1. Energie ✔ Flashcards

1
Q

Hoge gezondheidsraad

A

=> vertellen Belgische aanbevelingen (energieverbruik)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is 1 kcal?

A

Energie
=> 1g water: 1° laten stijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Voornaamste energiebronnen (+ energie / g)

A

eiwit
=> 4 kcal/g

koolhydraten
=> 4 kcal/g

vet
=> 9 kcal/g

alcohol
=> 7 kcal/g

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Negatieve calorieën

A

calorieën van voedsel dat minder kcal oplevert
dan het kost om af te breken

= fabeltje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Energiebalans

A

De hoeveelheid calorieën die gegeten worden,
in verhouding tot de hoeveelheid die het lichaam nodig heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gewichtsbehoud

A

Over een langere periode evenveel eten als het lichaam nodig heeft
=> langer dan een week
(dagdagelijkse verschillen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gewichtstoename

A

Over een langere periode meer eten dan het lichaam nodig heeft
=> langer dan een week
(dagdagelijkse verschillen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Energiebalans: klein verschil, grote impact (voorbeeld)

A

Elke dag suikerklontje te veel eten (20 kcal)
=> 1 kg bijkomen / jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Definitie BMR (basaal metabolisme)

A

de som van minimumactiviteiten van alle lichaamscellen in een evenwichtssituatie onder gecontroleerde omstandigheden.

het is de energie voor hartslag, ademhaling, controleren lichaamstemperatuur, activiteiten zenuwstelsel, hormoonproducerende klieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

BMR berekenen adhv deze formule

A

Methode van Spijker en Van den Hoven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Factoren die Energiebehoefte beïnvloeden (BMR)

A
  • lichaamsgewicht / lichaamssamenstelling
  • leeftijd
  • geslacht
  • groei, zwangerschap, lactatie
  • hormonen
  • voeding -en gezondheidstoestand
  • klimaat
  • medicatie
  • stress
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Totale energiebehoefte per dag

A

BMR x PAL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Functie van PAL-waarde?

A

PAL-waarde geeft de dagelijkse gemiddelde fysieke activiteit weer
= schatting

=> vermenigvuldigen met basaal metabolisme voor totale energiebehoefte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Factoren met invloed op verbruik tijdens sport (6)

A
  • lichaamsgewicht
  • lichaamssamenstelling
  • frequentie
  • intensiteit
  • trainingsduur
  • type / aard sport
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

MET afkorting?

A

Metabool Equivalent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is MET?

A

MET van een inspanning = verhouding energieverbruik tijdens inspanning en energieverbruik in rust

energiegebruik uitdrukken in relatie tot lichaamsgewicht

17
Q

Waarmee komt 1 MET overeen?

A

1 kcal per {kg lichaamsgewicht per uur}
of
3,5 mL zuurstofopname per {kglichaamsgewicht per minuut}

18
Q

formule energieverbruik per minuut (kcal / min)

A

= (MET-waarde x 3,5 x lichaamsgewicht) / 200

19
Q

Factoren met invloed op energieverbruik tijdens inspanning (4)

A

1) gewicht
2) VO2
3) hartfrequentie
4) duur

20
Q

Stappen energieverbuik berekenen

A

1) rustmetabolisme berekenen

2) PAL bepalen

3) rustmetabolisme over 24u

4) energieverbuik tijdens sportactiviteit

Stap 3 + Stap 4 = totale dagelijkse energiebehoefte

21
Q

Definitie VO2max

A

De maximale hoeveelheid zuurstof die spieren kunnen opnemen
en verwerken in een bepaalde tijd.

= hoeveelheid mL zuurstof per minuut per kg lichaamsgewicht

22
Q

Factoren die VO2max beïnvloeden (5)

A

1) erfelijkheid
2) maat van training
3) leeftijd
4) geslacht

5) soort sport
=> hoeveelheid gerekruteerde spiervezels

23
Q

Hoe VO2 achterhalen?

A

Gebruikt percentage VO2max berekenen adhv formules

= weten, niet kunnen

24
Q

Energiesysteem:
Adenosinetrifosfaat (ATP) & creatinefosfaat (CP)

A

1) ATP => ADP + Pi
=> vrijkomen van veel energie (voorraad voor 4 seconden)

2) CP => C + Pi

3) ADP + Pi => ATP
=> opnieuw energie (voorraad voor 20 seconden)

(enkel bij zware arbeid)

25
Q

Functie creatinesupplementen

A

creatinefosfaatvoorraad vergroten
=> langer gebruik maken van snelle energie

26
Q

Energiesysteem:
Aerobe glycolyse

A

Glucose splitsen adhv zuurstof

Mitochondrieën
=> glucosemolecule opsplitsen in 34 ATP’s

    • heel veel glycogeen & vet in lichaam
  • > aerobe verbanding oneindig, tot substraten uitgeput zijn*
27
Q

Energiesysteem:
Anaerobe glycolyse

A

Glucose zonder zuurstof

Vorming melkzuur / lactaat
=> glucosemolecule opsplitsen in 2 ATP’s

= sneller & minder effectief dan aerobe glycolyse

28
Q

Energiesysteem:
Vetverbranding

A

vetten => glycerol + vetzuren

mitochondrieën
vetzuren => acetylCoA

krebscylus
=> ATP vormen

29
Q

Cyclus energieverbuik door sport

A

1) Cytoplasma
glucose + O2 => pyruvaat + ATP

2) mitochondrieën
pyruvaat => Acetyl-CoA (
Acetyl-CoA verwerkt in krebscyclus

3) oxidatieve fosforylering
=> alles omzetten in water en koolstof
=> vrijkomen extra energie

30
Q

Vorming lactaat

A

Anaerobe glycolyse
glucose => lactaat + waterstofionen + ATP

31
Q

De anaerobe drempel

A

Punt waarop intensiteit te hoog is
=> te weinig zuurstofopname

aeroob => anaeroob
= overschakelen naar anaerobe verbranding

training zorgt voor stijging VO2max
=> langer aerobe verbranding
=> anaerobe drempel verschuiven

32
Q

Hoe & waarom de anaerobe drempel bepalen?

A

Hoe? loop -of fietstest
=> bepaalde hartslag aan anaerobe drempel koppelen

Waarom?
=> niveau van geoefendheid bepalen
=> hartslagzones bepalen

33
Q

Hartslagzones

A

Hfmax = 220 - leeftijd

50-60% = vetverbranding
60-70% = algemene fitheid
70-80% = aerobe uithoudingsvermogen
80-90% = prestatiecapaciteit
90-100% = anaerobe capaciteit, uitputting