspunt
  5. Cups vastmaken met banden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

Wie mag een echografisch onderzoek doen?

A

Enkel de gynaecoloog. Vroedvrouwen mogen het volgens de wet nog niet doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
91
Q

Hoe werkt een echografie?

A

Via absorptie en weerkaatsing van ultrasone geluiden

Transducer zet elektriciteit om in geluidsgolven (+20kHertz). Botstructuren zenden veel golven terug (wit beeld), vocht zendt bijna niets terug (zwart beeld). Teruggekaatste golven worden opnieuw omgezet in elektriciteit en er wordt een beeld van gevormd. De golven worden niet continue uitgezonden > verschillende beelden na elkaar > bewegend beeld

3D en 4D is intussen ook al mogelijk. Kan nuttig zijn voor opsporen van aandoeningen als spina bifida of schisis maar moet niet routinegewijs gedaan worden.

92
Q

Kan een echografie schadelijk zijn?

A

Niet bewezen maar pretecho’s worden voor de zekerheid toch afgeraden.

93
Q

Welke echo’s worden aanbevolen door KCE en terugbetaald door RIZIV?

Houden mensen zich hieraan?

A
  1. Tussen 11 en 13,5w
    > bepalen zwduur, aantal foetussen, prenatale screening
  2. Tussen 18 en 22w
    > structurele afwijkingen
  3. Derde trimester
    > Positie, groeiafwijking, placentalokalisatie

In praktijk veel meer echo’s maar dan op eigen kosten.

94
Q

Wat zien we echografisch bij 4,5-5w?

A

Zwangerschapsring: echogene zone van chorionvlokken die de chorionholte met het extra embryonaal coeloom en de amnionholte begrenst.

95
Q

Wat zien we echografisch bij 5,5w?

A

De dooierzak.
De zwangerschapsring heeft nu een diameter van 1cm.

> teken van embryonale ontwikkeling
bewijs van intra-uterine graviditeit (lokalisatie)
embryonale hartactiviteit

96
Q

Wanneer verdwijnt de dooierzak?

A

Einde 1ste trimester

97
Q

Is de correlatie tussen CRL en duur amenorroe gelijk voor alle embryo’s?

A

Tot 12 weken wel.

98
Q

Bij welke CRL verwachten we hartactie?

A

5mm

99
Q

Wat is nuchal translucency?

A

Een verdikte nekplooi:
- Onderhuids laagje lymfevocht
- Tussen 10 en 16 weken zichtbaar in nek
- Nauwgezet opvolgen
- Kan teken zijn van afwijking (vb. trisomie 21) of infectie

> Grens 3,5mm = afwijkend

100
Q

Doel echografisch onderzoek?

A
  1. Groei & evolutie volgen van de foetus
  2. Anatomische afwijking opsporen (prenatale diagnostiek)
101
Q

Familiale gegevens?

A

Relevante info partner, ouders, broers/zussen, kinderen:
Allergie
Aangeboren aandoeningen
Erfelijke ziektes
Algemene ziektes
Meerlingen

102
Q

Doel echo 2de & 3de trim?

A

1.Groei van de foetus
2. Groeiachterstand (Intra-uterine groeiretardatie =IUGR)
3. Onderzoek placenta, vruchtwater & navelstreng

103
Q

Hoe wordt de groei gemeten in 2de & 3de trim?

A
  1. Bipariëtale diameter (BPD) & hoofdomtrek (HC)
  2. Abdominale omtrek (AC)
  3. Femurlengte (FL)

=> vergelijken met standaardgroeicurve => geschat foetaal gewicht

104
Q

Bipariëtale diameter hoe?

A

Op het hoogste deel de afstand tussen beide parïetaal beenderen

105
Q

Abdominale omtrek hoe?

A

Doorsnede op het niveau waar 2 ribben, ductus venosus (portaal vene) en maag zichtbaar zijn

106
Q

Femurlengte hoe?

A

Femur een kleine hoek met transducer
Femurkop niet in meting

107
Q

Hoe GG schatten?

A

Door extrapolatie (schatting) foetaal gewicht adhv 3 metingen (BPD/HC + AC + FL)

108
Q

Wat bij echografisch onderzoek navelstreng?

A
  1. Insertie op placenta
  2. Aan- of afwezigheid 3 umbilicale vaten
109
Q

Wat bij echografisch onderzoek vruchtwater?

A
  1. Hoeveelheid (poly- of oligohydramion)
110
Q

Vanaf wanneer echografisch geslachtsbepaling mogelijk?

A

Vanaf 16w zw
Soms vanaf 14w zw

111
Q

Wat wordt echografisch nagekeken bij placenta?

A

Lokalisatie, dikte en het aspect (hoe het eruit ziet?)

112
Q

Wat doen we echografisch bij 18-22w?

A

Structureel echografisch onderzoek (SEO) => enkel morfologie NIET biochemisch/chromosomaal

Orgaanstelsel & structuren nauwkeurig bekijken

113
Q

Welke afwijkingen worden opgespoord adhv SEO?

A
  1. Neurale buisdefecten (97%)
  2. Aangeboren afwijkingen (skelet, hart- & vaatstelsel 60% , urinewegen, maag-darmstelsel)

=> Niet alle morfologische afwijkingen worden opgespoord
=> Enkel afwijkingen die gepaard gaan met structurele anomalieën

114
Q

Wat is het doel van SEO?

A

Zwangere koppel mogelijkheid bieden foetus te onderzoeken op aangeboren afwijkingen

115
Q

Wat bij afwijkende uitslag SEO?

A
  1. Koppel kan zich voorbereiden op komst kind met aandoening
  2. Ernstige afwijking
    => zw.afbreking voor 24w amenorroe
    => na 24w: enkel afbraak bij niet-levensvatbare afwijkingen
116
Q

Wat zijn softmarkers?

A

= Onverwachte bevindingen waarvan de betekenis niet direct duidelijk is; dit komt frequent voor; zijn vaak van voorbijgaande aard

=> vaststellen => kans op foetale (niet)-chromosomale afwijking verhoogd
=> meerdere softmarkers + vermoeden chromosomale/structurele afwijking => GUO = geavanceerd ultrageluidonderzoek

117
Q

Wat is GUO?

A

= geavanceerd ultageluidonderzoek
= Doppler Flowmeting

118
Q

Hoe werkt Doppler Flowmeting?

A

= geavanceerd ultrageluid onderzoek
De frequentie van de uitgestuurde golven & de frequentie van teruggekaatste golven door een bewegend voorwerp zijn verschillend => snelheid bewegend voorwerp onderzoeken = DOPPLEREFFECT

119
Q

Hoe bloeddoorstroming meten?

A

Snelheid rode bloedlichaampjes met doppler flowmeter => snelheid bloeddoorstroming

120
Q

Wat kan gemeten worden met doppler flowmeting?

A
  1. Foetale hartactie
  2. Bloedstroom navelstreng arteriën
  3. Bloedstroom placenta
  4. Lokale bloedstromen vb. hersenbloedvaten
121
Q

Welk labo 1ste consult?

A
  1. Bloedanalyse
  2. Infectiescreening
  3. Bepaling HCG, AFP & E3
    + NIPT ipv vorige

=> gevoeliger in combinatie met nekplooimeting op 11-14w

122
Q

AFP?

A

= alfafoeto proteïne

123
Q

E3?

A

= oestriol

124
Q

PAPP-A?

A

Pregnancy Associated Placental Proteïne-A

125
Q

Welk labo 2de trim?

A

Begin 2de trim => urinestaal opsporen asymptomatische bacteriurie

126
Q

Welk labo 24-28w zw?

A

Glucose challenge test => opsporen zwangerschapsdiabetes

127
Q

Welk labo 32w zw?

A

Bloedanalyse => tweede screening anemie

128
Q

Welk labo 35-37w zw?

A

Vaginale & rectale staalafname => GBS (groep B streptococcen

129
Q

Wat onderzocht bij bloedanalyse?

A
  1. Anemie
    => Hemoglobine (Hb)
    => MCV, MCH, MCHC
  2. Bloedgroeop + Rhesusfactor
  3. IEA: irreguliere erytrocyten antistoffen
  4. Infectiescreening (Hepatitis B, HIV, Rubella, Syfillis, Varicella, Toxoplasmose en CMV)
130
Q

Wat zijn IEA?

A

Irreguliere Erytrocyten antistoffen
= atypische rode bloedcelantilichamen

Alle andere antistoffen dan anti-A & anti-B
vb. Anti-D immunoglobuline

Gevormd na contact met bloed van iemand anders (bloedtransfusie of na een zw)

131
Q

Wat is een bloedgroep?

A

= een classificatie vh bloed, bepaald door het al of niet aanwezig zijn van bepaalde antigenen op de buitenkant van de celmembraan vd erytrocyten.
=> ontstaan bloedgroepsystemen

Van beide ouders (erfelijk)

132
Q

Antigeen?

A

Bevinden zich op de buitenkant van de celmembraan van erytrocyten en sommige bestaan uit één allel (= sterk gebonden genen)

133
Q

Waarom zijn bloedgroepsystemen belangrijk?

A
  1. Ernstige reacties bij bloedtransfusie voorkomen
  2. Opvolgen van rhesus negatieve zwangeren gedurende zw & partus
134
Q

ABO-bloedgroepsysteem?

A

Best gekend

3 verschillende allelen (A,B & O nul) => Bloedgroepen A, B, AB of O

A & B codominant
A & B dominant over O

Bloedgroepen bij mens door combinatie 2 genen (diploïd)

135
Q

Bloedgroep A?

A

Allel A => antigeen A

AA => bloedgroep A
AO => bloedgroep A

136
Q

Bloedgroep B?

A

Allel B => antigeen B

BB => bloedgroep B
BO => bloedgroep B

137
Q

Bloedgroep O?

A

Allel O is recessief => geen antigeen

AO => Bloedgroep A
BO => Bloedgroep B
OO => Bloedgroep O

Universele donor

138
Q

Bloedgroep AB

A

Allel A => antigeen A
Allel B => antigeen B

A & B codominant

AB => Bloedgroep AB

Universele ontvanger

139
Q

Bepaling bloedgroep kind?

A

Erfelijk
Van beide ouders 1 van de 2 allelen

Beide O dan kind ook O
Rest afhankelijk van allel dat wordt doorgegeven

140
Q

Rhesus bloedgroepsysteem?

A

Meerdere antigenen: D, C, c, E, e

D => meest gekend

141
Q

Rhesus postief?

A

D-antigeen aanwezig +

142
Q

Rhesus negatief?

A

D-antigeen afwezig -

143
Q

Reguliere antistoffen?

A

= van nature voorkomende antistoffen & worden gevormd na de geboorte

Anti-A bij bloedgroep B
Anti-B bij bloedgroep A
Anti-A & Anti-B bij bloedgroep O
Geen bij bloedgroep AB

=> Bloedtransfusie op basis van antistoffen
vb. O niet krijgen van A of B, enkel van O (anders klonters/agglutinatie)

144
Q

Wanneer IEA?

A

Bloed met verschillende rhesusfactor in contact => rhesus negatief bloed vormt antilichamen tegen rhesus positief bloed => immuniteitsreactie met hemolyse (scheiding & serum rood)

145
Q

Wat is rhesusantagonisme? Wanneer?

A

Bij contact tussen rhesus positief bloed foetus met rhesus negatief bloed moeder produceert de moeder anti D immunoglobulines.

  1. Tijdens zwangerschap (minimaal)
  2. Bij partus => FMT (meestal)
    => Volgende zwangerschap = transplacentaire overgang => anemie foetus, neonatale anemie of intra-uteriene vruchtdood
146
Q

FMT?

A

= Foetomaternele transmissie
= Foetaal bloed treedt maternele circulatie binnen tijdens partus

147
Q

Procedure: rhesus positieve moeder?

A
  1. Bloedafname => Rh+
  2. Geen verdere controle antistoffen
148
Q

Procedure: rhesus negatieve moeder?

A
  1. Bloedafname => Rh-
  2. Vlokkentest of vruchtwaterpunctie => inspuiting (Rhogam) moeder anti-rhesus D immunoglobulines
  3. Controle antistoffen 20w-30w zw
  4. Controle antistoffen bij geboorte
  5. Bepaling Rh baby
    => Rh+: binnen 48-72u partus inspuiting (Rhogam) moeder anti-rhesus D immunoglobulines => moeder geen antistoffen aanmaken (!! volgende zwangerschap foetus Rh+)
149
Q

Wat is de indirecte coombstest?

A

= controle van Rh- moeder tijdens zw op antilichamen tegen antigen D
= opsporen van irreguliere antilichamen bij start zw & nadien herhaald

150
Q

Wat is de directe coombstest?

A

= controle bloedgroep baby op navelstrengbloed

151
Q

ABO incompatibiliteit?

A

= immunisatie zwangere bloedgroep O tegenover foetus/baby antigen A of B

Zeer zeldzaam

152
Q

Immuniteit?

A

= specifieke component van afweer van ons lichaam; berust op een specifiek verdedigingsmechanisme = antigeen-antilichaam reactie

= tot stand door activatie 2 types lymfocyten (T & B)

153
Q

Antigeen?

A

= lichaamsvreemde stof
= meestal eiwtten, soms koolhydraten, vetten of andere (an)organische stoffen

154
Q

Antilichamen?

A

= specifiek gerichte eiwitten (gammaglobulines) die ontstaan in bepaalde lymfocyten als reactie op antigenen
=> voor elk soort antigen specifiek antilichaam
1. IgA
2. IgD
3. IgE
4. IgG
5. IgM

155
Q

Antigeen-antilichaam reactie: hoe?

A

Antigeen dringt organisme binnen => in bepaalde lymfocyten ontstaat reactie => productie & vrijmaken antilichamen => antigeen onwerkzaam en onschadelijk maken

156
Q

IgG?

A

= antilichamen tegen bacteriën & virussen

=> trager & later aanwezig in bloed
=> herhaald contact => nieuwe & sneller aanmaak (B-geheugencellen herkennen antigen)

Productie start op d6-d7 & stijgt tot plateau => blijft in circulatie

Aanwezigheid meestal levenslang

!!Gaan door placentabarrière!!

157
Q

IgM?

A

= antilichamen tegen bacteriën & virussen

=> snel aanwezig in het bloed (eerste immuunrespons) => marker voor recente infectie

Productie start op d4 & daalt vanaf d7

Aanwezigheid bloed kan tot 1 jaar

158
Q

T-lymfocyten?

A

= geproduceerd in thymus & verantwoordelijk voor cellulaire immuniteit

159
Q

B-lymfocyten?

A

= geproduceerd ander lymfatisch weefsel & verantwoordelijk voor humorale immuniteit = vorming antilichamen

160
Q

Plasmacel?

A

= geproduceerd door B-lymfocyt die geprikkeld werd door antigen

161
Q

Immuniteitsstatus bepaalde infectie nakijken?

A

IgG & IgM checken

  1. IgG & IgM negatief => nooit contact => geen bescherming
  2. IgG hoog positief + IgM negatief => vroeger contact => meestal bescherming
  3. IgG hoog positief + IgM hoog positief => recente infectie of lang geleden waarbij IgM nog niet helemaal verdwenen => meestal bescherming
  4. IgG laag positief + IgM hoog positief => zeer recente infectie => meestal beschermd

!! Evolutie antistoffen door tweede bepaling na enkele weken !!

162
Q

Passieve immunisatie bij baby?

A

= Antistoffen niet zelf aangemaakt, maar overdracht doorheen placenta

<=> actieve immunisatie = zelf antistoffen aangemaakt na infectie of vaccinatie

163
Q

Aanbevolen screeningstesten infectie?

A
  1. Toxoplasmose
  2. CMV
  3. Hepatitis B
  4. HIV
  5. Rubella
  6. Syfillis
  7. Varicella
  8. Asymptomatische bacteriurie
  9. GBS
  10. Niet- routinematig
164
Q

Toxoplasmose?

A

Bij start zwangerschap of vooraf
=> negatief => preventieve maatregelen

165
Q

CMV?

A

= cytomegalovirus
Bij start zwangerschap of vooraf
=> negatief => preventieve maatregelen

166
Q

Hepatitis B?

A

Bij start zwangerschap
=> negatief => preventieve maatregelen
=> positief => postnatale interventie: inspuiting baby enkele uren postpartum om opbouw hepatitis b antilichamen te voorkomen + later vaccinatie: actieve immuniteitsopbouw

167
Q

HIV?

A

= human immunodeficiency virus
Bij start zwangerschap

168
Q

Rubella?

A

Bij start zwangerschap
=> negatief => preventieve maatregelen (vermijden personen huiduitslag) + vaccinatie baby/ moeder postpartum

169
Q

Syfilis?

A

Bij start zwangerschap of vooraf
=> positief => behandelen voor goede prognose moeder & kind

170
Q

Varicella?

A

Bij start zwangerschap
=> negatief => contact met personen die varicella doormaken vermijden

171
Q

Asymptomatische baceriurie?

A

Bij begin 2de trim
=> leukocyturie (witte bloedcellen in urine) + kweek op midstream (niet de eerste urine, eventjes plassen dan opvangen)
=> positief => behandelen + risico pyelonefritis (nierbekkenontsteking) vermindert

172
Q

GBS?

A

= Groep B streptococcen
= onschuldig in darmkanaal of in vagina (5-15% zwangeren)

Tussen 35-37w zw
Vaginale & rectale cultuur
Niet doen => vorig kind invasieve GBS ziekte of GBS-bacteriurie reeds opgespoord => onmiddellijk opstart antibiotica tijdens partus

Peniciline preventief toedienen bij
=> preterme arbeid (<35w)
=> langdurig gebroken vliezen (18u of meer)
=> koorts tijdens arbeid

173
Q

GBS & vaginale bevalling?

A

Bij vaginale bevalling => transmissie baby 50% => neonatale infecties (70% vd hersenvliesontstekingen) + 90% vd septicemiën (bloedvergiftiging)
=> 15-20% neonatale mortaliteit

174
Q

GBS infecties ?

A
  1. Early-onset GBS
    => overdracht moeder op kind tijdens arbeid & partus
    => intraveneuze peniciline tijdens arbeid
  2. Late-onset GBS
    => tot 3mnd na geboorte door zijn/haar verzorger
175
Q

Niet-routinematig?

A
  1. Chlamydia
  2. Hepatitis C
  3. Herpes simplex
  4. Herhaalde test CMV
  5. Herhaalde test toxoplasmose
  6. Asymptomatische bacteriële vaginose
176
Q

Wat is zwangerschapsdiabetes?

A

Bij 5% zwangeren

Ontstaat door invloed van zwangerschapshormonen op belastend alvleesklier => meer insuline aanmaken
Zwangerschapshormonen => lichaam ongevoeliger voor insuline (resistentie)
==> Bloedsuikerspiegel te hoog

177
Q

Meer kans zwangerschapsdiabetes?

A
  1. Eerder zwangerschapsdiabetes
  2. Eerder baby met GG > 4000 gram
  3. Overgewicht voor zw
  4. Directe familie met diabetes type 2 (ouders, broers, zussen)
  5. Te hoog cholesterolgehalte
  6. Te hoog bloedsuiker
178
Q

Glucose challenge test?

A

Tussen 24-28w zw

Vaststellen zwangerschapsdiabetes

50g glucose in 0,3l water over 5 minuten => na 1u glycemiemeting
Resultaat: < 130 mg/dl of > 130mg/dl
=> Hoger =>. Orale glucose tolerantie test om diagnose te stellen

179
Q

Wat is hypothyroïdie? Screening nodig?

A

Als je schildklier te weinig hormonen aanmaakt. Kan zorgen voor complicaties.

Screening is niet routinematig nodig. Enkel indien er bestaand risico is op schildklierpathologie.

180
Q

Hypothyroïdie?

A

Niet aanbevolen

Gevolgen
1. Miskraam
2. Zwangerschapsdiabetes
3. Pre-eclampsie
4. Prematuriteit
5. Neurologische stoornissen

181
Q

Vitamine D deficiëntie?

A

Niet aanbevolen

Wel bij zwangeren
=> huid weinig blootstelling zonlicht
=> donkere huid
=> vegetarisch of veganistisch dieet

Onvoldoende vitamine D
=> onvoldoende calciumopname => foetale morbiditeit

182
Q

Vitamine D?

A

=> zorgt voor calciumopname uit voeding + immuniteit! + activatie eiwitten voor botopbouw

Calcium nodig voor vorming & behoud tanden & botmassa

183
Q

Vitamine D deficiëntie - advies?

A

Niet routinematig testen

  1. Blootstelling huid aan zonlicht, zonder echt zonnen
  2. Voedingsmiddelen rijk aan vitamine D (eieren, visolie, vette vis, noten & volle melkproducten)
184
Q

Screening angst & depressie zw

A

Niet routinematig
Toch rekening mee houden!

185
Q

Wat doe je niet bij risico op vroeggeboorte?

A

Vaginaal toucher of echografisch meten cervix routinematig AFGERADEN!

Gekend risico of bevalling preterm dreigt te starten WEL echografisch cervix meten

186
Q

Risico op pre-eclampsie?

A

Bijkomend echografisch onderzoek bij zwangeren zonder verhoogd risico AFGERADEN!

187
Q

Bewaking zw na VBD?

A

< 1w voorbij VBD: geen routinematig CTG of echografische opvolging

Vanaf 41w kan inleiding bevalling

> 2w voorbij VBD: postterm of serotiniteit => verhoogde kans op perinatale morbiditeit & mortaliteit

188
Q

Prenatale diagnostiek?

A

= tijdig opsporen van prenatale afwijkingen bij de foetus

  1. Prenatale screening
  2. Invasieve prenatale diagnostiek
189
Q

Prenatale screening?

A

= chromosomale of lichamelijke afwijkingen opsporen

Resultaat is geen uitsluitsel, wel cijfer met kans op bepaalde afwijking

190
Q

Invasieve prenatale diagnostiek?

A

Prenatale screening => resultaat = verhoogd => verder onderzoek => meer zekerheid

Verder onderzoek is NOOIT verplicht!

191
Q

Prenatale screening - welke?

A
  1. Echografie
  2. NIPT
192
Q

Echografie?

A

= structurele afwijkingen diagnosticeren + NT-meting

Vanaf 18-22w zw

Niet alle aandoeningen voor geboorte zichtbaar

Echo onduidelijk of vermoeden afwijking => doorverwijzen

193
Q

NT-meting?

A

= Nuchal Translucency-meting
= Nekplooimeting

11-14w zw

Nekoedeem meten
Grens van 3,5 mm (99ste percentiel) => toegenomen nekoedeem => kan wijzen op chromosale afwijking

Leeftijd moeder >35j => verhoogde kans chromosoomafwijkingen

! Verdikte nekplooi kan bij gezond kind
! Geen verdikte nekplooi kan kind toch chromosomale afwijking hebben
=> makkelijk fouten gemaakt

194
Q

Chromosomale afwijkingen?

A

Trisomie 21 = Downsyndroom
Trisomie 18 = Edwarssyndroom
Trisomie 13 = Patausyndroom

Trisomie 13 & 18 => zeldzaam, ernstige verstandelijke & lichamelijke afwijkingen => vaak sterfte kort na geboorte

195
Q

NIPT?

A

= Niet-invasieve prenatale test
= foetaal celvrij DNA in het materneel bloed onderzoeken op chromosoomafwijkingen (trisomie 13, 18, 21) of andere aandoeningen & bloedgroep (Rh+ of Rh-) + geslacht foetus

12w zw => foetale fractie dan hoog genoeg in materneel bloed

Afwijkende waarde => eventueel invasieve prenatale screening (vlokkentest of vruchtwaterpunctie)

196
Q

Nipt - voordelen/nadelen?

A

++ Meer trisomie 21 opgespoord dan combinatietest (85% accuraat)
Zeer betrouwbaar: 99% => 1% missen & 1% vals positief
Combinatietest niet meer gedaan want NIPT sinds 2017 terugbetaald vanaf 12 w (8-9euro remgeld)
++ Aantal invasieve testen daalt (minder miskraamrisico)

– Vervangt vlokkentest of vruchtwaterpunctie niet: afwijkend resultaat => bevestiging door invasieve test
– Onmogelijk bij meerlingenzw
– Overslaan bij afwijkende NT-meting => direct invasieve screening

197
Q

Invasieve prenatale diagnostiek - welke?

A
  1. Chorionvillus biopsie (vlokkentest)
  2. Amniocentese (vruchtwaterpuntie)
  3. Navelstrengpunctie
198
Q

Chorionvillus biopsie?

A

= vlokkentest
Chorionweefsel zelfde genetische samenstelling als foetus
=> Chromosomale afwijkingen
=> Aantal stofwisselingsziektes
=> Aantal genetische afwijkingen
NIET neurale buisdefecten

11-13w zw

199
Q

Chorionvillus biopsie - voordelen/nadelen?

A

++ vroeg in zw
++ uitslag vrij snel bekend 5d-3w na procedure
++ vruchtzak wordt niet beschadigd

– minder betrouwbaar dan amniocentese
– kans op miskraam 0,5%

200
Q

Chorionvillus biopsie - procedure?

A

Twee technieken op basis van echografie
1. Transcervicaal: via vagina
2. Transabdominaal: via buikwand

Na ingreep => gevoel menses, lichte buikpijn & bloedverlies => binnen 12-24u roze/bruine afscheiding => tot 3-4w afscheiding

201
Q

Amniocentese?

A

= vruchtwaterpunctie
In vruchtwater cellen van huid & slijmvliezen foetus
=> Chromosomale afwijkingen
=> Aantal stofwisselingsziektes
=> Aantal genetische afwijkingen
=> Neurale buisdefecten

15 - 17w zw

202
Q

Amniocentese - procedure?

A
  1. Echo
  2. Ontsmetten buik
  3. Onder echogeleide naald doorheen buikwand tot in vruchtwater
  4. Aspiratie 20ml vruchtwater

Na ingreep => gevoel menses + aangeprikte plaats buikwand pijnlijk
! Druk buik & zware inspanningen vermijden)

203
Q

Amniocentese - voordelen/nadelen

A

++ vrij betrouwbaar
++ uitslag vrij snel bekend 5d na ingreep
++ meer informatie

– vruchtzak beschadigd
– kans op miskraam 0,3 - 0,5%

204
Q

Navelstrengpunctie?

A

20 - 22w zw

zeer uitzonderlijk

=> Chromosomale afwijkingen opsporen
=> rhesusproblematiek
=> vermoeden ernstige anemie

205
Q

Navelstrengpunctie - procedure?

A
  1. Onder echo bloedvat in navelstreng aanprikken
  2. Enkele ml bloed foetus
206
Q

Navelstrengpunctie - voordelen & nadelen?

A

Weinig voordelen

– in gespecialiseerde centra
– kans op miskraam 1 - 2%

207
Q

Vaccineren ja of nee?

A

Afweging
=> kans op contact met ziekte?
=> risico’s foetus/ moeder bij ziekte?
=> risico’s foetus bij vaccinatie?

208
Q

Vaccins afraden?

A

Vaccin met levende virussen bacteriën afgeraden door transplacentaire passage & kans infectie

209
Q

Aanbevolen vaccins voor zw?

A
  1. mazelen
  2. bof
  3. rubella
  4. gele koorts
  5. buiktyfus
  6. varicella
    => voor zwangerschap (1maand wachten om zw te worden)
210
Q

Aanbevolen vaccins tijdens zw?

A

door Hoge Gezondheidsraad
1. Kinkhoest
2. Influenza
3. COVID-19

211
Q

Hoe kan je screenen naar psychosociale problemen?

A
  • Psychiatrische voorgeschiedenis (+ die van familie)
  • Middelengebruik
  • Gebrek aan steun (ook van partner)
  • Seksueel geweld
  • Ongeplande zwangerschap
  • Zwangerschapscomplicaties
  • Kwetsbare groepen
212
Q

Whooley-vragen?

A
  1. Heb je gedurende de voorbije maand vaak last gehad van neerslachtigheid, depressief of wanhopig gevoel?
  2. Had je gedurende de laatste maand minder plezier of interesse in wat je doet?
213
Q

Wat is serotiniteit?

A

Vanaf 42 voltooide weken zwangerschap. Kans op perinatale morbiditeit en mortaliteit stijgt.

214
Q

Vanaf wanneer inleiden?

A

41 weken

215
Q

Hoeveel kinderen worden geboren met aangeboren of congenitale misvorming?

A

3000 per jaar
Waarvan 10% uit risicofamilie!

216
Q

Verdikte nekplooi = afwijking?

A

Neen, kan ook bij gezonde kinderen
Omgekeerd: niet alle kinderen met chromosomale afwijking hebben een verdikte nekplooi

217
Q

Gevaar van de griep tijdens zw?

A

Minder weerstand > 7x meer kans op ziekenhuisopname!

Algemeen verhoogd risico op complicaties (vroeggeboorte, laag geboortegewicht, miskraam)

218
Q

Wanneer influenza vaccin? Kostprijs?

A

Vanaf 14w zw
Wachten op het nieuwe vaccin dat in oktober op de markt komt

Deels terugbetaald door mutualiteit

219
Q

Kan je een baby vaccineren tegen de griep?

A

Enkel na 6 maanden
Tijdens zwangerschap vaccin = extra bescherming voor foetus!

220
Q

Pertussis?

A

= Kinkhoest

Ernstige besmettelijke ziekte luchtwegen
Gevaarlijk voor baby’s

Antistoffen na doormaken niet levenslang aanwezig

221
Q

Welk vaccin tegen pertussis? Kosten?

A

Boostrix: combinatievaccin van kinkhoest, tetanus en difterie

Gratis

Antistoffen dalen & verdwijnen na 5-10jaar => herhalingsvaccin!

Geen contra-indicaties, tenzij allergische reactie voor het vaccin

222
Q

Hoe beschermen we baby’s tegen pertussis?

A

OMGEVING
Vaccin bij moeder tijdens zwangerschap 24-32w: baby wordt geboren met antistoffen
Cocoonvaccinatie: verzorgers van baby worden ook beschermd en geven minder snel door

BABY ZELF
Eerste vaccin aan 8 weken
Pas goed beschermd na 3de dosis aan 16 weken

223
Q

Welk advies geeft de hoge gezondheidsraad over kinkhoestvaccinatie?

A
  1. ALLE zwangeren tussen 24-32w vaccineren, bij elke zwangerschap
  2. Bovenstaande niet gedaan? Zsm postpartum wel doen (cocoon)
  3. Cocoonvaccinaties liefst enkele weken voor bevalling
  4. Algemeen aangeraden voor alle volwassenen en zeker diegenen die in contact komen met zuigelingen
224
Q

Aandachtspunten bij palpatie?

A

1.Het voorliggend deel (caput) ingedaald => bipariëtale diameter door het vlak van de bekkeningang heen
2. Besluiten of het caput ingedaald => vereist vaardigheid & beoordelingsvermogen bij de interpretatie van de klinische bevindingen
=> Normaal indaling bij primigravida rond w37-38
=> Bij multigravida occasioneel bij vrouwen die stevige buikspieren hebben <=> meestal pas na begin arbeid
3. VIBI niet altijd hoofd ingedaald => Een niet-ingedaald caput is hoog en vrij beweeglijk, de grootste diameter bevindt zich boven de bekkeningang. Een niet-ingedaald hoofd kan echter gedeeltelijk in het bekken zitten en toch onbeweeglijk zijn ook al is de bipariëtale diameter niet door de bekkeningang gegaan. Bv. hydrocefalie
4. Oorzaken van het niet indalen van het caput: geen uitzetting van het OUS, grootste diameter van het caput in deflexie, cefalopelvische disproportie (CPD), meerlingzwangerschap, polyhydramnion, volle blaas, placenta praevia en placenta tumoren.

225
Q

Vaginaal toucher richtlijn?

A

Niet zinvol om routinematig uit te voeren.

Beperken op einde zw ➡️ bacteriën uit vulva & vagina naar cervix door toucher

226
Q

Waar moet je aan denken bij een lage frequentie van de FHT en waarom?

A

Bij een hoge moederlijke hartfrequentie of bij een lage foetale hartfrequentie kan het nuttig zijn om tegelijk met het beluisteren van de FHT de moederlijke pols te voelen. Het kan namelijk gebeuren dat men zich vergist tussen foetale harttonen en moederlijke hart- of vaattonen

227
Q

Je kan de meest recente KCE-richtlijnen met betrekking tot prenatale opvolging opzoeken & toelichten

A

In 2015 een update van richtljn uit 2004: Onderzoeken afgeraden die niet duidelijk grotere voor- dan nadelen bieden voor moeder en kind
=>KCE sluit aan bij WHO