1 Menschliche Beziehungen (deel 1) Flashcards
1
Q
Die Beziehung
A
De relatie, het contact
2
Q
Verführerisch
A
Verleidelijk
3
Q
Buhlen um
A
Dingen naar, wedijveren om
4
Q
Der Antrag
A
Het aanzoek
5
Q
Anständig
A
Net, fatsoenlijk
6
Q
Die Ehe
A
Het huwelijk
7
Q
Der Familienstand
A
De burgerlijke staat
8
Q
Der Nachwuchs
A
De kinderen
9
Q
Die Zuwendung
A
De aandacht
10
Q
Das Verhaltensmuster
A
Het gedragspatroon
11
Q
Vernachlässigen
A
Verwaarlozen
12
Q
Der Unterhalt
A
De alimentatie
13
Q
Die Verwandtschaft
A
De familie
14
Q
Die Angehörigen
A
De familieleden, de leden van een groepering
15
Q
Die Vorfahren
A
De voorouders