18 Politik, Religion Und Geschichte Flashcards

1
Q

Der Bundestagsabgeordnete

A

Het parlementslid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bundesweit

A

Landelijk, in de hele Bondsrepubliek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Die Behörde

A

De dienst, de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Das Bundesland

A

De deelstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Der Landstag

A

Het parlement van een deelstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Der Kreis

A

Het district

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Die Kommune

A

Het district

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Die Kommune

A

De gemeente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Die Verwaltung

A

Het bestuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Die Tagesordnung

A

De agenda, de orde van de dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Das Protokoll

A

De notulen, het verslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Die Einhaltung

A

De naleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Amtieren

A

In functie zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Das Bündnis

A

Het verbond, het bondgenootschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Das Flugblatt

A

Het pamflet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Das Sprachrohr

A

De spreekbuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Der Beauftrage

A

De verantwoordelijke

18
Q

Der Asylbewerber

A

De Asielzoeker

19
Q

Die Aufenthaltsgenehmigung

A

De verblijfsvergunning

20
Q

Der Einheimische

A

De autochtoon

21
Q

Die SED-Herrschaft

A

De macht van de oost Duitse staatspartij

22
Q

Der stacheldraht

A

Het prikkeldraad

23
Q

Die Sperranlage

A

De afsluiting, de versperring

24
Q

Die Staatssichetheit/stasi

A

De Binnenlandse veiligheidsdienst

25
Q

Die Spaltung

A

De splitsing, de verdeeldheid

26
Q

Der Spitzel

27
Q

Die Umwälzung

A

De omwenteling

28
Q

Die Bundeswehr

A

De Duitse strijdkrachten

29
Q

Der Sturmangriff

A

De bestorming

30
Q

Der Gottesdienst

A

De dienst, de gebedsdienst

31
Q

Das Mahnmal

A

Het gedenkteken

32
Q

Der Wallfahrtsort

A

De bedevaartplaats

33
Q

Das Anwesen

A

Het huis en erf

34
Q

Die Emanze

A

De geëmancipeerde vrouw

35
Q

Die Diäten

A

De (onkosten-) vergoeding voor parlementariërs

36
Q

Die Gipfelkonferenz

A

De topconferentie

37
Q

Der Nahost

A

Het nabije oosten

38
Q

Evangelisch

A

Protestant

39
Q

Heiligabend

A

Kerstavond

40
Q

Das Kruzifix

A

Het kruisbeeld

41
Q

Das Stift

A

De abdij, het seminarie