2 Het Werk Flashcards
1
Q
The geography
A
De aardrijskunde
2
Q
The background information
A
De achtergrondinformatie
3
Q
Closed
A
Afgesloten
4
Q
To derive / deduce
A
Afleiden
5
Q
All
A
Allemaal
6
Q
The meaning, intention
A
De bedoeling
7
Q
The business outing
A
Het bedrijfsuitje
8
Q
Except / besides
A
Behalve
9
Q
To limit
A
Beperken
10
Q
To visit
A
Bezoeken
11
Q
To contact
A
Contact opnemen met
12
Q
Because of that
A
Daardoor
13
Q
The flyer
A
De folder
14
Q
The guest
A
De gast
15
Q
The noise
A
Het geluid
16
Q
The noise nuisance
A
De geluidsoverlast
17
Q
To agree with
A
Het eens zijn met
18
Q
To hear
A
Horen
19
Q
The homework
A
Het huiswerk
20
Q
The office
A
De kantoorruimte
21
Q
The open office plan
A
De kantoortuin
22
Q
The teacher
A
De leerkracht, de docent
23
Q
To bring along
A
Meebrengen met zich
24
Q
Multiple, several
A
Meerdere