2. Ziekte, Gezondheid En Handicap In Een Sociologisch Perspectief Flashcards

1
Q

Definities van wat ziek of gezond is, veranderen door

A
  1. Vooruitgang in wetenschap
  2. Ziektes komen en gaan vb. Hysterie en burnout
  3. Maatschappelijke aanvaarding van omschrijving verandert
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Burn-out (Hoge Gezondheidsraad)

A

Is de uitputting als gevolg van een langdurig gebrek aan wederkerigheid tussen de investering en wat iemand terugkrijgt. het heeft een impact op de beheersing van emoties en cognitieve vermogen en kan leiden tot veranderingen in gedrag en attitudes, wat leidt tot een gevoel van professionele onbekwaamheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Burn-out (WHO)

A

Burn-out is een syndroom dat het resultaat is van chronische stress op het werk die niet succesvol beheerst werd.
Het is gekenmerkt door drie dimensies
1. Energie-uitputting of vermoeidheid
2. Vergrootte mentale afstand tegenover de job, of negatieve/cynische gevoelens gerelateerd aan de job
3. Verminderde professionele efficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Susan Sonntag

A

Ziekte als metafoor
—> metaforen die aan ziekte hangen kunnen ervoor zorgden dat patiënten meer lijden, metaforen zijn niet onschuldig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Disease

A
  1. Gestoorde werking van een of meer organen, afwijking in de structuur en/of het functioneren van het lichaam als een biologisch organisme
  2. Diagnostische categorieën gebruikt door een arts
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Illness

A

Ervaring van ziek zijn en de betekenis die aan die ervaring wordt gegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sickness

A

Gerapporteerde illness

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gezondheid (WHO)

A

Staat van complete fysieke, mentale en sociale welzijn en niet enkel de afwezigheid van ziekte of gebrek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Huidige definitie van gezondheid (WHO)

A

Gezondheid wordt gezien als een hulpbron voor het dagelijks leven en niet het doel van het leven: het is een positief concept dat de nadruk legt op zowel persoonlijke hulpbronnen als de fysieke mogelijkheden van een sociaal wezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gezondheid (Huber)

A

Gezondheid is het vermogen om zich aan te passen en eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zes dimensies van gezondheid volgens Huber

A
  1. Lichamelijke functies
  2. mentale functies en beleving
  3. Spirituele/existentiele dimensie
  4. Kwaliteit van leven
  5. Sociaal-maatschappelijke participatie
  6. Dagelijks functioneren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Andere naam voor individueel model

A

Personal tragedy model / deficit model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Individueel model

A

Mensen met een ziekte of handicap wijken af en vertonen een deficit. De maatschappij is neutraal en onveranderlijk. DUS: de mensen moeten zich aanpassen aan hun deficit, moeten worden gecorrigeerd en daarbij geholpen worden door professionals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sociaal model

A

Model benadrukt de barrières in de samenleving dus de samenleving moet zich aanpassen en niet de persoon met een ziekte/handicap. Oplossingen moeten worden gezocht op maatschappelijke niveau voor de factoren die mensen met een ziekte/handicap ervan weerhouden om volledige te participeren in de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ICF

A

International classification of functioning, disability and health

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Integratiemodel: ICF

A

Beschrijft hoe mensen omgaan met hun gezondheidstoestand. Gezondheid wordt beschreven vanuit een lichamelijk individueel en maatschappelijk perspectief. ICF bevat ook omgevingsfactoren omdat iemands functioneren - en ook problemen daarmee - plaatsvinden in een bepaalde context.
(ZIE OOK FIGUUR)

17
Q

Gezondheid meten aan de hand van…

A

Mortaliteit = levensverwachting bij geboort
Morbiditeit = voorkomen van ziektes

18
Q

Gezondheid als waarde en norm

A

Waarde = betekenisgevend ideaal, overtuiging over wat er nagestreefd wordt en zou moeten worden. Het is iets dat we belangrijk vinden en vaak in een woord wordt omschreven (vb. Vrijheid)

Norm = gedragsregels waarop je jezelf of een ander kan afrekenen

19
Q

Stigma

A

Gezien worden door anderen als minderwaardig of onacceptabel en daardoor geen volledige/volwaardige sociale aanvaarding krijgen

20
Q

Soorten stigma

A
  1. Felt stigma = stigma zoals het wordt aangevoeld
  2. Enacted stigma = stigma zoals het wordt ervaren
  3. Courtesy stigma = stigma van relatie/band met lid van gestigmatiseerde groep
21
Q

Health Stigma and Discrimination Framework

A
  1. Drivers: vb. Stereotypen, angst voor infectie, sociale oordelen, …
  2. Facilitators: vb. culturele normen, sociale en gender normen, gelijkheid
  3. Intersecting stigma’s: gezondheidsgerelateerde stigma’s en stigma’s over gender, ras, beroep, seksuele oriëntatie
  4. Manifestations: 4.1 stigma experiences: vb. Geïnternaliseerd stigma
    4.2 stigma practices: vb. Problemen met vinden van werk
  5. Outcomes: 5.1 Affected populations: vb. Toegang tot recht, therapietrouw
    5.2 Organizations and institutions: vb. Niet meer mogen rijden, sociale bescherming
  6. Health & social impacts vb. QOL, morbiditeit, sociale inclusie