2018 september Flashcards

1
Q

De klachten van de 24-jarige patiënte herstellen vrijwel geheel spontaan, maar een jaar later komt ze
opnieuw bij de neuroloog. Nu heeft ze sinds enkele dagen klachten van een wazig zicht aan haar linker oog.
Ook doet het pijn achter het linker oog. Bij navraag heeft patiënte iets dergelijks al eens eerder
doorgemaakt, maar destijds was het rechter oog aangedaan. De neuroloog vermoedt nu dat patiënte lijdt
aan Multiple Sclerose.
Hoe heet de aandoening van het linker oog die optreedt in het kader van multiple sclerose?

A

Neuritis optica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ee􀅶 􀇀rou􀇁 􀇀a􀅶 46 jaar is 􀄏eke􀅶d 􀅵et epilepsie. Haar part􀅶er 􀇀ertelt de 􀅶euroloog hoe zo􀍛􀅶 aa􀅶􀇀al eruitziet:
􀍛ze 􀇀alt plotseli􀅶g op de gro􀅶d e􀅶 is da􀅶 hele􀅵aal stijf. Haar ar􀅵e􀅶 e􀅶 benen zijn gestrekt en ze is dan niet
aanspreekbaar. Ze loopt blauw aan en lijkt niet te ademen. Na ongeveer een halve minuut ontstaan er
schokken van de armen en de benen, waarbij ze moeilijk ademhaalt en verder blauw aanloopt. Die schokken
verdwijnen na ongeveer een minuut en dan is ze nog zeker 5 minuten bewusteloos. Daarna komt ze
Daarna komt ze langzaam bij maar is ze nog wel flink in de war.

Wat is de correcte wetenschappelijke naam voor de hierboven beschreven aanval?

A

gegeneraliseerd Tonisch clonisch insult

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Op de polikliniek kinderneurologie ziet de neuroloog een jongetje van 6 jaar. Hij heeft enkele malen per dag
aa􀅶􀇀alletjes 􀇀a􀅶 e􀅶kele se􀄐o􀅶de􀅶 􀍞stare􀅶􀍟. Hij stopt da􀅶 􀅵et zijn bezigheden, kijkt wezenloos voor zich uit
en reageert dan niet wanneer hij wordt aangesproken. Direct na de aanval is hij weer normaal. Er zijn geen
spiertrekkingen.

A

absences

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bij een patiënt op de polikliniek kinderneurologie wordt door de neuroloog een nystagmus waargenomen.
Deze is aanwezig bij kijken in alle blikrichtingen en heeft een in alle blikrichtingen de langzame fase naar
rechts.
Wat is de correcte omschrijving van deze nystagmus – zowel qua graad als richting?

A

Derde graads nystagmus naar links

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een circusartiest (25 jaar) valt van een 3 meter hoge trapeze. Hij blijft 5 minuten bewegingloos op de grond
liggen, waarna hij weer langzaam bijkomt, verward reageert en klaagt over hoofdpijn. Bij onderzoek door de
neuroloog valt op dat de patiënt dubbel ziet wanneer hij naar links kijkt, maar niet wanneer hij naar rechts
kijkt. Bij afdekken van het linker oog valt het linker dubbelbeeld weg.
Geef de exacte benaming van de dubbelbeelden die hierboven beschreven staan.

A

ongekuiste dubbelbeelden links

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een vrouw van 77 jaar wordt steeds trager in haar doen en handelen. Bij onderzoek is er een verhoogde
spierweerstand (tonus) bij passief bewegen van de ledematen.
Welke uitspraak ten aanzien van de verschillende soorten van verhoogde tonus is correct?

A

Bij spasticiteit neemt de verhoogde tonus toe bij snelle bewegingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uit welk deel van de neurale buis ontwikkelen zich de cellen die in de achterhoorn van het ruggenmerg
gelegen zijn?

A

Vleugelplaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk groeitype is verantwoordelijk voor het ontstaan van de opercula?

A

Secundaire groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Uncus

A

Lobus temporalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke structuur heeft zich uit ependym ontwikkeld?

A

Bloementuiltje van Bochdalek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke ascenderende vezels eindigen in de ventrale posterolaterale (VPL) kern?

A

2de neuron van de neo-spinothalame pijnbaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk type vezels zijn gelegen in de laterale en mediale delen van de pedunculi cerebri?

A

Corticopontiene vezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke rui􀅵te 􀇁ordt op rugge􀅶􀅵ergs􀅶i􀇀eau 􀇀aak aa􀅶geduid 􀅵et 􀍞spi􀅶ale rui􀅵te􀍟?

A

Subarachnoidaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk sinus mondt NIET rechtsreeks uit in het confluens sinuum?

A

Sinus sagittalis inferior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke typen vezels bevatten de ruggenmergzenuwen die horen bij ruggenmergsegment C5?

A

Afferente en somatomotorische vezels, maar geen autonome vezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bij de ziekte van Alzheimer tonen de hersenen verschillende afwijkingen. Welke afwijking hoort daar NIET
specifiek bij?

A

Lewy lichaampjes

17
Q

Een man van 38 jaar heeft pijn die uitstraalt naar zijn rechterbeen. De neuroloog denkt aan een radiculair
syndroom. Wat is er waar te nemen aan de been-reflexen bij een radiculair syndroom L5?

A

Er wordt geen verandering in de beenreflexen waargenomen

18
Q

Een 64-jarige man komt op de SEH binnen met een halfzijdige verlamming rechts die sinds anderhalf uur
bestaat. Hij is bekend met hypertensie en hypercholesterolemie en hij rookt. Hij gebruikt alleen een
bloeddrukverlager. De afgelopen weken is er niets bijzonders gebeurd. Zijn bloeddruk is 140/90mmhg. De
neuroloog vindt inderdaad een halfzijdige verlamming en taalstoornis. Er wordt een CT-scan van de hersenen
verricht die geen afwijkingen laat zien.
Welke behandeling heeft in deze fase in casus 15 de voorkeur om in te zetten?

De man uit casus 15 wordt opgenomen op de braincare unit van de afdeling neurologie. Drie dagen later
krijgt hij een bewustzijnsdaling. Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak hiervan?

A

Trombolyse IV
binnen 4.5 uur
infarct

zwelling van het infarct

19
Q

Een patiënte van 35 jaar komt langs op de poli neurologie in verband met maandenlange bestaande
hoofdpijn. Ook ziet ze wazig. In haar voorgeschiedenis is ze bekend met somberheidsklachten en obesitas. Ze
gebruikt geen medicatie behalve een anticonceptiepil. Bij lichamelijk onderzoek vindt de neuroloog een BMI
van 31, beiderzijds een matige visus en bij fundoscopie een gering papiloedeem beiderzijds.
Welke twee diagnoses zijn het meest waarschijnlijk bij de patiënte uit casus 17?

A

Sinustrombose, idiopathische intracraniële hypertensie

20
Q

is feitelijk geen zenuw?

A

n. olfactorius

21
Q

bedient slechts één uitwendige oogspier?

A

n. abducens

22
Q

bedient de traanklier?

A

n. oculomotorius

23
Q

Op welke wijze verschilt een synaptische potentiaal (IPSP/EPSP) van een actiepotentiaal?

A

Een synaptische potentiaal kan depolariserend of hyperpolariserend zijn

24
Q

Wat is GEEN functie van de basale kernen in de hersenen?

A

Initiatie van skeletspierreflexen

25
Q

Op welke structuur projecteren de basale kernen?

A

thalamus

26
Q

Wat veroorzaakt prikkeling van -motoneuronen in de spierspoelen?

A

Toegenomen actiepotentiaalfrequenties in de spierspoel afferenten

27
Q

Welke bewering over het ontstaan van het sarcolemmale actiepotentiaal in de neuromusculaire junctie is
juist?

A

Het ontstaat door stimulatie van de muscarine receptoren

28
Q

Op welke wijze verlagen de spierspoelafferenten de tonus van de antagonistische skeletspier?

A

Door activatie van inhiberende interneuronen

29
Q

Hoe controleert het cerebellum snelle aangeleerde bewegingen?

A

Door proprioceptieve informatie uit de deelnemende skeletspieren te ontvangen

30
Q

De 􀍚gatec 􀄐o􀅶trol theorie􀍛 􀇀a􀅶 pij􀅶o􀅶derdrukki􀅶g 􀄏es􀄐hrijft de i􀅶tera􀄐tie tussen de kleine pijngeleidende
vezels en de grote sensorische vezels. Beide typen vezels prikkelen achterhoorncellen van de tractus
spinothalamicus. Echter, activiteit in de grote sensorische vezels remt de achterhoorncellen waardoor de
pijngewaarwording afneemt.
Welke van de onderstaande beweringen vat de essentie van deze vorm van spinale modulatie correct samen?

A

De grote sen􀅶soris􀄐e 􀇀ezels 􀇀eroorzake􀅶 IPSP􀍛s i􀅶 i􀅶ter􀅶euro􀅶e􀅶 􀇁ie􀅶s uitlopers de sy􀅶apse􀅶 tusse􀅶
kleine pijn geleidende vezels en de achterhoorncellen inhiberen (pre-synaptische inhibitie

31
Q

De relatie tussen de stimulusintensiteit en de waargenomen intensiteit is complex en afhankelijk van het
type waarneming. Welke van de onderstaande waarnemingen kent de meest lineaire relatie? (Dus
verdubbeling van het onderstaande item geeft ook subjectief een verdubbeling van de intensiteit.)

A

Tijdsinterval